ECLI:NL:RBNNE:2024:975

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
18-082385-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor deelname aan criminele organisatie en medeplichtigheid aan gewapende overval, veroordeling voor mishandeling en diefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 maart 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2003. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie en medeplichtigheid aan een gewapende overval op een fastfoodrestaurant. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval en dat de verklaringen van medeverdachten niet betrouwbaar genoeg waren om tot een veroordeling te komen. De verdachte was wel aanwezig bij gesprekken over het plegen van overvallen, maar dit was onvoldoende om zijn betrokkenheid te bewijzen.

De rechtbank heeft de verdachte echter wel veroordeeld voor mishandeling, vernieling, en diefstal van meerdere scooters. De mishandeling vond plaats op 18 september 2022, waarbij de verdachte zijn partner en een buurvrouw heeft geslagen en geschopt. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 6 maanden opgelegd, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte en de ernst van de feiten. De vordering van de benadeelde partijen is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
Parketnummers 18/082385-23; 18/249123-22 (ttz. gev); 18/251556-22 (ttz. gev); 18/053623-23 (ttz. gev); 18/307757-20 (tul)
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 maart 2024 in de zaken van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] , huidig BRP-adres [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 januari 2024 (inhoudelijk), 2 februari 2024 en 21 maart 2024 (sluiting onderzoek).
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. Hartman, advocaat te
Amsterdam-Duivendrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen, mr. J. Westerhof en mr. G.R. Stoeten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is bij afzonderlijke dagvaardingen het navolgende ten laste gelegd.
18/082385-23
De tenlastelegging in de zaak met parketnummer 18/082385-23 is als bijlage (1) aan dit vonnis gehecht en geldt als hier ingevoegd.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte: 1.
de deelname aan een criminele organisatie welke organisatie tot oogmerk had het plegen van diefstallen met geweld in vereniging en afpersingen in vereniging, van welke organisatie verdachte leider was, in de periode van 8 januari 2023 tot en met 14 januari 2023 te [plaats] ;
2. [ [onderzoek naam]
primair
het medeplegen van diefstal met (bedreiging van) geweld op [bedrijf] [plaats] [bedrijf] op 9 januari 2023 te [plaats] ;
subsidiair
het medeplegen van de uitlokking van het medeplegen van voornoemde diefstal met geweld;
Meer subsidiair
het medeplegen van de medeplichtigheid aan het medeplegen van voornoemde diefstal met geweld;
3. [ [onderzoek naam]
primair
het medeplegen van poging tot diefstal met (bedreiging van) geweld op [bedrijf] , meermalen gepleegd, in de periode van 8 januari 2023 tot en met 14 januari 2023 te [plaats] ;
subsidiair
het medeplegen van de uitlokking van het medeplegen van voornoemde diefstal met geweld;
meer subsidiair
het medeplegen van de medeplichtigheid aan het medeplegen van voornoemde diefstal met geweld;
meest subsidiair
het medeplegen van het verrichten van voorbereidingshandelingen tot het medeplegen van diefstal met geweld en/of afpersing op [bedrijf] in de periode van 8 januari 2023 tot en met 14 januari 2023 te [plaats] .
18/249123-22
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 april 2022, althans in of omstreeks de periode van 5 april 2022
tot en met 7 april 2022 te [geboorteplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (meermalen/telkens) een scooter/bromfiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n), te weten;
  • een (zwarte) Vespa (Piaggio) (lx50 4 takt met speciale witte stiksels op de bekleding) met kenteken [kenteken 3] , geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1] (althans een ander dan verdachten(n)), en/of
  • een (grijze) Vespa (Piaggio) (LK) met kenteken [kenteken 1] , geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] (althans een ander dan verdachten(n)), en/of
  • een Vespa (Piaggio) (LX 2, kleur grijs zilver, met een zwart leren zadel) met kenteken [kenteken 2] , geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (althans een ander dan verdachten(n)), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen scooter(s)/bromfiets(en) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
18/251556-22
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 18 september 2022 te [geboorteplaats] [slachtoffer 5] heeft mishandeld door haar
  • aan de haren naar de grond te trekken en/of
  • in de buik, althans tegen het lichaam te schoppen/trappen en/of
  • haar meermalen in het gezicht te stompen en/of te slaan en/of
  • (met een telefoon) in het gezicht te slaan, althans in/tegen het gezicht te gooien;
2
hij op of omstreeks 16 september 2022 te [geboorteplaats] opzettelijk en wederrechtelijk een raam van een woning gelegen aan/nabij het [adres] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3
hij op of omstreeks 18 september 2022 te [geboorteplaats] opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4
hij op of omstreeks 18 september 2022 te [geboorteplaats] [slachtoffer 6] heeft mishandeld door haar in het gezicht te stompen en/of te slaan en/of in de buik, althans tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen.
18/053623-23
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 februari 2023 te [plaats] , gemeente [plaats] ,
een scooter, merk Vespa, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft
gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit
goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Daarnaast heeft de officier van justitie ter terechtzitting één feit ad informandum gevoegd:
1. Het voorhanden hebben van een mes (categorie IV onder 7° van de van de Wet Wapens en Munitie) te [plaats] , gemeente [plaats] , op 22 februari 2023.

