ECLI:NL:RBNNE:2024:933

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
192901
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van het gezag van de moeder over de minderjarige na ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 30 januari 2024 een beschikking gegeven inzake het herstel van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 14 december 2023 een verzoek ingediend tot herstel van het gezag van de moeder, na een periode waarin [minderjarige] onder toezicht stond en eerder bij zijn grootouders en later bij zijn vader heeft gewoond. De rechtbank heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder, de Raad en de voogd aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat [minderjarige] sinds augustus 2022 bij zijn moeder en stiefvader woont en dat deze situatie hem goed doet. De Raad en de GI hebben het verzoek tot herstel van het gezag ondersteund, ondanks zorgen over drugsgebruik binnen het gezin. De rechtbank heeft overwogen dat herstel van het gezag in het belang van [minderjarige] is, omdat de moeder in staat is om de verantwoordelijkheid voor zijn verzorging en opvoeding te dragen. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het gezag van de moeder over [minderjarige] onmiddellijk hersteld is. De rechtbank heeft ook benadrukt dat het belang van het kind voorop staat in deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/192901 / FA RK 23-2642
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 30 januari 2024
inzake
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Leeuwarden,
hierna ook te noemen de Raad.
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[naam] ,
hierna te noemen [minderjarige] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de moeder] ,
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid,
gevestigd te Leeuwarden,
hierna ook te noemen de GI ofwel de voogd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft een verzoek met bijlagen ontvangen van de Raad strekkende tot herstel van het gezag van de moeder, ontvangen door de rechtbank op 14 december 2023.
1.2.
Op 30 januari 2024 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Verschenen en gehoord zijn:
- namens de Raad, mevrouw [A] ,
- namens de voogd, mevrouw [B] ,
- de moeder.
1.3.
Voorafgaand aan de zitting heeft de rechter gesproken met [minderjarige] . Ook bij de mondelinge uitspraak was [minderjarige] aanwezig.

2.De feiten

2.1.
De moeder en [de vader] zijn de ouders van [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] heeft sinds 21 januari 2015 onder toezicht gestaan van de GI, die sinds
5 april 2017 belast is met de voogdij over hem.
2.3.
[minderjarige] is op vijfjarige leeftijd bij zijn grootouders (moederszijde) geplaatst. Op
21 januari 2015 heeft de kinderrechter, met de gegeven maatregel tot ondertoezichtstelling, ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend bij de grootouders. [minderjarige] heeft tot augustus 2021 bij zijn grootouders gewoond. Na een periode van toenemende zorgen over [minderjarige] heeft [minderjarige] een jaar bij zijn vader gewoond, van wie ook op 5 april 2017 het gezag is beëindigd. [minderjarige] woont sinds augustus 2022 bij zijn moeder en haar partner, hierna te noemen de stiefvader, in Sneek.

3.Het verzoek en de standpunten van de belanghebbenden

3.1.
De Raad heeft verzocht om, uitvoerbaar bij voorraad, het gezag van de moeder over [minderjarige] te herstellen. De Raad heeft zijn verzoek gemotiveerd toegelicht met het Rapport Raadsonderzoek d.d. 13 december 2023.
3.2.
[minderjarige] heeft in zijn leven veel ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt. Het leven van de moeder heeft veel instabiliteit gekend en zij heeft [minderjarige] eerder geen geschikte opvoedsituatie kunnen bieden. [minderjarige] woont nu al meer dan een jaar bij zijn moeder en stiefvader. Van de voogd en de heer [C] (MDFT-therapeut vanuit Jeugdhulp Friesland) heeft de Raad begrepen dat dit goed gaat. Sinds vorig jaar heeft [minderjarige] een complete verandering doorgemaakt. Hij heeft zijn leven ingedeeld op een manier die bij hem past. Hij is aan het werk als stratenmaker. Dit vindt hij erg leuk en heeft mede daardoor zijn angsten overwonnen. Er zijn wel zorgen over drugsgebruik door [minderjarige] (blowen), de moeder en de stiefvader. [minderjarige] lijkt nog geen goede manier te hebben gevonden om met stress/een vol hoofd om te gaan. Ook is er nog onrust als het gaat om het verblijf van het zusje van [minderjarige] bij de moeder en de stiefvader thuis. Naast de zorgen ziet de Raad ook verschillende krachten. Het gezin heeft een MDFT-traject gevolgd en afgerond en weten van de hulpverlening te profiteren. De betrokken therapeut komt nog elke drie weken in het gezin. Ook hij vindt dat de moeder hersteld kan worden in het gezag en is ervan overtuigd dat het gezin de huidige positieve situatie zal doorzetten zonder gedwongen kader.
3.3.
De GI is het eens met het verzoek van de Raad. De voogd deelt wel de zorgen over het drugsgebruik van de moeder, de stiefvader en [minderjarige] maar ziet ook dat het geen zorgen veroorzaakt in het gezin. Het is ook niet dusdanig van invloed op hun functioneren. Positief is dat [minderjarige] bij problemen aan de bel trekt bij de MDFT-therapeut. De GI voorziet geen problemen voor een warme overdracht naar het gebiedsteam. Voor het komend jaar is de financiering hiervoor ook gedekt. Bovendien is de voogd de gezinsvoogd van het zusje van [minderjarige] . [minderjarige] wordt op die manier nog betrokken bij het nog lopende MDFT-traject met betrekking tot het zusje.
3.4.
[minderjarige] en de moeder zijn erg blij met het verzoek van de Raad en stemmen daarmee in. [minderjarige] en de moeder hebben er alle vertrouwen in dat de moeder in staat is het gezag over [minderjarige] weer uit te oefenen. [minderjarige] vindt de relatie met zijn vader lastig en weet niet of hij nog contact met hem wil. Hij praat daar niet over thuis. De moeder laat [minderjarige] vrij om naar zijn vader te gaan. Zelf heeft ze alleen zakelijk contact met de vader van [minderjarige] .

