ECLI:NL:RBNNE:2024:835

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
C/19/146982 / KG ZA 24-30
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Locatie- en contactverbod in kort geding tegen gedaagde wegens intimiderend gedrag richting gemeente en medewerkers

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 maart 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Gemeente Hoogeveen en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partijen, waaronder de gemeente en enkele medewerkers, hebben een locatie- en contactverbod gevorderd tegen de gedaagde, die hen jarenlang heeft bestookt met bedreigende en intimiderende correspondentie. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het gedrag van de gedaagde partij een grens overschrijdt en dat er voldoende spoedeisend belang is voor de gevraagde maatregelen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde gedurende een jaar geen contact mag opnemen met de eisende partijen en zich niet mag bevinden binnen een straal van honderd meter van het gemeentehuis. Bij overtreding van deze verboden kan de gedaagde een dwangsom van € 200,00 per overtreding verbeuren, met een maximum van € 5.000,00. Daarnaast is het de gemeente toegestaan om de gedaagde in gijzeling te laten nemen indien nodig. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de gedaagde opgelegd, die binnen veertien dagen na aanschrijving moeten worden voldaan. De uitspraak benadrukt de ernst van het gedrag van de gedaagde en de noodzaak van bescherming voor de betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Assen
Zaaknummer: C/19/146982 / KG ZA 24-30
Vonnis in kort geding van 14 maart 2024
in de zaak van

1.GEMEENTE HOOGEVEEN,2. [eisende partij sub 2] ,3. [eisende partij sub 3] ,4. [eisende partij sub 4] ,

allen te Hoogeveen,
eisende partijen,
advocaat: mr. C.A.H. van de Sanden te Eindhoven,
tegen
[gedaagde],
zonder bekende woon- of verblijfplaats ,
gedaagde partij,
niet verschenen.
Eisende partijen zullen hierna gezamenlijk de gemeente c.s. genoemd worden, dan wel - afzonderlijk de gemeente (eisende partij sub 1), [eisende partij sub 2] (eisende partij sub 2), [eisende partij sub 3] (eisende partij sub 3) en [eisende partij sub 4] (eisende partij sub 4). Gedaagde partij zal in het navolgende als [gedaagde] worden aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 februari 2024 met 21 producties,
- de betekeningsstukken 1 tot en met 5,
- de mondelinge behandeling van 7 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de verstekverlening tegen [gedaagde] .
1.2.
Vervolgens is de datum voor vonnis op heden bepaald.

2.Het geschil

2.1.
De gemeente c.s. vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad op de minuut en op alle dagen en uren:
de heer [gedaagde] te verbieden om, vanaf vierentwintig (24) uur na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, op enigerlei wijze, althans anders dan via een gemachtigde of advocaat, contact op te nemen met (medewerkers van) de Gemeente, althans de Gemeente c.s., althans Betrokkenen en/of hun gezinsleden, althans de Gemeente;
de heer [gedaagde] te verbieden om zich, vanaf vierentwintig (24) uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis, gedurende een periode van een (1) jaar, althans een in redelijkheid door U edelachtbare te bepalen periode, zich te bevinden, dan wel op te houden (1) binnen een straal van vijfhonderd (500) meter rondom het gemeentehuis van de Gemeente, gelegen te Raadhuisplein 1 te (7901 BP) Hoogeveen, alsmede (2) zich te bevinden binnen een straal van vijfhonderd (500) meter rondom het terrein van het gemeentehuis van gemeente De Wolden, gelegen te (7921 GD) Zuidwolde zulks met machtiging van de gemeente om de naleving van dit verbod zo nodig te bewerkstelligen met hulp van de sterke arm van politie en justitie;
te bepalen dat de heer [gedaagde] bij iedere overtreding van het onder 1 en/of 2 gegeven verbod telkens, ter keuze van de Gemeente, hetzij een dwangsom van
EUR 1.000,00 aan de Gemeente zal verbeuren. althans een door U edelachtbare te bepalen dwangsom, hetzij voor de duur van achtenveertig (48) uur in gijzeling kan worden genomen, althans een door U edelachtbare te bepalen duur en
4. de heer [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten, één en ander te voldoen binnen veertien (14) dagen na dagtekening van het vonnis in kort geding, en (voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt) te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten, te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.

