ECLI:NL:RBNNE:2024:908

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
18-670269-07
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling van een veroordeelde met complexe psychische problematiek

Op 19 maart 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak van een veroordeelde die ter beschikking was gesteld wegens een poging tot moord. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de termijn van terbeschikkingstelling met twee jaren te verlengen, toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen vereisen dat de maatregel wordt verlengd. De veroordeelde, die lijdt aan schizofrenie en een autismespectrumstoornis, heeft een hoog recidiverisico en is afhankelijk van medicatie en begeleiding. Ondanks eerdere pogingen tot resocialisatie, zijn deze mislukt en is er momenteel geen geschikte plek voor de veroordeelde buiten het justitiële kader. De rechtbank concludeert dat de huidige behandeling en begeleiding noodzakelijk zijn om de medicatie-inname te waarborgen en het recidiverisico te beperken. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de officier van justitie op te dragen onderzoek te laten verrichten naar de mogelijkheid van uitstroming naar de civiele zorg, omdat het juridisch kader daarvoor onvoldoende is. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, waarbij de rechters de inhoud van het verlengingsadvies en de toelichting van de deskundige in overweging hebben genomen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.670269.07
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 19 maart 2024 op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling
in de zaak tegen

[veroordeelde]

geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] , thans verblijvende in [instelling] ,
hierna te noemen: de veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de rechtbank de termijn van terbeschikkingstelling van de veroordeelde zal verlengen met twee jaren.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 5 maart 2024, waarbij aanwezig waren de veroordeelde, zijn raadsman, mr. N.A. Heidanus, de officier van justitie, mr. S.E. Eijzenga, en als deskundige de heer [naam] , regiebehandelaar.
De rechtbank heeft acht geslagen op de stukken, waaronder met name het door het hoofd van de inrichting ondertekende rapport met advies d.d. 8 december 2023 van het behandelteam van de instelling waar de veroordeelde van overheidswege wordt verpleegd en de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de veroordeelde.

