ECLI:NL:RBNNE:2024:79

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 januari 2024
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
193020
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voogdijmaatregel en verval door niet tijdig horen van de moeder

Op 15 januari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, een beschikking gegeven in een zaak betreffende voorlopige voogdijmaatregelen voor vier kinderen die onder voogdij stonden van het Duitse Jugendamt. De kinderrechter had eerder op 21 december 2023 het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid belast met de voorlopige voogdij over de kinderen voor een periode van drie maanden. De moeder van de kinderen was in augustus 2023 met hen uit Duitsland weggevlucht en werd in december 2023 in Nederland aangetroffen. De moeder was niet opgeroepen voor de zitting op 3 januari 2024, waardoor zij niet tijdig kon worden gehoord. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de voorlopige voogdij, maar trok dit verzoek in tijdens de zitting, omdat de kinderen inmiddels weer in Duitsland waren en het Jugendamt zich over hen ontfermde. De kinderrechter oordeelde dat de voorlopige voogdijmaatregel op 5 januari 2024 van rechtswege was vervallen, omdat de moeder niet tijdig was gehoord. De beschikking werd openbaar uitgesproken op 15 januari 2024.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaakgegevens : C/17/193020 / FA RK 23-2708
datum uitspraak: 15 januari 2024
beschikking van de kinderrechter
in de zaak van
Raad voor de Kinderbescherming Leeuwarden,
hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Leeuwarden.
betreffende
[Kind 1], geboren op [datum] , hierna te noemen [naam] ,
[Kind 2], geboren op [datum] , hierna te noemen [naam] ,
[Kind 3], geboren op [datum] , hierna te noemen [naam] ,
[Kind 4], geboren op [datum] , hierna te noemen [naam] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam] ,hierna te noemen de moeder,
verblijvende te [plaats] ,
Regiecentrum Bescherming en Veiligheid,hierna te noemen het Regiecentrum,
gevestigd te Leeuwarden,
Jugendamt [plaats],
hierna te noemen het Jugendambt,
gevestigd te [plaats] (Duitsland).

1.Het procesverloop

1.1.
Bij (spoed)beschikking van 21 december 2023 van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, welke hier als herhaald en ingelast moet worden beschouwd, heeft de rechtbank het Regiecentrum met de voorlopige voogdij over [Kind 2] , [Kind 2] , [Kind 3] en [Kind 4] belast voor de duur van drie maanden. Bij diezelfde beschikking heeft de kinderrechter bepaald dat de Raad en de overige belanghebbenden zullen worden gehoord op de zitting van 3 januari 2024.
1.2.
Na 21 december 2023 heeft de kinderrechter nog kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het schriftelijke verzoek met bijlagen van de Raad, ingekomen bij de griffie op 22 december 2023;
  • het plan van aanpak van het Regiecentrum, ingekomen bij de griffie op 2 januari 2024.
1.3.
Op 3 januari 2024 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
  • mevrouw [naam] namens de Raad;
  • mevrouw [naam] namens de GI.
1.4.
De (adres)gegevens van de moeder waren ten tijde van het oproepen van de belanghebbenden voor zowel de rechtbank, de Raad als het Regiecentrum onbekend. Ook was het gelet op de termijnen niet mogelijk om de moeder uit te nodigen voor de zitting door middel van een oproep in de Staatscourant. De moeder is dan ook niet opgeroepen en eveneens niet op de zitting verschenen. De Raad heeft tijdens de zitting aangegeven dat de moeder de beschikking van 21 december 2023 wel vóór de zitting van 3 januari 2024 heeft ontvangen en dat zij daarmee van deze zitting op de hoogte was.
1.5.
Na de zitting van 3 januari 2024 heeft de rechtbank op diezelfde datum nog nadere gegevens over de moeder en een 'Bescheinigung' van het Amtsgericht te [plaats] (Duitsland) van de Raad ontvangen.

