ECLI:NL:RBNNE:2024:78

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
18-214627-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van afpersing met geweld en bedreiging

Op 19 januari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van afpersing. De verdachte, geboren in 1979, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte op 17 augustus 2023 in Nederland, door geweld en bedreiging met een vuurwapen, het slachtoffer dwong om zijn gouden halsketting af te geven. De rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer geloofwaardig en vond voldoende bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte bij de afpersing. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op aan het voorwaardelijk deel van de straf, zoals een meldplicht bij de reclassering en een verbod op contact met het slachtoffer. Daarnaast werd een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd op basis van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de materiële schade toekende, maar de vordering tot immateriële schade niet ontvankelijk verklaarde. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van vier weken gevangenisstraf, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18.214627.23
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 96.126688.19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 januari 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 januari 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.M.M.M. Vogels, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.J. Joustra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 augustus 2023 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een gouden (hals)ketting, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) - tegen die [slachtoffer] dreigend en/of dwingend heeft/hebben gezegd: "werk nou gewoon mee
[slachtoffer] dan overkomt jou ook niks" en/of
  • die [slachtoffer] (met kracht) in/tegen het gezicht en/of de mond heeft/hebben geslagen en/of gestompten/of
  • een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer] heeft/hebbengericht en/of daarmee heeft/hebben gedreigd en/of
  • tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat het een echte is en geen speelgoedpistooltje en/of- tegen die [slachtoffer] dreigend en/of dwingend heeft/hebben gezegd dat hij zijn ketting af moest geven, want anders zou hij, verdachte, schieten, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of - die [slachtoffer] bij de kleding en/of het lichaam heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of tegengehouden;
EN/OF
hij op of omstreeks 17 augustus 2023 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een gouden (hals)ketting, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- tegen die [slachtoffer] dreigend en/of dwingend heeft/hebben gezegd: "werk nou gewoon mee
[slachtoffer] dan overkomt jou ook niks" en/of
  • die [slachtoffer] (met kracht) in/tegen het gezicht en/of de mond heeft/hebben geslagen en/of gestompten/of
  • een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer] heeft/hebbengericht en/of daarmee heeft/hebben gedreigd en/of
  • tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat het een echte is en geen speelgoedpistooltje en/of- tegen die [slachtoffer] dreigend en/of dwingend heeft/hebben gezegd dat hij zijn ketting af moest geven, want anders zou hij, verdachte, schieten, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of - die [slachtoffer] bij de kleding en/of het lichaam heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of tegengehouden;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde medeplegen van afpersing.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaring van aangever onvoldoende steun vindt in ander wettig en overtuigend bewijs. Door de raadsman is voorts aangevoerd dat de verklaringen van aangever tegenstrijdigheden bevatten en het door aangever geschetste scenario als onaannemelijk ter zijde moet worden geschoven. Nu verdachte kort na aankomst in de woning ook weer is vertrokken en hij niet heeft gezien wat zich nadien in de woning heeft afgespeeld, is onduidelijk wat aangever heeft bewogen om weg te rennen en over de schutting te klimmen. Van enig - al dan niet vooropgezet - plan om aangever, samen met medeverdachte [medeverdachte] , af te persen en tot afgifte van een gouden halsketting te bewegen is naar het oordeel van de raadsman niet gebleken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
De door verdachte ter zitting van 5 januari 2024 afgelegde verklaring, voor zover
inhoudend:
Op 17 augustus 2023 was ik samen met [naam] in de woning van [naam] te [plaats] . Op het moment dat ik de woning binnenkwam was [slachtoffer] reeds in de
