ECLI:NL:RBNNE:2024:823

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
18-158913-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtreding van de Wet wapens en munitie met taakstraf en rekening houdend met overschrijding van de redelijke termijn

Op 13 maart 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een semi-automatisch pistool en munitie, in strijd met de Wet wapens en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 november 2019 in de gemeente Weststellingwerf een pistool van het merk HK (Heckler & Koch) en kogelpatronen voorhanden had. Tijdens de zitting op 28 februari 2024 was de verdachte niet aanwezig, maar haar advocaat, mr. D.L.A.M. Pluijmakers, was wel aanwezig en verklaarde dat hij tot de verdediging was gemachtigd. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van het medeplegen, waar de rechtbank vrijspraak voor verleende. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar zorg voor haar gezin. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier maanden geëist, maar de rechtbank besloot tot een taakstraf van 180 uren, met een vervangende hechtenis van 90 dagen indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van de feiten en de oriëntatiepunten van het LOVS, en concludeerde dat de verdachte strafbaar was, maar dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf niet op zijn plaats was.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/158913-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 maart 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1957 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 februari 2024.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. D.L.A.M. Pluijmakers, advocaat te Almere, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. ​
zij op of omstreeks 12 november 2019 te [plaats] , in elk geval in de gemeente Weststellingwerf, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een (semi automatisch) pistool, van het merk HK (Heckler & Koch/Model 4), kaliber 6.35 mm en/of een of meer onderdelen van dat vuurwapen, te weten (onder meer) een patroonmagazijn, voorhanden heeft gehad;
zij op of omstreeks 12 november 2019 te [plaats] , in elk geval gemeente Weststellingwerf, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, munitie van categorie II of III van de Wet wapens en munitie, te weten
  • 5 kogelpatronen (van het merk Sellier & Bellot/Volmantel), kaliber 7.65 mm en/of
  • 20 kogelpatronen, kaliber 7,65 mm (in plastic zakje), voorhanden heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1. en 2. ten laste gelegde, met uitzondering van het medeplegen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman zich ten aanzien van het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het medeplegen, nu hier geen bewijs voor in het dossier aanwezig is.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1. en 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend,
volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 4 februari 2020, opgenomen op pagina 1846 e.v. van het onderzoek Montesquieu van Politie Noord-Nederland met nummer NN1RO18105 d.d. 31 mei 2020, inhoudend de verklaring van verdachte;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (met fotobijlage) d.d. 12 november 2019, opgenomen op pagina 3145 van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek vuurwapens en munitie (met bijlagen) d.d. 20 januari 2020, opgenomen op pagina 3151 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [naam] .
Vrijspraak medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte het ten laste gelegde samen met een ander heeft gepleegd zal verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
Kennelijke verschrijving
Gelet op de inhoud van het dossier merkt de rechtbank op dat in de tenlastelegging ten aanzien van het onder feit 1. vermelde kaliber van het pistool van het merk Heckler en Koch sprake is van een kennelijke verschrijving en dat het kaliber derhalve moet worden gewijzigd in 7.65 mm. De rechtbank zal de tenlastelegging op dit punt verbeterd lezen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder feit 1. en 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. ​
zij op 12 november 2019 te [plaats] , een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een (semi automatisch) pistool, van het merk HK (Heckler & Koch/Model 4), kaliber 7.65 mm en onderdelen van dat vuurwapen, te weten een patroonmagazijn, voorhanden heeft gehad;
2
zij op 12 november 2019 te [plaats] , munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
  • 5 kogelpatronen
  • 20 kogelpatronen, kaliber 7,65 mm in plastic zakje, voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden. De officier van justitie heeft bij het bepalen van de strafeis rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een taakstraf. Hij heeft daartoe aangevoerd dat gelet op de forse overschrijding van de redelijke termijn, een gevangenisstraf niet meer aan de orde kan zijn. Daarbij merkt de raadsman op dat sinds 2019 niet gebleken is van nieuwe contacten van verdachte met politie en/of justitie en ook dat het recidivegevaar door de reclassering als laag wordt ingeschat. Verder blijkt uit het reclasseringsrapport dat een gevangenisstraf onwenselijk is, gelet op de zorg die verdachte heeft voor haar man, haar gehandicapte zoon en haar kleinzoons. De raadsman heeft zich ten aanzien van de hoogte van een eventueel op te leggen taakstraf gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van Reclassering Nederland en het uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 februari 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het overtreden van de Wet Wapens en Munitie. In een chalet achter een woning op het perceel waar verdachte verbleef werd een semi automatisch pistool aangetroffen met een gevuld patroonmagazijn en een zak met kogelpatronen. Het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie kan gemakkelijk leiden tot het gebruik ervan en vormt daarom een onaanvaardbaar risico in de maatschappij. Daarnaast leidt ongeoorloofd wapenbezit tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat zij het vuurwapen voorhanden had ter zelfbescherming, omdat ze afgelegen woont en s nachts bang was, doet daar niet aan af.
Persoon van verdachte
De reclassering heeft op 21 december 2021 over verdachte gerapporteerd. Hieruit blijkt dat de leefgebieden familierelaties en houding mogelijk delictgerelateerd zijn. Verdachte wil geen openheid van zaken geven over haar motieven. Vanwege deze delicthouding is het voor de reclassering moeilijk om een beeld te krijgen van verdachte in relatie tot het delict. Verdachte lijkt de spil in haar gezin te zijn, zij verzorgt haar man, haar gehandicapte zoon en haar kleinzoons. Indien zij gedetineerd raakt zullen haar taken door anderen opgevangen moeten worden. De reclassering ziet, gelet op de houding van verdachte, geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risicos te beperken of het gedrag te veranderen en adviseert bij veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden.
LOVS oriëntatiepunten
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen en gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Het LOVS heeft als uitgangspunt voor straftoemeting ten aanzien van het voorhanden hebben van een vuurwapen een gevangenisstraf van 4 maanden vastgesteld.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank constateert dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden. Als uitgangspunt geldt dat een verdachte recht heeft op berechting van zijn zaak binnen een termijn van twee jaar. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank stelt vast dat de termijn in dit geval is aangevangen op 28 september 2021, de dag waarop verdachte een brief toegestuurd heeft gekregen van voornemen van dagvaarding.
Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden die deze overschrijding rechtvaardigen. De rechtbank zal bij de bepaling van de straf rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn, door een strafkorting toe te passen.
Straf
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, zoals gevorderd door de officier van justitie, niet op zijn plaats is. De rechtbank acht in beginsel een taakstraf van 240 uur passend en geboden. In verband met de overschrijding van de redelijke termijn en gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zal de rechtbank de taakstraf matigen naar een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis en zal deze straf opleggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder feit 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 180 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. de Jong, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. L.S. Langius, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 maart 2024.