2.De feiten

2.1.
De moeder en de kinderen waren aanvankelijk woonachtig op een voor de rechtbank onbekend adres in Duitsland. Het Amtsgericht te [plaats] heeft op 29 november 2023 door middel van een 'Bescheinigung' het Jugendamt te [plaats] tot voogd over de kinderen benoemd op grond van artikel 1813, eerste lid en 1774, eerste lid van het Duits Burgerlijk Wetboek (Bürgerliches Gesetzbuch). De werkingssfeer van deze 'Bescheinigung' omvat onder meer het recht om de verblijfplaats van de kinderen te bepalen.
2.2.
De moeder is in augustus 2023 met de kinderen uit Duitsland weggevlucht. In december 2023 is zij in Nederland aangetroffen. De moeder en de kinderen stonden met ingang van 13 december 2023 ingeschreven bij de crisisnoodopvang in [plaats] .
2.3.
Bij beschikking van 21 december 2023 is het Regiecentrum met de voorlopige voogdij over de kinderen belast.
2.4.
Op 21 december 2023 heeft het Regiecentrum de kinderen in het kader van de voorlopige voogdijmaatregel overgedragen aan het Duitse Jugendamt. De kinderen verblijven sindsdien weer in Duitsland bij (verschillende) pleeggezinnen. De moeder verblijft nog in Nederland.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad heeft aanvankelijk verzocht om het Regiecentrum te belasten met de voorlopige voogdij over de kinderen tot het moment dat de kinderen weer over de grens in Duitsland zouden zijn. De reden hiervoor was een verzoek van de Duitse Centrale Autoriteit aan de Raad om de terugkeer van de kinderen naar Duitsland te organiseren. Aangezien de tenuitvoerlegging van de 'Bescheinigung' van 29 november 2023 in Nederland op dat moment niet mogelijk was, heeft de Raad een spoedverzoek tot voorlopige voogdij bij de rechtbank ingediend en is deze maatregel op 21 december 2023 ook uitgesproken. Anders dan in de schriftelijke bevestiging van het verzoek van de Raad is verzocht, is de voorlopige voogdij uitgesproken voor de duur van drie maanden. Aangezien de kinderen op diezelfde dag zijn overgedragen aan het Duitse Jugendambt, is de voorlopige voogdijmaatregel niet meer noodzakelijk. De Raad heeft zijn verzoek daarom ter zitting met ingang 3 januari 2024 ingetrokken.

4.De beoordeling

Bevoegdheid van de Nederlandse rechter

4.1.
Op grond van artikel 11, eerste lid, van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 zijn de autoriteiten van elke verdragsluitende staat op het grondgebied waar het kind zich bevindt bevoegd om in spoedeisende gevallen alle noodzakelijke beschermingsmaatregelen te nemen. Aangezien de kinderen (en de moeder) zich ten tijde van de indiening van het verzoek in Drachten bevonden, heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht.
Inhoudelijke beoordeling
4.2.
De kinderrechter begrijpt dat de Raad met de intrekking van het verzoek wenst te bereiken dat de voorlopige voogdij maatregel eindigt over voornoemde minderjarigen, omdat zij inmiddels weer in Duitsland zijn en het Jugendamt zich over hen ontfermt. De kinderrechter vindt ook dat de bij beschikking van 21 december 2023 uitgesproken maatregel moet eindigen en dit volgt ook uit de wet. De maatregel vervalt namelijk op grond van artikel 800, derde lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering na verloop van twee weken, tenzij de belanghebbenden binnen deze termijn in de gelegenheid zijn gesteld om hun mening kenbaar te maken. Zoals hiervoor is overwogen kon de kinderrechter de moeder niet tijdig bereiken en is zij niet opgeroepen door de rechtbank voor de zitting. Hierdoor is de voorlopige voogdijmaatregel op 5 januari 2024 van rechtswege geëindigd.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verstaat dat de voorlopige voogdijmaatregel op 5 januari 2024 is vervallen.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Teertstra, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
mr. I.Y. Demes als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2024.