3.De beoordeling

3.1.
Het spoedeisend belang is met de aard van de vorderingen voldoende gegeven en ook niet weersproken.
3.2.
Uit het door de gemeente c.s. in de dagvaarding geschetste feitencomplex lijkt te volgen dat het geschil tussen partijen terug te leiden is tot het al dan niet toekennen van een bijstandsuitkering (met terugwerkende kracht) aan [gedaagde] op verschillende momenten. Of de gemeente wel of niet een uitkering had moeten toekennen aan [gedaagde] , word in dit kort geding niet beoordeeld. Het gaat er om of aan [gedaagde] een locatie- en/of contactverbod moet worden opgelegd. Om dergelijke ingrijpende maatregelen toe te kunnen wijzen, moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo'n inbreuk op de vrijheid kunnen rechtvaardigen.
3.3.
Aan de kant van de gemeente c.s. is in dat verband – onweersproken – gesteld dat zij gedurende een tijdsbestek van vele jaren werd en wordt bestookt met correspondentie van [gedaagde] (ongeveer 600 brieven en e-mails bij het uitbrengen van de dagvaarding), terwijl ook familieleden van [eisende partij sub 2] en/of [eisende partij sub 3] en/of [eisende partij sub 4] correspondentie van [gedaagde] ontvangen.
Een gedeelte van die correspondentie is in deze procedure overgelegd en daaruit volgt klip en klaar dat deze zeer bedreigend en intimiderend van aard is en ook bij herhaling – impliciete – doodsbedreigingen bevat, mede gericht aan [eisende partij sub 2] , [eisende partij sub 3] , [eisende partij sub 4] en de toenmalige ombudsman van de gemeente c.s. Hoewel de gemeente c.s. een publieke taak heeft en van haar in zijn algemeenheid verwacht mag worden dat zij meer duldt dan een gemiddelde, andere persoon, zit daar uiteraard wel een bovengrens aan die mede wordt ingevuld door fatsoen. Onder meer met het versturen van het overgelegde gedicht 'kogelregen' aan [eisende partij sub 4] , is [gedaagde] wat de voorzieningenrechter betreft ver boven die grens gegaan en dit kan zonder meer als onrechtmatig worden betiteld. Dat heeft ook te gelden voor de eerder door [gedaagde] georganiseerde 'begrafenis' van [eisende partij sub 3] , zoals die volgens de gemeente c.s. heeft plaatsgevonden, hetgeen door [gedaagde] niet is weersproken.
3.4.
Voorts heeft de gemeente c.s. aangevoerd dat [gedaagde] zich ook in telefonische en persoonlijke contacten met medewerkers van de gemeente en in ieder geval [eisende partij sub 3] uitlaat op een beledigende en intimiderende manier, met als gevolg dat de balies worden beveiligd (met een bewaker en beveiligingscamera's), [eisende partij sub 2] en/of [eisende partij sub 3] en/of [eisende partij sub 4] een fysieke agressietraining hebben moeten volgen, 24/7 een noodknop bij zich dragen en een eigen parkeerplaats toegewezen hebben gekregen, direct naast de personeelsingang. [gedaagde] heeft ook deze feiten en omstandigheden niet weersproken, zodat deze in het kader van deze procedure vast staan. Ook hier heeft te gelden dat dergelijk gedrag van [gedaagde] als uitermate kwalijk en bovenal onrechtmatig kan worden gekwalificeerd.
3.5.
Gelet op het bovenstaande en met inachtneming van het hiervoor onder 3.2. genoemde criterium is de voorzieningenrechter van oordeel dat de door de gemeente c.s. gevraagde verboden toewijsbaar zijn, met inachtneming van hetgeen hierna zal worden overwogen.
3.6.
De omstandigheid dat aan [gedaagde] bij brief van 6 februari 2024 een pandverbod voor onbepaalde tijd is opgelegd, betekent niet dat de gemeente c.s. geen belang meer heeft bij een locatieverbod. Zijdens de gemeente c.s. is ter gelegenheid van de mondelinge behandeling namelijk onweersproken toegelicht dat eerder aan [gedaagde] opgelegde pandverboden niet effectief zijn gebleken, alsmede dat de gemeente c.s. met de gevorderde lijfsdwang zogezegd het 'heft in eigen handen' kan nemen.
3.7.
Ten aanzien van het gevorderde onder 1. geldt verder dat de gemeente c.s. ter gelegenheid van de mondelinge behandeling nader heeft toegelicht dat hierbij gaat om een nevenschikking. Gelet daarop, wat niet als een eiswijziging kan worden gezien maar om een concretisering van het gevorderde, zal de voorzieningenrechter bepalen dat het [gedaagde] zal worden verboden contact op te nemen met medewerkers van de gemeente, waaronder begrepen [eisende partij sub 2] , [eisende partij sub 3] en [eisende partij sub 4] , alsmede hun gezinsleden. De voorzieningenrechter ziet, gelet op de eisen van proportionaliteit, geen aanleiding om, zoals door de gemeente c.s. is gevorderd, het contactverbod op te leggen voor onbepaalde tijd. De duur van het contactverbod zal worden beperkt tot een periode van één jaar. Hiertoe wordt in aanmerking genomen dat de gemeente c.s. bij haar vordering onder 2 ook een dergelijke periode vraagt, zodat dit in haar ogen kennelijk een redelijke termijn is. Dat laat onverlet dat mocht het na een periode van een jaar in de ogen van de gemeente c.s. noodzakelijk blijken het haar uiteraard vrij staat om wederom een contactverbod te vorderen.