Beoordeling van het bewijs

Omwille van de leesbaarheid van dit vonnis zal de rechtbank het onder 1 tenlastegelegde (criminele organisatie) bespreken na de bespreking van het onder 2 ( [onderzoek naam] ) en 3 ( [onderzoek naam] ) tenlastegelegde.

Ten aanzien van parketnummer 18/082385-23 feiten 2 en 3 ( [onderzoek naam] )

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder
2 primair en subsidiair en 3 primair, subsidiair en meer subsidiairtenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Zij heeft daartoe aangevoerd dat het handelen van verdachte niet gekwalificeerd kan worden als medeplegen of uitlokken van de overval op [bedrijf] [plaats] .
Voorts is onvoldoende gebleken dat er sprake is geweest van strafbare pogingen tot het plegen van overvallen op [bedrijf] in de periode van 8 tot 14 januari 2023, zodat van medeplegen en uitlokken daarvan of medeplichtigheid daaraan ook geen sprake kan zijn.
De officier van justitie acht daarentegen het onder
2 meer subsidiair en 3 meest subsidiairtenlastegelegde wel wettig en overtuigend bewezen.
Zij heeft daartoe aangevoerd dat uit de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] blijkt dat onder anderen verdachte met het idee kwam om [bedrijf] te [plaats] te overvallen. Verdachte heeft daarnaast inlichtingen gegeven en middelen meegegeven tot het medeplegen van diefstal met geweld en/of afpersing op [bedrijf] en [bedrijf] [plaats] . Ook heeft verdachte, blijkens de locatiegegevens van zijn telefoon, kort voor de overval, of de eerste poging daartoe, ter plaatse gekeken bij [bedrijf] en [bedrijf] [plaats] .
Door zo te handelen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het verschaffen van inlichtingen en middelen, waarvan hij wist dat die gebruikt zouden worden voor het plegen van een overval. Daar was zijn opzet ook op gericht. In het geval van de [bedrijf] is dat handelen te kwalificeren als medeplichtigheid aan die overval. Ten aanzien van de overvallen op [bedrijf] was er (nog) geen sprake van een strafbare poging. Het handelen van verdachte is daarom ten aanzien van [bedrijf] te kwalificeren als het plegen van voorbereidingshandelingen.
Verdachte heeft deze handelingen tezamen en in vereniging gepleegd met medeverdachte [medeverdachte 4] .
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit voor de onder
2 en 3tenlastegelegde feiten.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet is gebleken dat verdachte betrokken was bij het plegen van de overvallen op [bedrijf] en [bedrijf] [plaats] . Enkel medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] verklaren - na suggestieve vragen van de politie - sporadisch over de rol van
verdachte. Echter, vanwege het ontbreken van enig kritisch doorvragen, het ontbreken van een duidelijke context en de zeer minieme mate waarin verdachte wordt genoemd, is het ondoenlijk om op basis van die verklaringen stellige conclusies te trekken. De medeverdachten hebben er bovendien een belang bij om de verantwoordelijk/schuld van zich af te schuiven. Het beeld van een geestelijk leider die opdrachten uitzet om strafbare feiten te plegen, wordt door geen van de andere personen herkend.
Voorts kunnen de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] - gelet op de Vidgen- en Keskin-jurisprudentie - niet gebruikt worden voor het bewijs. Immers, de verdediging heeft niet effectief haar bevragingsrecht kunnen uitoefenen, terwijl de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn van essentieel belang om tot een bewezenverklaring te komen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht - gelet op de verklaringen in het dossier - bewezen dat medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op 9 januari 2023 de [bedrijf] in [plaats] hebben overvallen, waarbij [medeverdachte 2] met een vuurwapen heeft geschoten richting het plafond en vervolgens dit vuurwapen heeft gericht op een medewerker, [slachtoffer 9] . Toen deze medewerker de kassalade opendeed, heeft [medeverdachte 2] het wapen aan [medeverdachte 3] gegeven. [medeverdachte 2] heeft daarna de kassalade leeggehaald, waarna beide medeverdachten zijn vertrokken.1 De rechtbank acht voorts bewezen dat er meerdere malen voorbereidingshandelingen zijn gepleegd om [bedrijf] te overvallen.2
Betrokkenheid verdachte
Uit de verklaring van [naam] volgt dat in de woning van medeverdachte [medeverdachte 4] meerdere malen is gesproken over het plegen van overvallen, waaronder op [bedrijf] en op [bedrijf] [plaats] . Verdachte was bij een aantal van die gesprekken aanwezig. Hij heeft toen aangegeven dat de medeverdachten goed moesten nadenken en dat zij niet gepakt moesten worden. Verdachte had volgens [naam] verder niet veel met de overvallen te maken.
Medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] verklaren anders over de rol van verdachte. Beiden verklaren dat zij door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 4] werden aangezet tot het plegen van strafbare feiten, waarbij verdachte heeft gedreigd met geweld. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 4] bedachten de plannen tot het plegen van een overval, kozen de personen uit die de overval moesten plegen en leverden kleding, maskers, tassen en wapens.
De rechtbank acht de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] echter onvoldoende betrouwbaar om voor het bewijs van de betrokkenheid van verdachte te bezigen. Beiden hebben immers een goede reden om de verantwoordelijkheid voor hun daden bij verdachte neer te leggen en op deze manier hun eigen verantwoordelijkheid kleiner te maken. Dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bleven teruggaan naar de woning van medeverdachte [medeverdachte 4] is bovendien moeilijk te rijmen met hun verklaring dat zij door verdachte en [medeverdachte 4] werden bedreigd.
Als de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] buiten beschouwing worden gelaten, kan over de rol van verdachte niet meer worden vastgesteld dan dat hij op verschillende momenten in de woning van [medeverdachte 4] aanwezig is geweest op het moment dat daar door anderen gesproken werd over het plegen van overvallen. Hierbij is het de vraag hoe concreet die plannen waren en hoe serieus verdachte die moest nemen. De rechtbank kan vaststellen dat hij in algemene zin opmerkingen heeft gemaakt als die plannen ter sprake kwamen, en dat zijn telefoon kort voor de overval op de [bedrijf] en de op 8 januari geplande overval op het [naam] tankstation masten in de directe nabijheid van die locaties aanstraalde. Van dat laatste blijft onduidelijk of dat in relatie was tot de geplande overvallen. Eén en ander is te weinig om te kunnen concluderen dat verdachte enige (strafbare) bijdrage heeft geleverd aan de overval op de [bedrijf] , als medepleger, uitlokker of medeplichtige. Het is eveneens te weinig om te kunnen concluderen dat verdachte als pleger of medepleger voorbereidingshandelingen heeft verricht
met betrekking tot het tankstation. Ten aanzien van verdachte kan immers niet worden vastgesteld dat hij één van de in artikel 46, eerste lid, Sr genoemde handelingen heeft verricht met betrekking tot de in dat artikellid genoemde objecten.
De rechtbank spreekt daarom verdachte van het onder
2 en 3tenlastegelegde vrij.

Ten aanzien van parketnummer 18/082385-23 feit 1 (criminele organisatie)