woning aanwezig. Ook [medeverdachte] kwam na mij de woning te [plaats] binnen. [medeverdachte] en ik kennen elkaar. Ik ben ongeveer een uur in de woning geweest.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 augustus 2023, opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL010020232118818 d.d. 22 september 2023, inhoudend als verklaring van
[slachtoffer] , zakelijk weergegeven:
Op 17 augustus 2023 ben ik naar de woning van [naam] te [plaats] gegaan. Daarvoor ben ik nog naar de bank geweest om geld te pinnen. Toen ik de woning binnenkwam zaten daar een oudere man en jonge vrouw. Ik denk dat zij uit Coevorden kwamen. Ook [medeverdachte] was in de woning aanwezig. [medeverdachte] zei tegen mij dat ik beter mee kon werken. Hij zei tegen mij: Werk nou gewoon mee
[slachtoffer] , dan overkomt jou ook niks. Nadat [medeverdachte] dat had gezegd sloeg hij mij met zijn vuist tegen mijn mond. Hierdoor is een gedeelte van mijn voortand afgebroken. Direct daarna stond de man uit Coevorden op en pakte hij een revolver. De man richtte de revolver op mij. Hij zei dat ik mijn
ketting af moest geven, want anders zou hij schieten. Ik heb daarop mijn ketting afgedaan en afgegeven aan de man uit Coevorden. [naam] ging voor de tussendeur staan naar de gang toe. Ik kon daardoor niet via de voordeur de woning verlaten. Ondertussen hield [medeverdachte] mij vast om ervoor te zorgen dat ik niet weg kon. Ik rukte mij los van [medeverdachte] en begon te rennen. Onderweg ben ik langs [naam] gerend. Hij kon mij niet tegenhouden.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever d.d. 20 augustus 2023, opgenomen op pagina 28 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik meende eerst dat het een speelgoedpistooltje was. [medeverdachte] zei dat het een echte was en dat het geen speelgoedpistooltje was. Die [naam] uit Coevorden heeft dat pistool op mij gericht.
4.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 september 2023, opgenomen op pagina 94 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Ik heb de camerabeelden van de pinautomaat gelegen op perceel [adres] bekeken. Op 17 augustus 2023 omstreeks 19:34 uur zie ik een man in beeld van de pinautomaat verschijnen die ik herken als zijnde aangever [slachtoffer] . Ik zie dat [slachtoffer] om zijn om zijn nek een glimmende ketting draagt.
5.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 augustus 2023, opgenomen op pagina 40 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [naam] en [naam] :
Op 17 augustus 2023 waren wij omstreeks 20.29 uur ter plaatse te [plaats] . Wij werden opgevangen en hoorden dat het slachtoffer achter in de tuin van de woning aan de [adres] lag. Naar later bleek het slachtoffer te zijn: [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] . Het slachtoffer gaf aan erg veel pijn te hebben in zijn linkerbeen en dacht dat hij deze gebroken had. Wij vroegen het slachtoffer hoe dit kwam en hoorden hem zeggen dat hij over een schutting was gesprongen en verkeerd was neergekomen. Het slachtoffer verklaarde samengevat dat hij op visite was bij [naam] . Hij was hier samen met ' [naam] ' en een onbekende man uit Coevorden. Slachtoffer had een gouden ketting om. Toen de anderen dit doorkregen trok de onbekende man een wapen, bedreigde het slachtoffer ermee en eiste de
ketting. Het slachtoffer heeft de ketting afgedaan en afgegeven en kreeg van ' [naam] ' nog een klap in het gezicht. Hierna is het slachtoffer door de achterdeur weggerend en over de schutting geklommen en kwam hierbij slecht ten val. Het slachtoffer toonde ons nog een gebroken rechter voortand. Het is mij ambtshalve bekend dat [naam] de bijnaam is van [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] .
6.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 september 2023, opgenomen op pagina 44 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Toen ik in gesprek was met [slachtoffer] hoorde ik hem zeggen dat zijn gouden ketting was gestolen. Ik zag dat [slachtoffer] zijn T-shirt bij zijn hals naar beneden deed en er geen gouden ketting om zijn hals zat.
7.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 19 augustus 2023, opgenomen op pagina 125 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
Op 17 augustus 2023 was ik in de woning aan de [adres] . Er werd mij verteld dat de vader van [naam] (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer]) door de tuin kroop bij de buurman. Toen ik over het hek leunde heb ik de naam van [slachtoffer] genoemd. Hij herkende mijn stem. Hij vertelde mij het volgende: [naam] , ze hebben mij overvallen. Ze hebben mijn ketting gestolen. Ze hadden hem een klap op de bek gegeven en toen was hij over het hek gesprongen. Dat is wat [slachtoffer] mij vertelde.
