ECLI:NL:RBNNE:2024:756

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
C/18/231001 / KG ZA 24-7
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis in koopovereenkomst paard met geschil over ataxie en terugname

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verkoopster en een koopster van een paard, de merrie Flavia Gigantica. De koopster had eerder een kort geding aangespannen waarin zij vorderde dat de verkoopster het paard zou terugnemen en de koopprijs zou terugbetalen, omdat het paard volgens een dierenarts ataxie had, waardoor het niet geschikt zou zijn voor de overeengekomen gebruiksdoelen. De verkoopster was bij verstek veroordeeld, maar kwam in verzet tegen dit vonnis. De rechtbank heeft in deze procedure beoordeeld of de koopster gerechtigd was om de koop ongedaan te maken op basis van de koopovereenkomst.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de koopster niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat aan de voorwaarden van de koopovereenkomst is voldaan. Er was geen overtuigend bewijs dat het paard bij de terugbrenging in dezelfde conditie verkeerde als bij de aflevering, en de diagnose ataxie was onvoldoende onderbouwd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de koopster niet kon aantonen dat het paard ongeschikt was voor de overeengekomen gebruiksdoelen en heeft de vorderingen van de koopster afgewezen. De verkoopster is in haar verzet gegrond verklaard, en het verstekvonnis is vernietigd. De koopster is veroordeeld in de proceskosten van de verzetprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer: C/18/231001 / KG ZA 24-7
Vonnis in kort geding van 29 februari 2024
in de zaak van
[verkoopster],
te [woonplaats 1],
opposante, hierna te noemen: verkoopster,
advocaat: mr. N. Hollander,
tegen
[koopster],
te [woonplaats 2],
geopposeerde, hierna te noemen: koopster,
advocaat: mr. S.L. Geeraths.

1.De procedure

1.1.
Overeenkomstig de inleidende dagvaarding van 11 oktober 2023, ingekomen ter griffie op 16 oktober 2023, heeft koopster gevorderd om - uitvoerbaar bij voorraad -
verkoopster te veroordelen tot nakoming van de ongedaanmakingsverbintenissen, inhoudende het terugnemen van het paard, zijnde de merrie Flavia Gigantica, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte van de dag dat verkoopster haar medewerking niet verleent aan de terugkeer van het paard, zulks met een maximum van € 25.000,00, alsook verkoopster te veroordelen tot restitutie van de koopprijs ter grootte van € 4.450,00, met veroordeling van verkoopster in de proceskosten.
1.2.
Bij vonnis in kortgeding van de rechtbank Noord-Nederland, sector handel, locatie Groningen, gewezen op 10 november 2023 onder zaak/rolnummer C/18/227011 / KG ZA 23-183 is verkoopster bij verstek veroordeeld, als daar vermeld.
1.3.
Verkoopster is bij verzetdagvaarding van 18 januari 2024 tegen voormeld vonnis in verzet gekomen en heeft gevorderd om - verkort weergegeven - te worden ontheven van de veroordeling en koopster in haar vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel de vorderingen van koopster alsnog af te wijzen, met veroordeling van koopster in de kosten van het verzet.
1.4.
Bij aktes heeft mr. Hollander nadere producties (2 t/m 7) in het geding gebracht.
1.5.
Op 15 februari 2024 heeft vervolgens een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen en hun advocaten zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Deze aantekeningen zijn, tezamen met de spreekaantekeningen van mr. Geeraths en mr. Hollander, aan het procesdossier toegevoegd.
1.6.
Ten slotte is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak is vastgesteld op heden.