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder
1tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Zij heeft daartoe aangevoerd dat er sprake was van een samenwerkingsverband met een zekere structuur en duurzaamheid. Verdachte is betrokken bij meerdere overvallen die telkens vooraf in de woning van medeverdachte [medeverdachte 4] werden besproken, waarna wapens, kleding en/of gezichtsbedekking van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 4] werden uitgekozen en meegegeven. Het was tevens de bedoeling dat de medeverdachten na de overvallen terugkeerden naar de woning van medeverdachte [medeverdachte 4] om de buit te verdelen. Uit deze gang van zaken volgt dat er sprake was van een samenwerkingsverband met een zekere structuur.
Daarnaast volgt uit de verschillende verklaringen dat de medeverdachten al langer over de vloer kwamen bij medeverdachte [medeverdachte 4] . Er werd voor de tenlastegelegde overvallen ook al gesproken over het maken van geld door het plegen van strafbare feiten. Uit deze aanloop volgt een zeker tijdsverloop en daarmee de duurzaamheid van het samenwerkingsverband.
Verdachte behoorde tot dat samenwerkingsverband en had daar ook een aandeel in. De deelneming aan een criminele organisatie is hiermee ook een gegeven. De medeverdachten keken tegen verdachte op. Verdachte had aanzien en was zodoende een leider.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het onder
1tenlastegelegde.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat er sprake was van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur waarvan verdachte bovendien als deelnemer kan worden beschouwd. De verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] kunnen niet gebruikt worden voor het bewijs.
Oordeel van de rechtbank
Wettelijk kader
Van een criminele organisatie is sprake wanneer er een samenwerkingsverband is, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon, waarbij het oogmerk van de organisatie gericht is op het plegen van misdrijven. Daarbij hoeft niet vast komen te staan dat de verdachte moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen
die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Een dergelijk samenwerkingsverband kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie.3
Beoordeling
De rechtbank leidt uit het dossier het volgende af.
In de weken voor 14 januari 2023 kwamen verschillende jongeren, waaronder medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , in wisselende samenstelling bij medeverdachte [medeverdachte 4] over de vloer. Zij kwamen daar om te chillen, gamen en te blowen. Verdachte was op 8, 9 en 10 januari 2023 ook in de woning van medeverdachte [medeverdachte 4] aanwezig. Op een gegeven moment kwam het criminele verleden van medeverdachte [medeverdachte 4] ter sprake. Nadien werd vaker in de woning van medeverdachte [medeverdachte 4] gesproken over het maken van snel geld. Verdachte heeft daarbij aangegeven dat de medeverdachten goed moesten nadenken en niet gepakt moesten worden.
Op een gegeven moment kwam iemand met de tip dat [bedrijf] bij een overval direct de kassa-inhoud meegeeft. Er is vervolgens meerdere malen door verschillende personen geprobeerd om het tankstation te overvallen, dit is echter nooit gelukt. Op 9 januari 2023 kwam medeverdachte [medeverdachte 2] met het idee om [bedrijf] [plaats] te overvallen. Dit heeft hij uiteindelijk ook gedaan samen met medeverdachte [medeverdachte 3] . Zij hebben daarbij gedreigd met een vuurwapen en enkele honderden euros buitgemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van hetgeen kan worden vastgesteld, geen sprake was van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur. Uit het dossier blijkt slechts dat in een tijdsbestek van enkele dagen in de woning van medeverdachte [medeverdachte 4] in wisselende samenstelling plannen zijn beraamd om [bedrijf] en de [bedrijf] te overvallen. Gelet op het korte tijdsbestek en de wisselende samenstelling van de groep is de rechtbank van oordeel dat niet gesproken kan worden van een criminele organisatie.
De rechtbank spreekt daarom verdachte van het onder
1tenlastegelegde vrij.
Ten aanzien van parketnummer 18/249123-22
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 januari 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 april 2022, opgenomen op pagina 6 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022106394 d.d. 3 oktober 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 april 2022, opgenomen op pagina 8 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 april 2022, opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 april 2022, opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] .

