ECLI:NL:RBNNE:2024:848

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
18.039694.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van minderjarige stiefzoon en vrijspraak voor dochter

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 maart 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige stiefzoon en dochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende een langere periode schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen bij zijn stiefzoon, waarbij hij zowel oraal als anaal bij hem naar binnen is gedrongen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen met betrekking tot zijn dochter, omdat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel is een contactverbod met de stiefzoon verbonden. De vordering van de benadeelde partij, de stiefzoon, werd toegewezen, terwijl de vordering van de dochter werd afgewezen vanwege de vrijspraak. De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft benadrukt dat de verdachte de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn stiefzoon heeft geschonden en op grove wijze misbruik heeft gemaakt van de vertrouwensrelatie die hij had.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/039694-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 maart 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1975 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 februari 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. Kappelhof, advocaat te Delfzijl. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 augustus 2014 tot 1 augustus 2021 te Groningen, althans in Nederland en/of Irak en/of Iran, met [slachtoffer] , geboren op [geboorte datum] 2009, zijnde een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
  • meermalen zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] te brengen
  • meermalen zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer] te brengen
  • afbeeldingen en/of videos met een seksuele strekking aan die [slachtoffer] te tonen- die [slachtoffer] (op de mond) te zoenen en/of te kussen
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 februari 2020 tot en met
1 oktober 2022 te Groningen, althans in Nederland, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboorte datum] 2016, zijnde zijn minderjarig kind, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten het meermalen, althans eenmaal
  • zijn, verdachtes, tong tussen/in (de schaamlip(pen) van) de vagina van die [slachtoffer 2] teduwen/brengen
  • zijn, verdachtes, penis aan die [slachtoffer 2] te tonen
  • zijn, verdachtes, penis aan te raken en/of te masturberen in het bijzijn van die [slachtoffer 2]
  • die [slachtoffer 2] (op de mond) te zoenen en/of te kussen en/of te likken
  • de (blote) vagina en/of (blote) billen van die [slachtoffer 2] te betasten, althans aan te raken
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 februari 2020 tot en met
1 oktober 2022 te Groningen, althans in Nederland, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboorte datum] 2016, zijnde zijn minderjarig kind, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermalen, althans eenmaal
  • zijn, verdachtes, tong tussen/in (de schaamlip(pen) van) de vagina van die [slachtoffer 2] teduwen/brengen
  • zijn, verdachtes, penis aan die [slachtoffer 2] te tonen
  • zijn, verdachtes, penis aan te raken en/of te masturberen in het bijzijn van die [slachtoffer 2]
  • die [slachtoffer 2] (op de mond) te zoenen en/of te kussen en/of te likken
  • de (blote) vagina en/of (blote) billen van die [slachtoffer 2] te betasten, althans aan te raken.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 en feit 2 subsidiair. Voor feit 2 primair heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd, omdat in het dossier onvoldoende blijkt van seksueel binnendringen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken, omdat geen sprake is van wettig en overtuigend bewijs. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Over feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer] niet voor het bewijs kan worden gebruikt, omdat de kans aanwezig is dat zijn verklaring is beïnvloed door zijn halfzus [naam] . Daarnaast is er onvoldoende steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer] . De verklaringen van
[naam] en moeder [naam] vormen geen steunbewijs, omdat zij enkel hebben verklaard wat zij van [slachtoffer] hebben gehoord. Ook de verklaring van mevrouw [naam] vormt onvoldoende steunbewijs. Zij kan de situatie die zij in de woonkamer van verdachte heeft gezien - [slachtoffer] die ontkleed was en verdachte die achter hem zat - met de wetenschap van nu, namelijk de verdenking van een zedenmisdrijf, in een bepaalde context hebben geplaatst.
Over feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat het steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer 2] ontbreekt.
