ECLI:NL:RBNNE:2024:849

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
18.013438.21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met pinpas door meerderjarige verdachte, toepassing jeugdstrafrecht en voorwaardelijke taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 maart 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal. De verdachte heeft zonder toestemming betalingen verricht met de pinpas van de aangever, die deze in goed vertrouwen had meegegeven. De rechtbank past het jeugdstrafrecht toe, gezien de leeftijd van de verdachte, die 18 jaar oud was ten tijde van het delict. De rechtbank oordeelt dat een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren met een proeftijd van één jaar passend is. De vordering van de benadeelde partij wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat de benadeelde partij inmiddels is overleden. De in beslag genomen goederen worden verbeurd verklaard. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van een deel van het bedrag dat de verdachte ten laste was gelegd, waar zij van wordt vrijgesproken. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering, dat pleit voor toepassing van het jeugdstrafrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder is veroordeeld en dat er geen strafuitsluitingsgronden zijn. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij afgewezen en de kosten van de verdediging op nihil vastgesteld.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/013438-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 maart 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 2001 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 februari 2024. Verdachte is niet verschenen, wel verschenen is haar gemachtigde advocaat mr. N.D. Spijker, advocaat te Winschoten. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Broekstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 10 september 2020 tot en met 7 oktober 2020, in de gemeente Groningen en/of in de gemeente Assen en/of in de gemeente Het Hogeland en/of in de gemeente Amersfoort, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer geldbedragen van in totaal (ongeveer) 13.575,21 in elk geval enig goed, dat/die (telkens) geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval (telkens) aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) (telkens) heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of (telkens) dat/die weg te nemen geldbedragen onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van de pinpas en bijbehorende pincode van die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken, namelijk van een deel van het weggenomen bedrag. Verdachte heeft onbevoegd gebruik gemaakt van de pinpas van aangever, maar van een aantal transacties heeft verdachte geen kennis en voor sommige aankopen heeft zij toestemming gekregen van aangever. Ook pinde verdachte regelmatig geld in opdracht van aangever. Deze bedragen moeten in mindering worden gebracht op het ten laste gelegde bedrag, zodat er een bedrag van 8.956,51 overblijft.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 januari 2021,opgenomen op pagina 808 e.v. het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-20203494 94 d.d. 9 juni 2021, inhoudend de verklaring van [verdachte] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 november 2020,opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 december 2020,opgenomen op pagina 154 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij, op meer tijdstippen, in de periode van 10 september 2020 tot en met 7 oktober 2020, in de gemeente Groningen en in de gemeente Assen en in de gemeente Het Hogeland en in de gemeente Amersfoort, telkens tezamen en in vereniging met een ander, geldbedragen, die geheel aan [slachtoffer] toebehoorden, telkens heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en haar mededader telkens die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van de pinpas en bijbehorende pincode van die [slachtoffer] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte met toepassing van het jeugdstrafrecht ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren, met een proeftijd van één jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen en heeft daarnaast gepleit voor het opleggen van een geheel voorwaardelijke straf, gelet op het advies tot toepassing van het jeugdstrafrecht, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het tijdsverloop.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies d.d. 24 november 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal door zonder voorafgaande toestemming betalingen te doen met de pinpas van aangever, die hij in goed vertrouwen had meegegeven. Verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat aangever in verdachte had gesteld en heeft op brutale wijze meermalen een inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van aangever. Dat het slachtoffer een bejaarde man was die voor het doen van boodschappen afhankelijk was van anderen, maakt het feit naar het oordeel van de rechtbank extra kwalijk.
De verdachte was 18 jaar oud toen zij het bewezen verklaarde pleegde. Artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht geeft de rechter de mogelijkheid om rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachten en het jeugdstrafrecht toe te passen. De reclassering heeft dit in het rapport van 24 november
2023 geadviseerd. Verdachte beschikte ten tijde van het plegen van het feit over beperkte handelingsvaardigheden. Ze handelde impulsief, liet zich makkelijk beïnvloeden en schatte de gevolgen van haar handelen niet goed in. Gelet op voornoemd rapport en al hetgeen overigens uit het dossier is gebleken omtrent verdachte, zal de rechtbank het jeugdstrafrecht toepassen.
Verder blijkt uit de justitiële documentatie van verdachte dat zij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Tot slot houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop.
Alles afwegend acht de rechtbank, overeenkomstig de eis van de officier van justitie, een voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren met een proeftijd van één jaar, passend en geboden.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 15.000,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de benadeelde partij inmiddels is overleden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor het niet-ontvankelijk verklaren van de vordering, omdat verdachte reeds is overleden en er zich ook geen erfgenaam heeft gemeld in deze procedure.
Oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

In beslag genomen goederen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de goederen waar strafrechtelijk beslag op ligt, verbeurd verklaard moeten worden, omdat deze goederen zijn verkregen door het bewezen verklaarde strafbare feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen over de in beslag genomen goederen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de in beslag genomen goederen vatbaar voor verbeurdverklaring, omdat deze voorwerpen door het plegen van het strafbare feit zijn verkregen en aan verdachte en haar medeverdachte toebehoren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 77c, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren.

Bepaalt dat deze werkstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op één jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde werkstraf, vervangende jeugddetentie voor de duur van 1 maand zal worden toegepast, indien de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer] zijn eigen proceskosten draagt.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen:
  • 1 STK Trui;
  • 1 STK Jas;
  • 1 STK Trui;
  • 2 STK Stof;
  • 1 STK Televisie Kleur;
  • 1 STK Mondkap;
  • 1 STK Kleding;
  • 1 STK Parfum;
  • 1 STK Oplader;
  • 1 STK Koptelefoon;
  • 1 STK Trui;
  • 1 STK Computer;
  • 1 STK Computer;
  • 1 STK Koptelefoon;
  • 1 STK Computer;
  • 1 STK Jas;
  • 1 STK Jas;
  • 7 STK Kaars;
  • 1 STK Lamp;
  • 1 STK Ondergoed;
  • 30 STK Kapstok;
  • 1 STK Kussen;
  • 1 STK Douchesproeier;
  • 1 STK Ondergoed;
  • 1 STK Ondergoed;
  • 1 STK Masker;
  • 1 STK Computerspel;
  • 1 STK Computerspel;
  • 1 STK Computerspel;
  • 1 STK Computerspel;
  • 1 STK Bankbescheiden;
  • 1 STK Tas;
  • 1 STK Kruik.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Fuhler, voorzitter, mr. H. Brouwer en mr. M. Lok, rechters, bijgestaan door mr. L.M. Jongman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 maart 2024.
Mr. M.C. Fuhler is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.