Ten aanzien van parketnummer 18/251556-22

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder
1, 2, 3 en 4tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Het schoppen dan wel trappen in de buik van [slachtoffer 5] volgt enkel uit de aangifte. Voor dat deel van de tenlastelegging dient verdachte te worden vrijgesproken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, evenals de officier van justitie, ten aanzien van het onder
1tenlastegelegde partiële vrijspraak bepleit voor het schoppen dan wel trappen in de buik van [slachtoffer 5] .
De raadsman heeft geen opmerkingen ten aanzien van het onder
2 en 3tenlastegelegde.
Ten aanzien van het onder
4tenlastegelegde heeft de raadsman bepleit dat het feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Het slaan of schoppen tegen het achterhoofd van [slachtoffer 6] volgt enkel uit de aangifte. Er is daarom onvoldoende bewijs voor de feitelijke handelingen die ten laste zijn gelegd.
Oordeel van de rechtbank
Feit 2
De rechtbank acht het onder
2tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 januari 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. [geboortedatum] 2022, opgenomen op pagina 7 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2022251408 d.d. 5 oktober 2022, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 5] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 16 september 2022, opgenomen op pagina 9 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 7] .
Feit 1, 3 en 4
De rechtbank acht het onder
1, 3 en 4tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past ten aanzien van het onder
1, 3 en 4tenlastegelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De door verdachte ter zitting van 30 januari 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Ik heb de telefoon van [slachtoffer 5] vernield.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (met bijlagen) d.d. 20 september 2022, opgenomen op pagina 16 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2022251408 d.d. 5 oktober 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 5] :
Ik ben woonachtig aan het [adres] in [geboorteplaats] . Op zondag 18 september 2022 kwam [verdachte] bij mij thuis. [verdachte] begon mij met zijn rechter hand meer dan vijf keer in mijn gezicht te slaan. Dit deed hij met zijn vlakke hand. Ik zag dat [verdachte] mijn telefoon in zijn rechterhand vasthield. Ik zag dat dat hij vervolgens zijn rechterhand naar achteren bewoog en vervolgens met kracht in mijn richting bewoog. Ik voelde dat de telefoon mij hard in het gezicht raakte. Ik zag dat [verdachte] zijn hand naar achteren bewoog en vervolgens weer met kracht in mijn richting bewoog. Wederom voelde ik dat de telefoon hard mijn gezicht raakte. Ik voelde enorme pijn in mijn gezicht. Ik voelde met name pijn rondom mijn neus. [verdachte] heeft mij uiteindelijk vijf a zes keer geslagen met mijn telefoon. Doordat [verdachte] met zijn rug tegen het aanrecht stond, kon ik via de voordeur naar buiten rennen. Buiten mijn woning heb ik geschreeuwd en mijn buurvrouw geroepen. Ik zag dat mijn buurvrouw, [naam] , naar buiten kwam. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij bij mijn haren naar de grond trok, waardoor ik ten val kwam. Ik lag op de grond. Nog voordat ik mij klein kon maken, voelde ik een harde trap in mijn buik. Ik voelde een stekende pijn in mijn buik. Ik zag dat [verdachte] mij, terwijl hij mij bij mijn haren vasthield, met zijn rechterbeen een schop in mijn buik gaf. Ik voelde dat [verdachte] mijn gezicht aan mijn haren met kracht naar achteren trok. Hierdoor kon hij mij meerdere vuistslagen in het gezicht geven. [verdachte] heeft mij minimaal drie keer hard in het gezicht geslagen met zijn gebalde vuist. Ik zag dat hij dit met zijn rechterhand deed. [verdachte] hield mij dus met zijn linkerhand vast bij mijn haar.