Oordeel van de rechtbank
Juridisch kader
Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door de omstandigheid dat slechts twee personen aanwezig waren bij de (gestelde) seksuele handelingen: de aangever en de verdachte. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen mee dat slechts de verklaringen van de aangever(s) als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. De rechtbank kan niet tot een bewezenverklaring komen als de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en er onvoldoende steun is in andere bewijsmiddelen. Dit betekent dat in een geval als het onderhavige, waarin wordt ontkend dat de handelingen tegenover de aangever(s) zijn gepleegd en er geen directe getuigen zijn de rechtbank eerst de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangever(s) moet beoordelen en daarnaast moet bepalen of voor die verklaringen voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is. In zedenzaken geldt dat een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de betrouwbare verklaringen van de aangever(s) voldoende wettig bewijs kan opleveren. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat hiervoor niet is vereist dat het misbruik als zodanig bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, maar dat het afdoende is wanneer de verklaringen van de aangever(s) op bepaalde punten bevestiging vinden in andere bewijsmiddelen, die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Tussen de verklaring(en) van de aangever(s) en de overige bewijsmiddelen mag niet een te ver verwijderd verband bestaan. Uit het dossier en uit hetgeen ter zitting is besproken, moet de rechtbank bovendien de overtuiging hebben gekregen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Feit 2
De rechtbank acht feit 2 primair en subsidiair niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer 2] weliswaar betrouwbaar, maar in het dossier is onvoldoende steunbewijs aanwezig. De verklaring van moeder [naam] dat [slachtoffer 2] in september 2022 huilend naar beneden kwam en vertelde dat papa aan haar vagina zat, biedt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steun aan de verklaring van [slachtoffer 2] . De verklaring van [naam] is ten eerste afkomstig uit dezelfde bron, namelijk [slachtoffer 2] . Daarbij komt dat de rechtbank de verklaringen van [naam] in het licht van het hele dossier en het beeld wat daaruit over haar naar voren komt onvoldoende betrouwbaar acht. Het feit dat [slachtoffer 2] en haar vader wel vaker in dezelfde ruimte zouden slapen, biedt naar het oordeel van de rechtbank evenmin steunbewijs. Dat is een vrij algemeen gegeven en zeker gezien de verhouding tussen [slachtoffer 2] en verdachte als vader en dochter is dat nog ver verwijderd van het verweten misbruik.
De rechtbank komt hieronder wel tot het oordeel dat bewezen is dat [slachtoffer] is misbruikt, maar ook dat feit biedt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steun aan de verklaringen van [slachtoffer 2] . Daarmee worden die verklaringen immers nog niet bevestigd, ook niet op bepaalde punten. Gelet op het voorgaande, wordt niet voldaan aan het wettelijk bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Er is daarom onvoldoende wettig bewijs dat verdachte het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Feit 1
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank heeft de verklaring van [slachtoffer] met behoedzaamheid gewogen; evengoed acht zij deze verklaring betrouwbaar. [slachtoffer] heeft consistent en gedetailleerd verklaard. Zo verklaart hij over het gebruik van olie en vaseline, en wc-papier om te zorgen dat het witte spul niet op [slachtoffer] zou komen.
Zijn verklaring komt authentiek over.
De rechtbank moet vervolgens de vraag beantwoorden of de verklaring van [slachtoffer] voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend.
Ten eerste vormt de verklaring van mevrouw [naam] steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer] . Zij verklaart dat zij heeft gezien dat [slachtoffer] op zijn knieën zat met zijn broek naar beneden, zijn ellebogen op de bank en zijn handen gevouwen. Verdachte zat op zijn knieën achter [slachtoffer] . Ze zag de blote billen van [slachtoffer] . Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] insmeerde met zalf tegen schurft. De rechtbank acht dit niet geloofwaardig en zal daaraan voorbijgaan. Verdachte heeft immers wisselend en tegenstrijdig over dit voorval verklaard (bijvoorbeeld over de aanwezigheid van [naam] bij dit insmeren). Uit het proces-verbaal van verhoor van verdachte kan niet worden opgemaakt dat die wisselende en inconsistente verklaringen zijn toe te schrijven aan de slechte vertaling door de tolk zoals door de raadsman naar voren is gebracht. Bovendien is zijn verklaring in tegenspraak met andere verklaringen. Zo verklaart mevrouw [naam] op het betreffende moment geen tube zalf te hebben gezien.
Naast de verklaring van mevrouw [naam] is er ander steunbewijs. Zo heeft [slachtoffer] verklaard dat verdachte voordat het misbruik plaatsvond seksfilmpjes keek en aan hem liet zien en zijn er op de telefoon van verdachte veel pornografische afbeeldingen en videos aangetroffen, die voor een groot deel werden gecategoriseerd als gay porn. Op deze afbeeldingen waren veelal anale, seksuele handelingen te zien, waarbij jonge acteurs zijn te zien.