3.8.
Met betrekking tot de vordering onder 2. overweegt de voorzieningenrechter dat hierboven reeds is toegelicht dat en waarom een dergelijk verbod wel degelijk betekenis heeft, naast het opgelegde pandverbod. Wel zal de straal waarbinnen [gedaagde] zich niet mag begeven worden beperkt tot een afstand van 100 in plaats van de gevraagde 500 meter. Redengevend hiervoor acht de voorzieningenrechter dat de gemeente c.s. voor die afstand heeft gekozen, vanwege de ligging van de woning van [eisende partij sub 2] en de toenmalige gemeentelijke ombudsman. [eisende partij sub 2] wordt echter al beschermd met het onder 1. toe te wijzen contactverbod, terwijl de voormalige gemeentelijke ombudsman geen partij is in deze procedure.
3.9.
De door de gemeente c.s. gevorderde dwangsom zal, mede gelet op de discussie tussen partijen over de bijstandsuitkering van [gedaagde] , worden gemaximeerd op een bedrag van € 200,00 per overtreding. Als [gedaagde] drie keer een dwangsom heeft verbeurd is het daarna bij iedere verdere overtreding ter keuze aan de gemeente c.s. om ofwel aanspraak te maken op dwangsommen of om lijfsdwang toe te (laten) passen. Het maximum te verbeuren bedrag aan dwangsommen zal worden bepaald op een bedrag van € 5.000,00 en de gijzeling mag in totaal maximaal één jaar bedragen, op grond van het bepaalde in artikel 589 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
3.10.
Vanwege het voorgaande en omdat het pandverbod ook al is voorzien van een strafrechtelijke sanctie, ziet de voorzieningenrechter geen, althans onvoldoende aanleiding om de door de gemeente c.s. gevraagde machtiging toe te wijzen.
3.11.
De gevorderde uitvoerbaarverklaring op de minuut zal worden afgewezen, omdat partijen daarbij geen belang hebben. Zij beschikken immers al over een uitvoerbare grosse. Ook de gevorderde uitvoerbaarverklaring op alle dagen en uren wordt afgewezen, nu de noodzaak daartoe niet is gesteld en gebleken.
3.12.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De proceskosten van de gemeente c.s. worden begroot op:
- griffierecht
153,66
- salaris advocaat
715,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.046,66
3.13.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
verbiedt [gedaagde] gedurende één jaar na betekening van dit vonnis, anders dan via zijn advocaat of gemachtigde contact op te nemen met medewerkers van de gemeente, en [eisende partij sub 2] , [eisende partij sub 3] en [eisende partij sub 4] , alsmede hun gezinsleden,
4.2.
verbiedt [gedaagde] gedurende één jaar na betekening van dit vonnis zich te bevinden, dan wel op te houden (1) binnen een straal van honderd (100) meter rondom het gemeentehuis van de gemeente, gelegen te Raadhuisplein 1 te (7901 BP) Hoogeveen, alsmede (2) zich te bevinden binnen een straal van honderd (100) meter rondom het terrein van het gemeentehuis van gemeente De Wolden, gelegen te (7921 GD) Zuidwolde
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan de gemeente c.s. een dwangsom te betalen van
€ 200,00 (zegge: tweehonderd euro) voor iedere overtreding van het in 4.1. en 4.2. uitgesproken verbod, tot een maximum van € 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro) is bereikt,
4.4.
bepaalt dat indien [gedaagde] € 600,00 (zegge: zeshonderd euro) aan dwangsommen heeft verbeurd, dit vonnis bij iedere verdere overtreding tevens uitvoerbaar zal zijn bij lijfsdwang, met dien verstande dat:
a. [gedaagde] in dat geval voor de duur van niet langer dan achtenveertig (48) uur per overtreding in gijzeling wordt gesteld,
b. [gedaagde] voor deze overtreding niet tevens een dwangsom verbeurt,
c. voor [gedaagde] in totaal niet meer dan één (1) jaar ingijzelingstelling is toegestaan,
4.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.046,66, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. van Gessel en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2024.