Uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[verdachte]
Procesverloop
Standpunt van de officier van justitie
Standpunt van de verdediging
Bewijsmiddelen
5.000,-
Rechtbank Noord-Nederland
Op 14 maart 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak betreffende de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vastgesteld op € 2.500,-. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot ontneming van een bedrag van € 13.575,21, dat door de veroordeelde zou zijn verkregen uit strafbare feiten. De behandeling vond plaats op 29 februari 2024, waarbij de veroordeelde niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door haar advocaat, mr. N.D. Spijker. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door mr. S. Broekstra.
De officier van justitie stelde dat de veroordeelde samen met een mededader wederrechtelijk voordeel had genoten van in totaal € 10.000,-, waarvan de helft, € 5.000,-, aan de veroordeelde kon worden toegerekend. De verdediging betwistte dit en stelde dat de veroordeelde slechts een kleiner bedrag had genoten, en dat er goederen in beslag waren genomen die in mindering moesten worden gebracht op het totaalbedrag.
De rechtbank heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op verschillende bewijsmiddelen, waaronder proces-verbaal van verhoor en aangifte. Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat de veroordeelde samen met haar medeveroordeelde een geschat bedrag van € 5.000,- voordeel had genoten, en dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde op € 2.500,- werd vastgesteld. De rechtbank legde de veroordeelde de verplichting op tot betaling van dit bedrag aan de staat, en bepaalde dat de duur van de gijzeling maximaal 50 dagen kan zijn.