Motivering

De opgelegde terbeschikkingstelling
Bij vonnis van 18 oktober 2007 heeft de rechtbank Groningen de veroordeelde wegens een poging tot moord ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. De terbeschikkingstelling is aangevangen op 20 februari 2008 en laatstelijk - na vernietiging van de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 17 februari 2022 - door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 juli 2022 verlengd met twee jaren.
Het advies van de instelling
In het verlengingsadvies wordt geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen. In dit verlengingsadvies is onder meer het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven:
De veroordeelde is gediagnosticeerd met schizofrenie van het katatone en paranoïde type en een autismespectrumstoornis. Hoewel de katatonie door medicatie sterk is afgenomen, is er nog wel sprake van akoestische hallucinaties en wanen. Ook is er sprake van negatieve symptomen zoals affectvervlakking, apathie, spraakarmoede, initiatiefverlies, een vertraagde spraak en gedachtegang en veelvuldig terugtrekken. De veroordeelde is aldus beperkt op cognitief, affectief en gedragsniveau. Sinds de tenuitvoerlegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling in 2008 zijn er meerdere pogingen gedaan om de veroordeelde te resocialiseren. De veroordeelde verblijft sinds december 2015 in [instelling] . Door medicatieontrouw, afbouw van medicatie en daarop volgend ernstige psychotische ontregelingen en een onttrekking zijn de resocialisatiepogingen tot op heden gestagneerd. Geconcludeerd wordt dat de veroordeelde blijvend medicatie, externe structuur, toezicht en begeleiding nodig heeft.
Hoewel de veroordeelde grotendeels meewerkt aan behandeling en zich coöperatief opstelt, is er sprake van een zeer beperkt probleeminzicht en zijn er zorgen omtrent het adequaat innemen van zijn medicatie. De veroordeelde neemt daarom zijn medicatie onder strikt toezicht in. Onder het juiste risicomanagement, gericht op het blijven innemen van zijn medicatie, achtte de kliniek het verantwoord de veroordeelde in het kader van Langdurig Forensische Zorg over te plaatsen naar de transmurale afdeling en begeleide
verloven te praktiseren. De veroordeelde is op 17 maart 2023 overgeplaatst naar voornoemde afdeling en kan hier langdurig verblijven. De behandeling van de veroordeelde is afgerond en het verblijf richt zich op behoud van stabiliteit en het bevorderen van de kwaliteit van leven. De situatie van onbegeleid verlof wordt nu te risicovol geacht omdat de veroordeelde niet betrouwbaar is ten aanzien van de ervaren stemmen en onvoldoende transparant is over wat er in hem omgaat. Het praktiseren van begeleid verlof wordt nu als het hoogst haalbare gezien. Geconcludeerd wordt dat de problematiek van de veroordeelde dermate complex en hardnekkig is dat er zonder justitieel kader en adequate begeleiding nog steeds sprake is van een hoog recidiverisico. Omdat de behandeling en begeleiding momenteel een langdurig verblijf op de transmurale afdeling als doel heeft, het huidige kader noodzakelijk is om de medicatie- inname te kunnen waarborgen en er niet wordt ingezet op door- of uitstroom, wordt geadviseerd de maatregel tot terbeschikkingstelling met twee jaren te verlengen.
De deskundige de heer [naam] , regiebehandelaar, heeft tijdens de zitting voornoemd advies bevestigd en nader toegelicht. Deze toelichting houdt - zakelijk weergegeven - in:
De combinatie van de huidige behandeling, begeleiding en het beveiligingsniveau is niet voort te zetten op een andere locatie. Er is in het verleden een poging gedaan om de veroordeelde uit te laten stromen binnen de reguliere psychiatrie, maar dat is verkeerd afgelopen. Ook wanneer de veroordeelde goed is ingesteld op medicatie behoudt de veroordeelde zijn psychische klachten. Het huidige beveiligingsniveau wordt daarom noodzakelijk geacht. Op dit moment is er geen geschikte plek voor de veroordeelde waar het huidige beveiligingsniveau kan worden gecombineerd met de huidige mate van begeleiding. Het praktiseren van onbegeleide verloven is op dit moment ook niet aan de orde en zal, gelet op het chronische karakter van de psychische klachten van de veroordeelde, op termijn ook niet aan de orde komen.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij zijn vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaren.
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsman
De veroordeelde en zijn raadsman hebben zich verzet tegen een verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaren. De raadsman heeft verzocht de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar en de officier van justitie op te dragen onderzoek te laten verrichten naar de mogelijkheid om veroordeelde middels een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet Forensische Zorg uit te laten stromen naar de civiele zorg. De raadsman heeft dit verzoek als volgt toegelicht. Het feit dat de behandeling soepel verloopt en het de veroordeelde goed bevalt binnen de huidige kaders is enerzijds positief, maar kan anderzijds onnodig vertragend en verlammend werken. Hoewel de kliniek tot de conclusie komt dat de veroordeelde levenslange zorg nodig zal hebben, moet worden bezien of deze zorg binnen de kaders van de maatregel tot terbeschikkingstelling moet worden aangeboden. De duur van de huidige terbeschikkingstelling is, zeker voor een psychotisch patiënt als de veroordeelde, zeer lang. Omdat psychotische patiënten, wanneer zij goed zijn ingesteld op medicatie, goed in de samenleving kunnen functioneren en een zorgmachtiging in het onderhavige geval effectief en goed te realiseren is, moet worden onderzocht of de veroordeelde kan uitstromen naar de civiele zorg. Verlenging van de huidige maatregel tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging is in strijd met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de in het onderliggende vonnis voorkomende bewezenverklaring, de kwalificatie en de motivering van de opgelegde straf en maatregel, in onderling verband en samenhang
bezien vast, dat het evident is dat de maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een misdrijf gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een poging tot moord. Dit betekent dat de maatregel niet in duur beperkt is en dus verlengd kan worden.
Op grond van de inhoud van voormeld advies, de door de deskundige gegeven toelichting en hetgeen overigens uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen vereist dat de termijn van de dwangmaatregel wordt verlengd. Gelet op de inhoud en de conclusies uit het verlengingsadvies, inhoudende dat er zonder justitieel kader en adequate begeleiding nog steeds sprake is van een hoog recidiverisico en het huidige kader en beveiligingsniveau noodzakelijk zijn om dit recidiverisico te kunnen beperken en de medicatie-inname te kunnen waarborgen, ziet de rechtbank aanleiding de termijn van de maatregel tot terbeschikkingstelling te verlengen. Te meer nu uit de door de deskundige gegeven toelichting op het verlengingsadvies is gebleken dat er geen geschikte alternatieven voorhanden zijn.
Met betrekking tot de verlengingstermijn overweegt de rechtbank dat het uitgangspunt is dat wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling van de veroordeelde meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar, de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met twee jaren. Uit het verlengingsadvies en de daarop gegeven toelichting volgt dat het verblijf van de veroordeelde momenteel is gericht op stabiliteit en bevordering van de kwaliteit van leven en dat het praktiseren van begeleide verloven op dit moment als het hoogst haalbare wordt gezien. Het praktiseren van onbegeleide verloven is op dit moment niet aan de orde en door de kliniek zal ook niet worden ingezet op verdere door- of uitstroom. Gelet op het voorgaande is het naar het oordeel van de rechtbank niet reëel om te veronderstellen dat het behandeltraject binnen één jaar is afgerond en is in het onderhavige geval evenmin te verwachten dat binnen één jaar gronden aanwezig zullen zijn die een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege rechtvaardigen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de verlengingstermijn op één jaar te stellen. Ook ziet de rechtbank op dit moment geen aanleiding de officier van justitie op te dragen onderzoek te laten verrichten naar de mogelijkheid veroordeelde middels een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet Forensische Zorg uit te laten stromen naar de civiele zorg. Het juridisch kader van een zorgmachtiging is onvoldoende om het risicomanagement te kunnen waarborgen.
Verlenging van de maatregel met twee jaren is naar het oordeel van de rechtbank niet in strijd met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, gelet op de chronische aard van de stoornis, het hoge recidiverisico en de omstandigheid dat er geen geschikte alternatieven zijn.
De rechtbank zal de terbeschikkingstelling, overeenkomstig de vordering en het verlengingsadvies, met twee jaren verlengen.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van de veroordeelde met twee jaren.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.M. Lenting, voorzitter, mr. H.J. Schuth en
mr. M. Lok, rechters, bijgestaan door mr. M. Mans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 maart 2024.