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 1: 277 lid 1 BW kan de rechtbank de ouder wiens gezag is beëindigd, op zijn verzoek in het gezag herstellen indien:
a. herstel in het gezag in het belang van de minderjarige is, en
b. de ouder duurzaam de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat is te dragen.
Artikel 1:278 lid 1 BW bepaalt vervolgens dat een verzoek als bedoeld in artikel 1:277 BW ook kan worden gedaan door de Raad. De Raad is daarom ontvankelijk in zijn verzoek.
4.2.
Bij de keuze of herstel van het ouderlijk gezag is aangewezen, is het belang van het kind uitgangspunt. Daarbij staat het recht van een kind op een gezonde en evenwichtige ontwikkeling en groei naar zelfstandigheid centraal. Ook als de ouder weer duurzaam de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige in staat is te dragen, wordt de ouder pas hersteld in zijn gezag als dit in het belang van het kind is.
4.3.
De rechtbank acht het herstel in het gezag van de moeder in het belang van [minderjarige] en acht de moeder er ook toe in staat om duurzaam de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van hem te dragen. Niet gebleken is dat sprake is van een onbevoegdheid tot het gezag in de zin van artikel 1:246 BW. De rechtbank is dan van oordeel dat het verzoek moet worden toegewezen waarbij de volgende omstandigheden zijn betrokken.
4.4.
[minderjarige] woont nu al sinds augustus 2022 in de opvoedingssituatie bij zijn moeder, de stiefvader en, sinds 10 oktober 2022, ook zijn zusje, waar tegemoet gekomen wordt aan wat [minderjarige] nodig heeft. Uit het Raadsrapport en wat op de zitting naar voren is gebracht blijkt ook dat [minderjarige] graag bij zijn moeder wil blijven wonen. [minderjarige] lijkt weer meer plezier in het leven te hebben sinds hij bij zijn moeder en zijn stiefvader woont. De moeder en de stiefvader hebben inzicht in de problematiek van [minderjarige] en in de belemmerende patronen in het gezinssysteem. De moeder en de stiefvader spreken ook hun trots uit over [minderjarige] en dat is goed en geeft hem vertrouwen. De moeder toont inzicht in de belangen en behoeften van [minderjarige] , is in staat daar voldoende bij aan te sluiten en neemt aantoonbaar haar verantwoordelijkheid door hulpverlening te benaderen als er zorgen of problemen zijn. Het is daarom fijn dat de MDFT-therapeut en het gebiedsteam betrokken blijven bij het gezin.
4.5.
De (kinder)rechter maakt zich wel zorgen over het dagelijks drugsgebruik van [minderjarige] , dat kennelijk als normaal wordt gezien voor [minderjarige] en in het gezin. Voor [minderjarige] , die nog jong is, kan dit langdurig blowen op langere termijn ernstige psychische gevolgen hebben. Hij kan daardoor problemen krijgen die de mooie stappen die hij nu maakt in de weg kunnen staan en dat zou jammer zijn. De kinderrechter hoopt dat de moeder en ook de stiefvader, die toch een voorbeeldfunctie hebben, de ernst hiervan inzien en samen met [minderjarige] gaan minderen. [minderjarige] heeft hulp nodig om het drugsgebruik in ieder geval te minderen. Dat kan hij niet alleen.
4.6.
Allesoverwegende acht rechtbank de moeder in staat in het belang van [minderjarige] beslissingen te nemen. Het perspectief van wonen en opgroeien van [minderjarige] ligt in de opvoedingssituatie bij de moeder (en de stiefvader). De rechtbank acht het dan ook zowel in emotioneel als praktisch opzicht in het belang van [minderjarige] dat zijn moeder formeel bevoegd is beslissingen over hem te nemen. Door het gezag van de moeder over [minderjarige] te herstellen wordt de juridische situatie in overeenstemming gebracht met de feitelijke situatie. Daarnaast biedt dit [minderjarige] de bevestiging die voor hem in emotioneel opzicht van groot belang is, dat zijn perspectief van wonen en opgroeien zijn moeder (en de stiefvader) ligt. Herstel in het gezag acht de rechtbank al met al dan ook in het belang van [minderjarige] .
4.7.
De rechtbank overweegt ten overvloede dat op grond van artikel 1:281 eerste lid en onder b BW de voogdij van de GI eindigt de dag nadat deze beschikking is verstrekt of verzonden, nu het gezag in deze beschikking aan de moeder wordt opgedragen en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
herstelt [de moeder] , geboren op 23 augustus 1988 te Sneek, in het ouderlijk gezag over [minderjarige] [naam] , geboren op [geboortedatum] ;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2023 door mr. G.J. Baken, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgelegd op 2 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden
fn: 315