SIN en Beschrijving DNA-profielCelmateriaal kan Matchkans omschrijvingafkomstig zijn van
AALH5312NL#01DNA-profiel van een man[verdachte] kleiner dan één op één miljard
Bewijsoverweging
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af. Tussen 10 oktober 2018 om 17.45 uur en 11 oktober 2018 om 06:45 uur wordt een bedrijfsauto weggenomen te Arnhem. Deze bedrijfswagen wordt kort na de diefstal afgesloten aangetroffen in [plaats] . Het contactslot was uit het dashboard gebroken en de elektrische bedrading hing onder het dashboard. Aan de binnenzijde van het linker voorportier wordt bloed met het DNA van verdachte aangetroffen. Verdachte, die woonachtig is in Arnhem, kan geen verklaring geven voor de aanwezigheid van zijn bloed aan de binnenzijde van het voorportier.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de korte tijdspanne tussen de diefstal van de bedrijfswagen in Arnhem en het aantreffen daarvan in [plaats] , met daarop bloed met het DNA van verdachte, het niet anders kan dan dat verdachte de bedrijfswagen in de ten laste gelegde periode voorhanden heeft gehad. De rechtbank is verder van oordeel dat nu het contactslot uit het dashboard was gebroken en aan de bedrading hing, het niet anders kan dan dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de bedrijfswagen wist dat deze van een misdrijf afkomstig was.
De rechtbank acht daarmee de onder subsidiair tenlastegelegde opzetheling wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode omvattende de dagen 10 oktober 2018 en 11 oktober 2018 te een of meer plaatsen in Nederland, een bedrijfsauto van het merk Mercedes-Benz, voorzien van het [kenteken] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die voornoemde bedrijfsauto van het merk Mercedes-Benz, wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op: subsidiair:opzetheling;
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling door een gestolen bedrijfsauto voorhanden te hebben. Hij heeft daarmee bijgedragen aan de handel in gestolen goederen en daarmee aan het stimuleren van diefstallen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Verdachte heeft geen enkele verantwoording voor het strafbare feit genomen.
Verdachte heeft niet mee willen werken aan een reclasseringsadvies. In zijn verhoor bij de politie heeft verdachte aangegeven geen werk te hebben. Hij ontvangt een Wajong-uitkering. Verder blijkt uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 16 januari 2024 dat verdachte een strafblad heeft, maar dat hij niet eerder voor opzetheling is veroordeeld.
Voor opzetheling zijn geen oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgelegd. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de straffen die normaliter voor diefstal van autos worden opgelegd omdat het strafmaximum voor diefstal en opzetheling gelijk is. Bij een first offender is dat een taakstraf van 120 uren.
De rechtbank constateert dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden. Als uitgangspunt geldt dat een verdachte recht heeft op berechting van zijn zaak binnen een termijn van twee jaar. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank stelt vast dat de termijn in dit geval is aangevangen op 9 december 2019, de dag waarop verdachte in verzekering is gesteld.
Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden die deze overschrijding rechtvaardigen. De rechtbank zal bij de bepaling van de straf rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn, door een strafkorting toe te passen.
Daarnaast houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank in beginsel een taakstraf van 120 uur passend en geboden. In verband met de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank de taakstraf matigen naar een taakstraf voor de duur van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis en zal deze straf opleggen.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een taakstraf voor de duur van 90 uren.Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 45 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. A. de Jong en mr. L.S. Langius, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 maart 2024.