8.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 augustus 2023, opgenomen op pagina 102 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Onder [verdachte] is een mobiele telefoon inbeslaggenomen. Deze telefoon betrof een grijze Apple Iphone 13 Pro. In de telefoon trof ik meerdere afbeeldingen van vuurwapens aan. Op 22 augustus 2023 werd de zoekopdracht goudprijs vandaag weergegeven.
9.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 september 2023, opgenomen op pagina 99 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Door mij werd de data uit de veiliggestelde telefoon van verdachte [medeverdachte] onderzocht. Hierbij trof ik de volgende bijzonderheden aan. Op de telefoon van de verdachte is te zien dat deze na een complete reset op 18-08-2023 om 00:22 uur opnieuw in gebruik wordt genomen. Dit houdt in dat alle data van voor deze tijd verwijderd is en dus niet meer te onderzoeken valt.
10.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 augustus 2023, opgenomen op pagina 108 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Door mij werd de veiliggestelde data onderzocht uit de Samsung telefoon met goednummer 1635417. In de data van de telefoon zag ik dat op een aantal bestanden na alle gegevens tot 19-09-2023 zijn geschoond op de telefoon. Met opschonen in dit geval wordt bedoeld dat geen gebruikersactiviteiten zijn aangetroffen tussen 04-08-2023 en 19-08-2023. Dit terwijl er wel data is aangetroffen van voor de opschoonactie. De gegevens behorende aan het account [email] zijn teruggezet op de telefoon. Hierdoor is ook op het telefoontoestel een huurovereenkomst teruggeplaatst. De verhuurder in deze overeenkomst is [verdachte] .
11.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 augustus 2023, opgenomen op pagina 61 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Ik heb onderzoek ingesteld naar de camerabeelden afkomstig van perceel [adres] in [plaats] . Ik zag dat de actuele tijd van de camera 14:53 uur aangaf, terwijl het op dat moment 14:06 uur was. De in dit procesverbaal weergegeven tijden lopen circa 47 minuten voor op de daadwerkelijke tijd. Op de opgenomen camerabeelden hebben wij het volgende waargenomen:
Op 17 augustus 2023 komt om 20:06 uur een Toyota Yaris aangereden welke stopt ter hoogte van perceel [adres] in [plaats] . Uit voornoemde Toyota Yaris stappen een man en vrouw uit. Beide personen lopen vervolgens in de richting van perceel [adres] in [plaats] . Om 20:16 uur komt een persoon op een zwarte scooter aangereden. Diegene lijkt te stoppen bij perceel [adres] in [plaats] . Om 21:08 uur komen zowel de man als de vrouw vanuit de richting van perceel [adres] in [plaats] gelopen. Zij stappen beiden in de Toyota Yaris en rijden daarop weg. Om 21:09 uur komt dezelfde persoon op de scooter uit de richting van perceel [adres] in [plaats] en rijdt weg.
()
Ik zag dat [verdachte] een Toyota Yaris op naam heeft staan. Daarnaast meen ik de op de camerabeelden weergegeven persoon te herkennen als zijnde: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] .
12.
Een geneeskundige verklaring, op 21 september 2023 opgemaakt en ondertekend door
drs. [naam] , tandarts, voor zover inhoudend, als zijn geneeskundige verklaring:
Datum onderzoek: 30-08-2023
Waargenomen letsel:Fractuur middelste voortanden (11/21). Gering weke delen letsel.
Er is sprake van blijvend letsel, de ontstane gebitsschade zal niet natuurlijk genezen. Ik heb de voortanden gerepareerd met kunststof (composiet). Bij patiënt: De heer [slachtoffer]
Geboortedatum: [geboortedatum] -1981
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen reden om aan de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de verklaring van aangever te twijfelen. De rechtbank stelt vast dat aangever in zijn aangifte gedetailleerd heeft verklaard over hetgeen zich opeenvolgend in de woning van [naam] heeft afgespeeld. Aangever heeft verklaard dat hij op 17 augustus 2023, tezamen met medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) en een man van wie verdachte denkt dat hij uit Coevorden komt, in de woning van [naam] te [plaats] zat. Op enig moment heeft [medeverdachte] tegen aangever gezegd dat hij moest meewerken, omdat verdachte in dat geval niets zou overkomen. [medeverdachte] sloeg aangever hierop met kracht tegen zijn mond, waarna de man uit Coevorden een revolver pakte en onder bedreiging van die revolver aangever heeft bewogen tot afgifte van zijn gouden halsketting. Ondertussen werd aangever vastgepakt en vastgehouden door [medeverdachte] . Nadat aangever zich heeft weten los te maken van [medeverdachte] is aangever langs [naam] - die voor de deur stond - naar buiten gerend en gevlucht.