Ik voelde dat [verdachte] mijn haar los liet en stopte met slaan. Ik ben overeind gekrabbeld en ben gelijk de woning van mijn buurvrouw binnen gegaan. Ik zag dat [naam] tussen mij en [verdachte] ging staan. Ik zag vervolgens dat [verdachte] mijn buurvrouw, [naam] hard in het gezicht sloeg. Terwijl wij aan het wachten waren op de politie, hoorde ik dat mijn buren zeiden dat mijn neus scheef stond. In het ziekenhuis hebben ze een wond op mijn neus gehecht. Ik heb drie hechtingen gekregen. Doordat [verdachte] mij meerdere keren met mijn telefoon heeft geslagen, en vermoedelijk hard op de grond heeft gegooid, is mijn telefoon vernield.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 september 2022, opgenomen op pagina 32 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 6] :
Ik ben de bewoonster van de woning aan het [adres] in [geboorteplaats] . Ik hoorde plotseling dat [naam] heel hard mijn naam riep. Ik ben hierop naar buiten gegaan. Ik zag dat [verdachte] achter [naam] aan rende en dat hij aan haar haren trok. Ik heb direct [naam] aan haar arm getrokken, richting mijn huis. Ik hoorde [naam] roepen "Hij heeft mijn telefoon!". Ik probeerde [naam] te beschermen door haar achter mij te trekken. Ik stond op dat moment tussen [naam] en [verdachte] in. Ik draaide mij om [naam] mijn huis in te duwen en toen voelde en zag ik dat ik met kracht een klap tegen mijn hoofd kreeg van [verdachte] . Ik werd hard en opzettelijk geraakt op mijn achterhoofd. Ik zag dat [verdachte] de telefoon van [naam] op de grond smeet. Ik wilde de telefoon pakken en bukte mij. Op dat moment trapte [verdachte] mij opzettelijk en met kracht tegen mijn hoofd aan. [verdachte] raakte met zijn voet keihard mijn achterhoofd. [verdachte] heeft mij opzettelijk en met kracht geslagen en getrapt tegen mijn hoofd. Ik had veel pijn, mijn hoofd is erg gevoelig en ik ben wat misselijk.
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 18 september 2022, opgenomen op pagina 41 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 8] :
Vanavond, zondag 18 september 2022, hoorde ik geschreeuw. Ik heb door het 'spionnetje' in mijn voordeur gekeken. Vanuit daar heb ik zicht op [adres] . Ik zag dat [verdachte] de haren van [naam] vastpakte en haar meesleurde. Ik zag dat [naam] los probeerde te komen. Ik hoorde [naam] roepen, zij schreeuwde om haar telefoon. Ik zag dat [naam] los kwam en dat [verdachte] op haar af rende. Ik zag dat hij haar tegen haar gezicht aan sloeg.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht op basis van voormelde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 18 september 2022 [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] heeft mishandeld en dat hij de telefoon van [slachtoffer 5] heeft vernield.
De eerste verklaring van [slachtoffer 5] en de verklaring van [slachtoffer 6] worden naar het oordeel van de rechtbank voldoende door elkaar ondersteund, en daarnaast ook door de geneeskundige verklaringen en de verklaring van [slachtoffer 8] . Verdachte heeft zijn partner [slachtoffer 5] meerdere malen in haar gezicht geslagen, aan haar haren getrokken en in de buik geschopt en [slachtoffer 6] tegen haar (achter)hoofd geslagen en getrapt.
De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] op alle onderdelen voldoende betrouwbaar en gaat dan ook uit van die lezing. Dit geldt ook voor de tenlastegelegde handelingen waar de verdediging verweer op heeft gevoerd. De rechtbank wijst daarbij op het feit dat niet ieder onderdeel van een tenlastelegging door twee bewijsmiddelen gedekt hoeft te worden. Het slaan in de buik van [slachtoffer 6] acht de rechtbank niet bewezen omdat dit niet volgt uit de verklaring van [slachtoffer 6] . Wel blijkt uit deze verklaring dat verdachte [slachtoffer 6] tegen haar achterhoofd heeft getrapt.
Verdachte heeft ten aanzien van de vernieling van de telefoon een bekennende verklaring afgelegd.