2.De feiten

2.1.
Naar aanleiding van een advertentie op Martkplaats waarin verkoopster haar paard, de merrie Flavia Gigantica (hierna : het paard) te koop heeft aangeboden, is koopster samen met haar dochter het paard gaan bekijken op 24 augustus 2023.
2.2.
In de advertentie stond onder meer:
‘Heeft deze merrie dan helemaal geen “smetje”…..jawel. Deze merrie heeft heel af en toe alleen bij het wegstappen dat ze 1 van haar achterbenen iets verder optrekt dan “normaal”. Een hanetrend of krampbeen wil ik het absoluut NIET noemen, want daar doet ze het veels te weinig voor. Ook kan ze normaal achterwaarts en geeft beide achtervoeten zonder problemen. Ook vererft ze het NIET.’
2.3.
Op 1 september 2023 is er vervolgens tussen koopster en verkoopster een schriftelijke koopovereenkomst gesloten met betrekking tot het paard.
2.4.
In artikel 1 van de koopovereenkomst is bepaald dat het paard wordt gekocht met als gebruiksdoel:
“licht recreatieve doeleinde / therapiepaard (= spiegelen van mensen) / fokmerrie”.
2.5.
In artikel 2 is het volgende bepaald:
‘2.1 Deze overeenkomst is gesloten onder de voorwaarde dat het paard op kosten van koper op dezelfde dag van de aankoop een veterinaire keuring zal ondergaan teneinde eventuele bezwaren tegen goedkeuring van het paard voor bovenstaande gebruiksdoel tijdig te onderkennen.
(…)
2.3
Wordt het paard
afgekeurdvoor het gebruiksdoel waarvoor het is aangeschaft en de dierenarts daaromtrent een schriftelijke verklaring heeft afgelegd in de vorm van een afkeuringsrapport, dient het paard per direct weer terug worden gebracht naar de verkoper en krijgt koper zijn volledige geld terugbetaald,
mitshet paard in dezelfde conditie terug gebracht wordt, als toen deze het erf van verkoper verliet.’
2.6.
In artikel 10 is bepaald:
’10.1 Op deze overeenkomst is Nederlands Recht van toepassing.
10.2
De rechtsverhoudingen tussen Verkoper en koper worden uitsluitend beheerst door Nederlands Recht met complete uitsluiting van het Weens Koopverdrag (CISG).
10.3
Alle geschillen die tussen partijen mochten ontstaan naar aanleiding van deze overeenkomst, dan wel nadere overeenkomsten die daarvan het gevolg mochten zijn, zullen worden beslist door de rechtbank Nld te Groningen.’
2.7.
Op 1 september 2023 heeft koopster het paard samen met haar dochter afgehaald en de overeengekomen koopprijs van € 4.450,00 contant aan verkoopster voldaan.
2.8.
Na het afhalen van het paard zijn koopster en haar dochter direct naar de dierenarts ([dierenarts]) in Veendam gereden. Na het onderzoek heeft de dierenarts het volgende briefje opgesteld:
‘Geachte heer, mevrouw,
Hierbij verklaar ik, dierenarts [dierenarts], dat bovengenoemd paard/pony afgekeurd wordt in verband met ataxie.
U voorzien van de benodigde informatie, teken ik,
[dierenarts]
Dierenkliniek Veendam’
2.9.
Met diezelfde datum heeft de dierenarts een keuringsrapport opgesteld. In dit keuringsrapport staat (onder meer) dat het paard ernstige ataxie heeft en niet geschikt is voor sport/recreatie.
2.10.
Koopster en haar dochter zijn na de keuring meteen teruggereden naar verkoopster om het paard terug te brengen en de koopsom terug te krijgen. Verkoopster wilde het paard echter niet terugnemen en ook de koopsom niet terugbetalen. Koopster heeft daarom het paard alsnog meegenomen.
2.11.
De advocaat van koopster heeft verkoopster vervolgens bij brief van 5 september 2023 aangeschreven. In deze brief is de ontbinding van de overeenkomst ingeroepen en aangekondigd dat koopster op 22 september 2023 het paard opnieuw bij verkoopster zal proberen af te leveren en dat zij zowel de koopprijs als de geleden schade betaald wil zien. In deze brief staat voorts dat als verkoopster het paard niet terugneemt, koopster genoodzaakt is om een kort geding aan te spannen.
2.12.
Bij brief van 18 september 2023 heeft verkoopster op voornoemd schrijven gereageerd. Verkoopster heeft het paard niet teruggenomen.
2.13.
Naar aanleiding van vragen van de advocaat van koopster heeft de dierenarts op 5 oktober 2023 nog de volgende e-mail gestuurd:
‘(…)
Het paard, beschreven in het keuringsrapport, heeft in zeer ernstige mate ataxie. Het dier kan dit niet tijdens transport hebben opgelopen. Misschien is een second opinion van het paard bij een paardenspecialist met antedatering verstandig. Het dier verkeert in een slechte conditie/coördineert slecht.
Coördinatie-reflexen zijn slecht/ dit is symmetrisch en kan niet door trauma in een trailer zijn ontstaan. Het dier heeft tevens geen verse wond bij aankomst op de praktijk voor de keuring. Het dier heeft een stokmaat van 180 cm. Wanneer trauma onderweg een rol zou spelen, dan was de eigenaar verongelukt met paard en trailer. Het dier zou tevens wonden hebben, sterk zweten en in paniek zijn geweest.
Een paard kan gedrogeerd worden, maar daar was hier geen sprake van tijdens de keuring. Dat merk je als dierenarts direct. Het paard is nergens geschikt voor. Niet om te rijden, niet voor therapie en niet om te fokken (erfelijk).
(…)’

3.Het geschil

3.1.
Koopster is in gemeld verstekvonnis - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeeld om binnen drie dagen het paard terug te nemen, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte van de dag dat verkoopster daaraan haar medewerking niet verleent, met een maximum van € 25.000,00, alsook tot restitutie van de koopprijs ter grootte van € 4.450,00, met veroordeling van verkoopster in de proceskosten.
3.2.
Verkoopster vordert in het verzet om haar te ontheffen van de veroordeling in het verstekvonnis en dat koopster in haar vorderingen niet-ontvankelijk wordt verklaard, dan wel dat haar vorderingen alsnog worden afgewezen, onder veroordeling van koopster in de kosten van het verzet.
3.3.
De voorzieningenrechter zal hierna, voor zover van belang voor de uitkomst van de zaak, nader ingaan op hetgeen partijen (overigens) ter onderbouwing van hun stellingen hebben aangevoerd en aan stukken hebben overgelegd.