Voor wat betreft de consistentie van de verklaringen van aangever overweegt de rechtbank voorts dat de aangifte gelijkluidend is aan hetgeen aangever - direct na voornoemd handelen door verdachten - ten overstaan van getuige [naam] heeft verklaard, inhoudende dat hem zijn ketting is afgenomen en hij tegen zijn mond is geslagen, en hetgeen verdachte ook ten overstaan van verbalisanten [naam] en [naam] heeft verklaard. Uit de verklaring van getuige [naam] leidt de rechtbank bovendien af dat die [naam] kennelijk direct na onderhavig incident een angstige gemoedstoestand bij aangever heeft waargenomen welke rechtstreeks in verband kan worden gebracht met het tenlastegelegde.
Voorts overweegt de rechtbank met betrekking tot het bewijs het volgende.. Uit de eigen verklaring van verdachte en de beschreven camerabeelden afkomstig van een camera op het naastgelegen perceel stelt de rechtbank vast dat verdachte de persoon is geweest die op 17 augustus 2023 - gelijktijdig met [medeverdachte] , aangever en [naam] - gedurende ruim een uur in de woning van die [naam] aanwezig is geweest. Voorts stelt de rechtbank uit de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte en [medeverdachte] kort na elkaar bij de woning van [naam] zijn aangekomen en eveneens kort na elkaar de woning van [naam] hebben verlaten. De aangifte wordt in zoverre niet door verdachte weersproken en vindt steun in de inhoud van het dossier.
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt de rechtbank voorts vast dat aangever op 17 augustus 2023 om 19:34 uur - voordat hij naar de woning van [naam] is gegaan - een halsketting droeg, maar diezelfde dag om 20:29 uur geen halsketting meer droeg. Voornoemd tijdsbestek overlapt grotendeels het tijdsbestek waarin verdachte en [medeverdachte] naar de woning van [naam] zijn gegaan, in die woning aanwezig zijn en vervolgens weer vertrekken. Naar het oordeel van de rechtbank vindt de aangifte ook steun in de geneeskundige verklaring van de tandarts, [naam] , waaruit blijkt dat (delen van) de beide voortanden van aangever zijn afgebroken en letsel is geconstateerd aan de weke delen in de mond van aangever. De rechtbank acht het onaannemelijk dat voornoemd letsel is ontstaan door de val over de schutting en stelt vast dat dit letsel past bij de verklaring van aangever over het tegen hem toegepaste geweld.
Uit onderzoek van de data uit de onder verdachte inbeslaggenomen telefoon (Apple Iphone) blijkt voorts dat er op 22 augustus 2023, kort nadat de gouden halsketting van aangever is afgenomen, middels deze telefoon op het internet is gezocht naar de zoekterm goudprijs vandaag.