Ten aanzien van parketnummer 18/053623-23

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 januari 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 januari 2023, opgenomen op pagina 13 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023048042 d.d. 20 maart 2023, inhoudend de verklaring van [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 maart 2023, opgenomen op pagina 47 van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 februari 2023, opgenomen op pagina 76 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verdachte.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummers 18/249123-22, 18/251556-22 onder
1, 2, 3 en 4en 18/053623-23 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
18/249123-22
hij op 6 april 2022 te [geboorteplaats] tezamen en in vereniging met anderen, scooters, te weten;
  • een zwarte Vespa (Piaggio) met kenteken [kenteken 3] , toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] , en
  • een grijze Vespa (Piaggio) met kenteken [kenteken 1] , toebehorende aan [slachtoffer 2] , en
  • een grijs zilvere Vespa (Piaggio) met kenteken [kenteken 2] , toebehorende aan [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders die weg te nemen scooters onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
18/251556-22
1
hij op 18 september 2022 te [geboorteplaats] [slachtoffer 5] heeft mishandeld door haar
  • aan de haren naar de grond te trekken en
  • in de buik te trappen en
  • haar meermalen in het gezicht te stompen en te slaan en
  • met een telefoon in het gezicht te slaan;
2
hij op 16 september 2022 te [geboorteplaats] opzettelijk en wederrechtelijk een raam van een woning gelegen aan het [adres] , dat aan [slachtoffer 5] toebehoorde, heeft vernield;
3
hij op 18 september 2022 te [geboorteplaats] opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon, die aan [slachtoffer 5] toebehoorde heeft vernield;
4
hij op 18 september 2022 te [geboorteplaats] [slachtoffer 6] heeft mishandeld door haar in het gezicht te stompen en te slaan en tegen het lichaam te trappen.
18/053623-23
hij op 22 februari 2023 te [plaats] , een scooter, merk Vespa, voorhanden heeft
gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
18/249123-22
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd
18/251556-22
mishandeling
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
mishandeling
18/053623-23
opzetheling
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht en het door verdachte erkende ad informandum gevoegde feit, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een straf die recht doet aan het feitelijk aandeel dat verdachte aan het bewezenverklaarde heeft geleverd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het Pro Justitia rapport (psychiatrisch onderzoek) van dr. T.W.D.P. van Os, psychiater, van 4 oktober 2023, het Pro Justitia rapport (psychologisch onderzoek) van drs. J.A.M. Gresnigt, klinisch psycholoog, van 27 september 2023, het advies van Reclassering Nederland van 12 januari 2024 (hierna: de reclassering) en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn partner, [slachtoffer 5] , door haar meerdere malen in haar gezicht te stompen en te slaan, aan haar haren te trekken en in haar buik te trappen. Deze explosie van geweld volgde nadat verdachte jaloers werd toen [slachtoffer 5] een bericht kreeg op haar telefoon. Door het handelen van verdachte heeft [slachtoffer 5] verwondingen in haar gezicht opgelopen, waaronder een scheve neus. Het geweld van verdachte is bovendien niet beperkt gebleven tot zijn partner. Ook de buurvrouw, [slachtoffer 6] , moest het ontgelden. Zij wilde [slachtoffer 5] beschermen, waarna verdachte meerdere keren tegen het (achter)hoofd van [slachtoffer 6] heeft geslagen en geschopt. Dit zijn ernstige feiten waarmee verdachte een grove inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn partner en van [slachtoffer 6] . Bovendien heeft het geweld plaatsgevonden in de huiselijke sfeer, een plaats waar iedereen zich veilig moet kunnen voelen. De rechtbank rekent dat verdachte dan ook aan.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het in tezamen en in vereniging stelen van drie scooters, het helen van een scooter en het vernielen van een raam en een telefoon. Verdachte heeft door zijn gedrag laten zien geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen. Verdachte heeft daarbij een hoop schade, ergernis en overlast veroorzaakt. Ook dit rekent de rechtbank verdacht aan.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het door verdachte erkende ad informandum gevoegde feit, dat hiermee is afgedaan, te weten het voorhanden hebben van een mes (categorie IV onder 7° van de van de Wet Wapens en Munitie) te [plaats] , gemeente [plaats] , op 22 februari 2023.