4.De beoordeling

Bevoegdheid en toepasselijk recht
4.1.
Onderhavige zaak heeft een internationaal karakter, nu verkoopster woonachtig is in [land]. Tussen partijen is in artikel 10.1 overeengekomen dat op het onderhavige geschil Nederlands recht van toepassing is (met volledige uitsluiting van het Weens Koopverdrag) en in artikel 10.3 is deze rechtbank, locatie Groningen, aangewezen als bevoegde rechtbank.
Ten onrechte verstekvonnis?
4.2.
De voorzieningenrechter gaat voorbij aan de stelling van verkoopster dat er ten onrechte een verstekvonnis is gewezen. Daartoe is van belang dat de dagvaarding met inachtneming van de voorschriften van artikel 56 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) en de termijn van artikel 115 Rv is betekend. Ook is op goede gronden door de voorzieningenrechter beslist dat verkoopster ten onrechte de dagvaarding heeft geweigerd, omdat uit de stukken in het dossier (overeenkomst en correspondentie) is gebleken dat verkoopster de Nederlandse taal voldoende beheerst. Dit laatste is op de mondelinge behandeling ook gebleken. Voor zover verkoopster nieuwe redenen heeft aangevoerd (het niet kunnen lezen van de dagvaarding vanwege staar en het hebben van een Duitse advocaat), leiden deze niet tot een ander oordeel.
Tijdig in verzet
4.3.
Nu niet anders is gesteld of gebleken, moet ervan worden uitgegaan dat verkoopster tijdig in verzet is gekomen. Op grond van artikel 147 Rv is door het verzet de instantie heropend, waarbij het exploot van verzet als conclusie van antwoord geldt.
Spoedeisend belang
4.4.
Koopster heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, nu het subject van de vorderingen een levend dier betreft.
Nakoming ongedaanmakingsverbintenissen
4.5.
In deze kort geding procedure gaat het kortgezegd om de vraag of koopster gerechtigd is om de koop van het paard ongedaan te maken op grond van artikel 2 van de koopovereenkomst. Volgens koopster moet die vraag bevestigend worden beantwoord. Zij stelt daartoe dat zij conform artikel 2 van de koopovereenkomst het paard door een dierenarts heeft laten keuren op de dag van de koop en dat de dierenarts heeft geconstateerd dat het paard aan ataxie lijdt. Hierdoor is het paard ongeschikt voor de overeengekomen gebruiksdoelen, aldus koopster. Verkoopster heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4.6.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat in dit kort geding aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, beoordeeld moet worden of de vordering in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopend daarop toewijzing reeds nu gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.7.
Meer specifiek is in deze zaak van belang dat voor een geslaagd beroep op artikel 2 van de koopovereenkomst aan een aantal voorwaarden moet zijn voldaan, namelijk:
  • er moet een veterinaire keuring plaatsvinden op de dag van aankoop;
  • het paard moet worden afgekeurd voor het gebruiksdoel waarvoor het is aangeschaft;
  • het paard moet direct weer terug worden gebracht naar koper;
  • het paard moet in dezelfde conditie terug worden gebracht, als toen deze het erf van verkoper verliet.
De stelplicht en de bewijslast van deze voorwaarden rust op koopster.
4.8.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat koopster - gelet op het (hierna te bespreken) door verkoopster gevoerde verweer - onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat aan de in artikel 2 genoemde voorwaarden is voldaan. Daartoe is het volgende van belang.
4.9.
Tussen partijen staat - als onvoldoende gemotiveerd weersproken - vast dat koopster op de dag van de aankoop bij dierenarts [dierenarts] in Veendam is geweest. Dat de dierenarts op zijn briefje naar aanleiding van het onderzoek ‘paard/pony’ heeft geschreven hetgeen volgens verkoopster doet vermoeden dat de dierenarts het paard met een stokmaat van 1,80 meter niet gezien heeft, doet daar niet aan af. Ook het feit dat koopster toen zij het paard diezelfde dag terug kwam brengen enkel een briefje van de dierenarts en nog geen onderzoeksrapport bij zich had, kan niet tot de conclusie leiden dat er op die dag geen onderzoek heeft plaatsgevonden. Daarmee is vooralsnog aan de eerste voorwaarde voldaan.
4.10.