Naar het oordeel van de rechtbank is er echter geen steunbewijs aanwezig voor het misbruik wat zou hebben plaatsgevonden in de periode dat verdachte samen met [slachtoffer] in Irak en Iran was. De rechtbank zal een kortere pleegperiode bewezen verklaren, te weten 1 februari 2020 (het moment waarop verdachte volgens verschillende verklaringen, waaronder zijn eigen, in Nederland arriveerde) tot 1 augustus 2021.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De verklaring van verdachte ter terechtzitting, onder meer inhoudend:
[slachtoffer] is mijn stiefzoon, hij is geboren op [geboorte datum] 2009. Ik ben zelf als laatste van de familieleden naar Nederland gekomen, rond 1 februari 2020.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 1 februari 2023,opgenomen op pagina 49 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Toen we op vakantie gingen naar Zwitserland is het gestopt
(de rechtbank begrijpt: in de zomer van 2021).
V: Wat kan je me nog meer vertellen over wat je stiefvader bij jouw deed?
A: Allemaal vieze dingen zoals piemel in de mond en in mijn kont. Hij ging mij ook zoenen. Hij gebruikt wc papier en zorgt dat het witte spul niet op mij komt. Hij gebruikt ook olie een soort olie. Hij is gestopt in 2021.
V: Wie zijn piemel ging in de kont?
A: [verdachte] zijn piemel ging in mijn kont.
V: En de piemel in de mond, wie zijn piemel ging dan in de mond?
A: Ja van hem.
V: Waar waren jullie als hij dat deed, met zijn piemel in jouw kont?
A: Thuis, alleen. Soms in zijn kamer en soms in de woonkamer.
V: Weet je nog wanneer de laatste keer was?
A: In Groningen. In de woonkamer van ons huis.
V: Jij vertelde ook dat jouw stiefvader met zijn piemel in jouw mond ging, is dat 1 keer gebeurd of vaker?
A: Vaker. In de woonkamer of in de slaapkamer.
V: Wat is er dan eerder, dat jouw stiefvader zijn piemel in jouw kont deed of de piemel in jouw mond. Wat is al eerste gebeurd?
A: Eerst in mijn kont. Hij doet dat elke keer. In mijn kont en in mijn mond op dezelfde dag.
V: Wanneer was de aller laatste keer dat jouw stiefvader zijn piemel in jouw mond deed?
A: Wat ik net zei, de laatste keer was in Nederland. Ik denk dat ik twaalf was.
V: Wat zag je op die filmpjes over seks?
A: Seks met mannen en vrouwen.
V: Jij bent op die slaapkamer het is in de nacht. En dan?
A: Dan gaat hij beginnen met seks. Hij gaat knuffelen en dan gat hij eerst zijn piemel in mijn mond doen en daarna doet hij een beetje olie op zijn piemel en doet hij zijn piemel in mijn kont. Daarna gaan we douchen.
A: Als hij seks film gaat kijken, dan trekt hij zijn kleren uit en dan gaat hij seks met mij hebben. Dan zit mijn hoofd bij zijn piemel en dan moet ik gekke dingen met zijn piemel doen. Daarna doet hij die olie en zijn piemel in mijn kont en als het klaar is gaan we douchen.
A: Hij doet zijn piemel in mijn mond en dan moet ik zo doen.
O: [slachtoffer] beweegt zijn hoofd op en neer.
A: Hij vertelt me dat. Hij zegt wat ik moet doen en hij laat voorbeelden zien op de filmpjes. Hij kijkt nog steeds de film. Hij heeft de telefoon vast. Hij ligt op zijn rug op het bed.
V: Hoe stopt dat, jij hebt zijn piemel in jouw mond en dan?
A: Hij zegt: "ga omdraaien". Dan gaat hij zijn piemel in mijn kontje doen. Heel hard doen, en dan ga ik schreeuwen. Dan doet hij een beetje zachtjes. Dan gaat hij door tot dat witte spul komt en dan gaat hij naar de wc en dan gaat hij douchen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 16 februari 2023,opgenomen op pagina 105 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] : A: Ik zou langs komen, ik klopte aan op het raam. [slachtoffer] zat op zijn knieën met zijn broek naar beneden en zijn ellebogen op de bank en zijn handen gevouwen. [verdachte] zat op z'n knieën achter [slachtoffer] . Ik zag de blote kont van [slachtoffer] . Ik heb toen nog een keer aangeklopt. Toen schrokken ze allebei. [slachtoffer] sprong op, deed zijn broek om hoog en [verdachte] is de deur open gaan doen.