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat aangever zijn ketting door geweld en bedreiging met geweld heeft moeten afstaan. Daarbij is van belang dat de rechtbank het door de verdachte gestelde alternatieve scenario, inhoudende dat aangever plotseling en zonder enige aanleiding zou zijn opgestaan van de bank, de tuin in zou zijn gerend om vervolgens over de schutting te springen, in het licht van de weergegeven bewijsmiddelen, ongeloofwaardig acht. Dat sprake is geweest van medeplegen kan worden afgeleid uit de verklaring van aangever [slachtoffer] . [medeverdachte] heeft met kracht tegen de mond van aangever geslagen en hem dreigend en dwingend gemaand mee te werken. Aangever zou in dat geval niets overkomen. Verdachte heeft vervolgens een vuurwapen op aangever gericht en gezegd dat aangever zijn ketting moest afgeven, anders zou verdachte schieten. [medeverdachte] heeft voornoemd handelen van verdachte kracht bij gezet door tegen aangever te zeggen dat het geen speelgoedpistool, maar een echt vuurwapen betrof. Aldus hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte] bewust en nauw samengewerkt bij het door geweld en bedreiging met geweld dwingen van [slachtoffer] om zijn ketting af te staan.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 17 augustus 2023 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een gouden halsketting, die aan die [slachtoffer] toebehoorde, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en/of zijn mededaders - tegen die [slachtoffer] dreigend en dwingend heeft/hebben gezegd: "werk nou gewoon mee [slachtoffer] dan overkomt jou ook niks" en
  • die [slachtoffer] met kracht tegen de mond heeft/hebben geslagen en
  • een vuurwapen op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en daarmee heeft/hebben gedreigd en
  • tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat het een echte is en geen speelgoedpistooltje en- tegen die [slachtoffer] dreigend en dwingend heeft/hebben gezegd dat hij zijn ketting af moest geven, want anders zou hij, verdachte, schieten en
  • die [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en vastgehouden en tegengehouden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde medeplegen van afpersing wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De officier van justitie heeft gevorderd aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals door de reclassering geadviseerd in haar rapport van 8 november 2023. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht zal worden opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, geen standpunt ingenomen ten aanzien van een eventueel aan verdachte op te leggen straf en/of maatregel.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 8 november 2023, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 december 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan afpersing. Het slachtoffer is daarbij met kracht tegen zijn mond geslagen - als gevolg waarvan het slachtoffer gebitsschade heeft opgelopen - en onder bedreiging van een vuurwapen door verdachte gedwongen tot afgifte van zijn gouden halsketting.
Tegelijkertijd is het slachtoffer vastgepakt en tegengehouden, waardoor hij aanvankelijk niet heeft kunnen vluchten. De verdachten hebben zich jegens het slachtoffer zodanig dwingend, bedreigend en gewelddadig opgesteld, dat een voor hem zeer bedreigende en angstige situatie is ontstaan, waarin het slachtoffer zich gedwongen heeft gevoeld zijn gouden halsketting ook daadwerkelijk af te geven. Het slachtoffer heeft zich vervolgens op enig moment losgerukt, is gevlucht en over een schutting geklommen, waarbij hij meerdere botfracturen in zijn been heeft opgelopen.
Met zijn handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Dat de afpersing grote impact heeft gehad, en overigens nog steeds heeft, op het slachtoffer blijkt ook uit de door hem ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring en de onderbouwing van de vordering benadeelde partij.
Verdachte heeft zich bij het plegen van onderhavig feit uitsluitend laten leiden door geldelijk gewin en persoonlijk belang en zich op geen enkele manier bekommerd om de gevolgen voor het slachtoffer. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld voor gekwalificeerde vermogensdelicten, een veelplegerstatus heeft en op 24 september 2020 reeds een ISD-maatregel opgelegd heeft gekregen. Oplegging van een ISD-maatregel heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een ernstig strafbaar feit te plegen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank voorts acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsrapport van 8 november 2023 over verdachte is opgesteld. Uit dit rapport blijkt onder meer dat de verschillende leefgebieden van verdachte, na zijn ISD-maatregel, op dit moment op orde zijn, met uitzondering van het hebben van een zinvolle dagbesteding. In het leven van verdachte zijn meerdere beschermende factoren geconstateerd, zoals ondersteuning door zijn familie, zijn aanmelding voor een WSNP-traject en het afronden van diverse behandelmodules bij Trajectum. Ondanks het voorgaande heeft verdachte blijkens het proces-verbaal van 25 augustus 2023 een terugval gehad in het gebruik van cocaïne en wordt het recidiverisico - mede hierdoor - als hoog ingeschat. Gelet hierop adviseert de reclassering aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich meldt bij de reclassering, geen drugs zal gebruiken en zal meewerken aan middelencontrole, schuldhulpverlening en het vinden en behouden van dagbesteding. Verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard alle in voornoemd rapport gestelde voorwaarden na te komen.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden. Aan het voorwaardelijk strafdeel zullen de door de reclassering geadviseerde voorwaarden worden verbonden.