Gelet op de ernst, aard en omvang van de feiten en de documentatie van verdachte, waaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogens- en geweldsfeiten, kan naar het oordeel van de rechtbank met geen andere straf worden volstaan dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
In de persoon van verdachte ziet de rechtbank geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. Aangezien verdachte geweigerd heeft om mee te werken aan de onderzoeken van de psychiater en de psycholoog, kunnen de deskundigen geen uitspraken doen over de mogelijke aanwezige psychopathologie en/of over de mogelijke doorwerking van verdachtes psychopathologie in het tenlastegelegde. De rechtbank ziet daarom geen reden om aan te nemen dat verdachte ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde verminderd toerekeningsvatbaar was. De feiten worden daarom volledig aan verdachte toegerekend.
De rechtbank zal, ondanks het advies van de reclassering, enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen zonder bijzondere voorwaarden. Verdachte heeft immers bij de reclassering aangegeven dat hij geen meerwaarde ziet in een behandeling. Ook ter zitting geeft verdachte aan dat hij wel wil meewerken aan bijzondere voorwaarden, maar dat deze wel moeten worden vormgegeven naar zijn wensen. De rechtbank ziet daarom, evenals de officier van justitie, geen meerwaarde in het opleggen van bijzondere
voorwaarden.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. De rechtbank legt een lagere straf op dan de officier van justitie heeft gevorderd nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt. De voorlopige hechtenis van verdachte is inmiddels, bij beslissing van 8 februari 2024, opgeheven.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
onder parketnummer 18/082385-23:
1. [slachtoffer 9] , bijgestaan door mr. S.A. Heukers, advocaat te Assen, tot een bedrag van 19,24 ter zake van materiële schade, 1.500,- ter vergoeding van immateriële schade en
13.678,20 ter zake van proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
onder parketnummer 18/249123-22:
2. [ [slachtoffer 2] , tot een bedrag van 3902,44 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
De rechtbank zal de vorderingen benadeelde partij in alle zaken waarin deze zijn ingediend op gelijke wijze beoordelen, zodat ten aanzien van de civiele vorderingen wordt gekomen tot dezelfde uitspraak in alle zaken waarin tot een bewezenverklaring wordt gekomen van het feit waarop de vordering betrekking heeft.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het navolgende standpunt gesteld.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 9] :
Toewijzing van de vordering ter zake van de materiële en immateriële kosten. De vordering is zonder meer toewijsbaar; het rechtstreekse verband is een gegeven en het gevorderde bedrag is alleszins redelijk.
De proceskosten moeten in beginsel worden begroot overeenkomstig het gebruikelijke liquidatietarief. Het Openbaar Ministerie acht een bedrag van 6.604,- toewijsbaar.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2]
De hoogte van de materiële schade is onderbouwd met een schaderapport. De kosten voor de vervangende scooter kunnen niet nog eens worden gevorderd, zodat dat deel van de vordering dient te worden afgewezen. De opbrengst van het inleveren van de oude scooter, te weten 200,-, dient in mindering te worden gebracht.
Daarnaast heeft de officier van justitie telkens gevorderd dat de vorderingen tot schadevergoeding worden vermeerderd met de wettelijke rente, dat de schadevergoedingsmaateregel wordt opgelegd en dat de vorderingen hoofdelijk worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
Nu de rechtbank de vorderingen in alle zaken waar deze op zien op gelijke wijze zal toetsen, waarbij de meest verstrekkende standpunten zullen worden betrokken, zal zij niet in elke zaak ook in het vonnis het standpunt van de verdediging opnemen. De rechtbank acht voldoende dat de standpunten blijken uit de pleitnotities en het proces-verbaal ter terechtzitting.
Oordeel van de rechtbank