V: Hoe is de houding van [verdachte] ?
A: Hij zat op zijn knieën, hand richting billen. Nadat ik het gevraagd heb: "Wat was nou wat ik zag?" [verdachte] zei dat hij [slachtoffer] aan het insmeren was met zalf omdat ze schurft hadden.
V: Wat kan je nog meer zeggen van de kleding van [slachtoffer] , had hij nog wat aan?
A: Hij had bovenkleding aan. Zijn broek was niet uit, maar zat op zijn enkels.
V: In hoeverre heb jij iets van zalf gezien?
A: Nee, ik heb het niet gezien.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 februari 2023,opgenomen op pagina 31 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Collega [verbalisant] heeft de data uit de telefoon van verdachte [verdachte] oppervlakkig onderzocht. Ik hoorde zeggen dat er veel pornografische afbeeldingen en videos waren aangetroffen in de gegevens. Dat dit voor een groot deel gecategoriseerd was als " [site] ". Daarnaast hoorde ik haar zeggen dat op de afbeeldingen en videos veelal anale seksuele handelingen te zien waren. En dat de leeftijden van de acteurs vaak jong, niet perse minderjarig, waren.
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij in de periode 1 februari 2020 tot [geboorte datum] 2021 te Groningen, althans in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboorte datum] 2009, zijnde een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
  • meermalen zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] te brengen
  • meermalen zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer] te brengen
  • videos met een seksuele strekking aan die [slachtoffer] te tonen
  • die [slachtoffer] (op de mond) te kussen
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op:
1met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en feit 2 subsidiair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer] .
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen over een op te leggen straf, gelet op de door hem bepleite integrale vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies d.d. 1 mei 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich gedurende een langere periode op verschillende momenten schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij zijn minderjarige stiefzoon, waarbij hij zowel oraal als anaal bij hem naar binnen is gedrongen. Hij heeft hem gedurende een langere periode meermalen seksueel misbruikt. Dit alles vond plaats in het huis waar de verdachte en het slachtoffer woonden, het huis dat juist een veilige plek voor het slachtoffer had moeten zijn. Door zo te handelen heeft de verdachte de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn stiefzoon geschonden en op grove wijze misbruik gemaakt van de aanwezige vertrouwensrelatie. Het is algemeen bekend dat jeugdige slachtoffers van dergelijke delicten daarvan later ernstige nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. De verdachte heeft bij dit alles kennelijk niet stilgestaan en heeft zich enkel laten leiden door, en oog gehad voor, de bevrediging van zijn eigen seksuele verlangens. De rechtbank rekent het verdachte daarnaast aan dat hij geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden.
Verder blijkt uit de justitiële documentatie van verdachte dat hij niet eerder is veroordeeld voor (zeden)misdrijven.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de aard en de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een andere straf dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden. Het voorwaardelijke strafdeel dient daarbij als waarschuwing aan de verdachte, teneinde te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Daarnaast zal aan dit strafdeel een contactverbod met [slachtoffer] worden verbonden.
De rechtbank wijkt hiermee af van de vordering van de officier van justitie, vooral omdat de rechtbank anders dan de officier van justitie feit 2 niet bewezen acht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer] , tot een bedrag van 6.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd metwettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van 4.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd metwettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen in zijn geheel toegewezen dienen te worden, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor niet-ontvankelijkheid van beide vorderingen, gelet op de door hem bepleite integrale vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 februari 2020.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 244, 248 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd. Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
1. dat de veroordeelde op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboorte datum] 2009, zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht.
Ten aanzien van 18.039694.23 feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 6.000,- (zegge: zesduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 februari 2020 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 6.000,- (zegge: zesduizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2020 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 65 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van 18.039694.23 feit 2:
Verklaart de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer 2] haar eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. M.C. Fuhler en mr. M. Lok, rechters, bijgestaan door mr. L.M. Jongman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 maart 2024.
Mr. M.C. Fuhler is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.