Ter voorkoming van strafbare feiten zal de rechtbank daarnaast aan verdachte een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Deze maatregel behelst een contactverbod, inhoudende dat verdachte voor de duur van drie jaren op geen enkele wijze direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] . Met dit verbod beoogt de rechtbank te voorkomen dat verdachte zich opnieuw belastend zal gedragen jegens aangever en opnieuw een strafbaar feit jegens aangever zal plegen. Voor iedere keer dat verdachte voornoemd verbod overtreedt, zal vervangende hechtenis voor de duur van 1 week, met een maxima van zes maanden, worden opgelegd. De rechtbank zal in afwijking van de eis van de officier van justitie niet ook een locatieverbod opleggen. De rechtbank ziet de noodzaak hiervan niet. [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt na een ter terechtzitting gedane wijziging - een bedrag van 4.950,98 ter vergoeding van materiële schade en 7.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer] voldoende is onderbouwd en hoofdelijk voor toewijzing vatbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat behandeling van de vordering tot schadevergoeding een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert en om die reden moet worden afgewezen.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de gevorderde medische kosten voor de behandeling door een tandarts, ad
1.178,32, overweegt de rechtbank als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De hoogte van het gevorderde bedrag is voldoende onderbouwd met een kostenbegroting, welke is overgelegd door een tandarts nadat de benadeelde partij dienaangaande is geconsulteerd en een diagnose is gesteld. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van materiële schade in zoverre toewijzen.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade bestaande uit (toekomstig) gederfd inkomen, ad 3.722,66, acht de rechtbank de vordering niet ontvankelijk. De rechtbank beschikt over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De vordering kan voor dit deel slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd, ad
7.500,00. Ter onderbouwing is door de raadsman aangevoerd dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen door verdachten ernstig letsel heeft opgelopen en dientengevolge in een sociaal isolement is geraakt. Voorts is aangevoerd dat voornoemd sociaal isolement grote nadelige gevolgen heeft gehad voor het mentale welzijn van de benadeelde partij. Naast dat zijn levenslust is afgenomen is de benadeelde partij angstig, nerveus en heeft hij minder vertrouwen in de mensen om hem heen.
De rechtbank gaat er zonder meer vanuit dat de benadeelde partij als gevolg van de bedreiging met geweld, het daadwerkelijk op hem uitgeoefende geweld en het ernstige letsel dat hij als gevolg daarvan heeft opgelopen, immateriële schade heeft geleden. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op 2.000,00. Voor het antwoord op de vraag of sprake is van immateriële schade in de vorm van sociaal isolement als gevolg van het handelen door de verdachten en op welk bedrag deze schade zou moeten worden gewaardeerd, is nader onderzoek nodig, dat naar het oordeel van de rechtbank eveneens tot een onevenredige belasting van het strafgeding zal leiden. De rechtbank acht de vordering daarom in zoverre niet ontvankelijk. Ook voor de vergoeding van deze schade zal de benadeelde partij zich tot de burgerlijke rechter dienen te wenden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Bij onherroepelijk vonnis van 20 augustus 2019 van de politierechter in de rechtbank
Noord-Nederland te Assen, is verdachte veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier (4) weken, met een proeftijd van drie (3) jaren. De proeftijd is ingegaan op 29 aart 2021. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 17 oktober 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Stanpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf dient te worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf dient te worden afgewezen.
Oordeel van de rechtbank
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) weken.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 47 en 317 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf , niet zal worden ten
uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Stationsstraat 20 te Emmen. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde volgt de aanwijzingen op die hem door of namens de reclassering gegeven worden voor zover niet reeds in andere voorwaarden benoemd. Binnen het toezicht worden (sub)doelen geformuleerd waar veroordeelde aan zal werken om deze te behalen;
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal inspannen voor het vinden en behouden van (een) door de reclassering goedgekeurd werk en/of dagbesteding, met een vaste structuur;
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt dat veroordeelde moet meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een ofmeer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
De maatregel dat de veroordeelde voor de duur van 3 (drie) jaren op geen enkele wijze
-direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt 1 (één) week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 (zes) maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van (zegge: drieduizend honderdachtenzeventig euro en tweeëndertig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 augustus 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van aan de Staat te betalen een bedrag van
(zegge: drieduizend honderdachtenzeventig euro en tweeëndertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 41 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 20 augustus 2019, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Janssen, voorzitter, mr. M.C. Fuhler en mr. R. ter Haar, rechters, bijgestaan door mr. M. Mans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 januari 2024.