Verkoopster weerspreekt voorts de deugdelijkheid van het veterinaire onderzoek en daarmee ook de door de dierenarts gesteld diagnose ‘ataxie’. Vaststaat dat de keuring slechts tien tot vijftien minuten heeft geduurd. Volgens koopster was dit het geval omdat de dierenarts na een paar testjes al constateerde dat er sprake was van ataxie. Verkoopster stelt echter dat binnen zo’n korte tijd geen volledige keuring plaats kan vinden. Daarnaast betwist verkoopster de kundigheid van de door koopster ingeschakelde dierenarts, enerzijds omdat hij - kortgezegd - zeer omstreden is en anderzijds omdat hij niet gespecialiseerd is in paarden. Nu verkoopster gemotiveerd verweer heeft gevoerd tegen (de deugdelijkheid van) de veterinaire keuring, is thans onvoldoende komen vast te staan dat het paard ataxie heeft.
4.11.
Ook is onvoldoende komen vast te staan dat het paard bij het terug brengen op 1 september 2023 in dezelfde conditie verkeerde als toen het paard (ruim twee uur eerder) het erf verliet. Koopster betoogt dat dit het geval was en verwijst naar de e-mail van de dierenarts van 5 oktober 2023 waaruit kortgezegd volgt dat het onwaarschijnlijk, zo niet onmogelijk, is dat de ataxie ontstaan is door het vervoer van het paard van verkoopster naar de dierenarts. Verkoopster heeft zich daarentegen gemotiveerd op het standpunt gesteld dat ataxie kan ontstaan door verkeerd vervoer (‘ophanging’) in een trailer en dat in dat geval geen trauma/letsel zichtbaar hoeft te zijn. Koopster heeft snel moeten rijden over een weg met vele rotondes om op tijd bij de dierenarts te zijn; ook heeft verkoopster onweersproken gesteld dat de trailer van koopster krap was voor het paard. Het had - gelet op deze gemotiveerde betwisting - op de weg van koopster gelegen om haar stelling nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door een andere dierenarts te consulteren over de (on)mogelijkheid van het ontstaan van ataxie door vervoer. Dit klemt te meer omdat verkoopster gemotiveerd en onder verwijzing naar een tweetal schriftelijke verklaringen heeft bepleit dat het paard ten tijde van de levering geen ataxie had en noch koopster noch de dochter van koopster het paard heeft zien lopen bij het afhalen en hierover dus uit eigen waarneming niets kunnen zeggen. Wél hebben zij het paard in beweging gezien tijdens de bezichtiging op 24 augustus 2023 en op dat moment liep het paard (op het ‘smetje’ na zoals vermeld in de Marktplaatsadvertentie) goed. Weliswaar stelt koopster zich op het standpunt dat het paard bij de bezichtiging gedrogeerd moet zijn geweest - hetgeen door verkoopster nadrukkelijk wordt betwist - doch deze stelling heeft zij evenmin onderbouwd.
4.12.
Gelet op het voorgaande kan samenvattend in het kader van dit kortgeding niet worden vastgesteld óf er sprake is van ataxie en zo ja wanneer deze ataxie is ontstaan (en dus: of het paard bij het terugbrengen in dezelfde conditie verkeerde als bij de aflevering). Het had indachtig de gemotiveerde en onderbouwde betwisting door verkoopster op de weg van koopster gelegen om haar stellingen nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door een verklaring/onderzoeksrapport van een andere dierenarts in het geding te brengen dan wel door bloedonderzoek te laten doen ter staving van haar stelling dat het paard gedrogeerd zou zijn geweest toen zij het paard voor het eerst ging bekijken. Nu zij dit heeft nagelaten zal de vordering als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
Proceskosten
4.13.
Koopster zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de verzetprocedure worden veroordeeld. De kosten van het uitbrengen van de verzetdagvaarding zullen op grond van het bepaalde in artikel 141 Rv voor rekening van verkoopster blijven, omdat deze kosten een gevolg zijn van het feit dat zij in eerste instantie niet is verschenen. De door koopster te vergoeden kosten aan de zijde van verkoopster worden tot op heden begroot op:
griffierecht € 320,00
salaris €
2.158,00(2 punten x € 1.079,00)
totaal € 2.478,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart het verzet gegrond;
5.2.
vernietigt het verstekvonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, op 10 november 2023 gewezen tussen partijen onder zaak-/rolnummer C/18/227011 / KG ZA 231-83
en opnieuw beslissend
5.3.
wijst de vorderingen af;
5.4.
veroordeelt koopster in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van verkoopster tot op heden begroot op € 2.478,00;
5.5.
verklaart dit (verzet)vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.R. Hidma en in het openbaar uitgesproken op 29 februari 2024.
711