18.082385-23

Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 9] :
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
De rechtbank zal daarom bepalen dat [slachtoffer 9] zijn eigen proceskosten draagt.

18.249123-22

Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2]
De rechtbank zal de gevorderde materiële schade toewijzen tot de daadwerkelijk geleden schade, te weten 2.452,44. Deze schade is onderbouwd met een schaderapport en een rechtstreeks gevolg van het onder parketnummer 18/249122-22 bewezen verklaarde. Dat de schade aan de scooter niet door verdachte zou zijn veroorzaakt, acht de rechtbank niet relevant. Immers, op de camerabeelden is te zien dat de scooter - zonder schade - netjes stond geparkeerd in een overdekte parkeergarage. Dat er na de diefstal door anderen ook schade aan de scooter is toegebracht, komt voor rekening en risico van verdachte.
De benadeelde partij heeft op zitting aangegeven dat hij 200,- heeft gekregen voor het inleveren van de scooter. Dit bedrag zal op de gevorderde schadevergoeding in mindering worden gebracht. De aankoopkosten van een nieuwe scooter van 1250,00 zijn niet aan te merken als schade en komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking.
De vordering zal daarom tot een bedrag van 2.452,44 worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan. Het overige deel van de vordering zal de rechtbank afwijzen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 22 maart 2021 van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland te [geboorteplaats] , is verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 103 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 7 april 2021. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten onder parketnummers 18/251556-22 en 18/053623-23 voor einde proeftijd heeft begaan, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.
Gelet op het bepaalde in artikel 6:6:29 van het Wetboek van Strafvordering zal de rechtbank de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van 90 dagen vervangen door een gevangenisstraf van gelijke duur.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 300, 311, 350 en 416 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/082385-23 onder 1, 2 primair, subsidiair en meer subsidiair en 3 primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummers 18/249123-22, 18/251556-22 1, 2, 3 en 4 en
18/053623-23 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18/082385-23 feit 2
Verklaart de vordering van
[slachtoffer 9]niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van 18/249123-22
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
[slachtoffer 2]te betalen:
  • het bedrag van 2.452,44 (zegge: tweeduizend vierhonderdtweeënvijftig euro en vierenveertig eurocent), dit bedrag bestaat uit materiële schade;
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 april 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van voor het overige af.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer 2]aan de Staat te betalen een bedrag van 2.452,44 (zegge: tweeduizend vierhonderdtweeënvijftig euro en vierenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 april 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 34 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18/307757-20:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie [geboorteplaats] , van 22 maart 2021, te weten: 90 dagen jeugddetentie.
Vervangt voormelde jeugddetentie door gevangenisstraf van gelijke duur.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. H. van der Werff, rechters, bijgestaan door mr. J.D. Zwaagstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 maart 2024.
1. De verklaring van [medeverdachte 3] , p. 442 e.v.
enhet proces-verbaal van bevindingen op pagina 601
e.v. (dossier met nummer NN3R023003 van [onderzoek naam] )
2 Het proces-verbaal van bevindingen op pagina 60 e.v.
enhet proces-verbaal van bevindingen op pagina
77 e.v (dossier met nummer NN3R023026 van [onderzoek naam] )
enverhoor [naam] als getuige bij de rechter-commissaris op 2 november 2023.
3 Hoge Raad 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:378