Op 13 maart 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2000, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van verschillende vuurwapens en munitie. De tenlastelegging omvatte onder andere een revolver van het merk Charter Arms en een pistool van het merk FN, evenals onderdelen van vuurwapens en munitie. De zaak werd behandeld door een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, waarbij de verdachte werd bijgestaan door haar advocaat, mr. D.L.A.M. Pluijmakers, en het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.
Tijdens de zitting op 28 februari 2024 werd door de officier van justitie vrijspraak gevorderd, omdat niet kon worden bewezen dat de verdachte de feitelijke beschikkingsmacht over de wapens en munitie had. De verdediging voerde aan dat de verdachte op de datum van de tenlastelegging in het ziekenhuis verbleef en geen toegang had tot haar woning, waar de wapens waren aangetroffen. De rechtbank heeft deze argumenten overwogen en kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat zij de tenlastegelegde voorwerpen voorhanden had, en sprak haar vrij van alle beschuldigingen. Dit vonnis benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak voor de aanklager om overtuigend bewijs te leveren voor een veroordeling.