ECLI:NL:RBNNE:2024:751

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
18-231023-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling, bedreiging met vuurwapen en drugshandel door verdachte

Op 1 september 2023 heeft de verdachte, samen met zijn broer, zich schuldig gemaakt aan mishandeling en beschadiging van een auto. Tien dagen later bedreigde hij twee mannen met de dood door met een knalvuurwapen in hun richting te schieten. Daarnaast had hij een verboden vuurwapen en munitie in zijn bezit en dealde hij gedurende drie maanden met harddrugs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn deels toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen zijn, met uitzondering van het medeplegen van de mishandeling, waarvoor de verdachte is vrijgesproken. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn blanco strafblad, maar ook met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De verdachte moet zich houden aan bijzondere voorwaarden tijdens de proeftijd van twee jaar, waaronder toezicht van de reclassering en het vermijden van contact met de slachtoffers.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.231023.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 maart 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 februari 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. I. Djordjevic, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 10 september 2023 te Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door met een (knal)vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te schieten, althans in de richting van de auto waarin die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich bevonden, in elk geval dat (knal)vuurwapen aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te tonen, althans zichtbaar bij zich te hebben;
2
hij op of omstreeks 10 september 2023 te Groningen een of meer ( onderdelen van) wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
  • een gaspistool van het merk BBM/Bruni, model Mini GAP, kaliber 9mm PAK, en/of
  • een gasrevolver van het merk Rohm, type RG59, kaliber 9mm RK, en/of
  • een patroonmagazijn, en/of
  • een schietbeker
(telkens) zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
43, althans één of meer, patronen van het merk Umarex, van het kaliber 9mm Rand Knal voorhanden heeft gehad;
3
hij in of omstreeks 6 juli 2023 tot en met 11 september 2023 te Groningen meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
  • 273,13 gram, althans een hoeveelheid, MDMA
  • 226,28 gram, althans een hoeveelheid, amfetamine
  • 31,01 gram, althans een hoeveelheid, cocaïne
  • 12,28 gram, althans een hoeveelheid, 4-bromo-2,5-dimethoxyfenethylamine ( 2C- B)
  • 50 zegels, althans een hoeveelheid, LSD
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
hij op of omstreeks 1 september 2023 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
  • bij de trui en/of keel te grijpen
  • te duwen
  • tegen het lichaam te slaan en/of te stompen
  • tegen het lichaam te schoppen, en/of
  • in een houdgreep en/of wurggreep te pakken en/of te houden, waardoor die [slachtoffer 1] geen lucht meer kreeg;
5
hij op of omstreeks 1 september 2023 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2, 3, 4 en 5.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat de feiten 1, 2 en 3 bewezen kunnen worden verklaard, met dien verstande dat ten aanzien van feit 1 vrijspraak moet volgen voor het tenlastegelegde medeplegen.
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 4 en 5. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte weliswaar ter plaatse was, maar dat hij een bijdrage heeft geleverd aan mishandeling, kan niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden vastgesteld. Dit blijkt nergens anders uit dan uit de verklaring van aangever. Ook blijkt nergens uit dat verdachte de auto van aangever heeft vernield. Het was de broer van verdachte die met een lifehammer op de autoruit sloeg.
Bovendien kunnen de deuken in de auto, die op fotos zijn te zien, al eerder zijn ontstaan.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte dit feit samen met zijn broer heeft gepleegd, zodat verdachte van het medeplegen moet worden vrijgesproken. De broer van verdachte was weliswaar bij de bedreiging aanwezig, maar hij heeft hieraan geen wezenlijke bijdrage geleverd. Van de vereiste nauwe en bewuste samenwerking is dan ook geen sprake.
De rechtbank acht de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 februari 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 12 september 2023, opgenomen op pagina 25 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023242028 / 2023233188
d.d. 17 november 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 19 september 2023, opgenomen op pagina 30 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van
[slachtoffer 2] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen
d.d. 11 september 2023, opgenomen op pagina 89 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 5 oktober 2023, opgenomen op pagina 99 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen
d.d. 18 september 2023, opgenomen op pagina 119 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen
d.d. 25 september 2023 met als bijlagen zeven NFiDENT-rapporten, opgenomen op pagina 289 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten;
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 11 oktober 2023 met als bijlagen vier NFiDENT-rapporten, opgenomen op pagina 306 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De rechtbank past ten aanzien van de feiten 4 en 5 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 20 februari 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben op 1 september 2023 naar het [adres] in Groningen gereden. Ik reed in een donkerblauwe VW Tiguan. Mijn broer reed in een witte Mercedes. Ik zag hem uitstappen en ik ben ook uitgestapt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 21 september 2023, opgenomen op pagina 34 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[slachtoffer 1] :
Op 1 september 2023 was ik omstreeks 23.45 uur aan het [adres] te Groningen. De bestuurder van de witte Mercedes kwam naar mij toe met een voorwerp in zijn hand, naar later bleek een lifehammer. De bestuurder van de witte Mercedes sloeg met de lifehammer mijn zijraam kapot. Ik zag dat beide mannen tegen mijn auto begonnen te schoppen en te slaan, ook aan de achterzijde van mijn auto. Nadat mijn raam kapot was pakten beide mannen mij vast bij mijn keel. Nadat ik was uitgestapt werd ik door beide mannen meerdere keren geslagen en geschopt op mijn lichaam. Ik zag dat zij mij met de vuist sloegen. Ik zag en voelde dat de bestuurder van de witte Mercedes mij van voren in een houdgreep/ wurggreep pakte. Ik voelde plotseling dat ik geen lucht meer kon halen en dat mijn luchtpijp werd afgeknepen. Ik kwam op een gegeven moment ten val. Ik ving de klap op op mijn linkerhand. Mijn autoraam is vernield en er zit een deuk in het linker portier en in de achterzijde van de auto ter hoogte van de kofferbak.
2. Een schriftelijk bescheid, te weten medische informatie, opgenomen op pagina 172 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Bovengenoemde patiënt, dhr. [slachtoffer 1] , werd op 2-9-2023 beoordeeld op de SEH van het Universitair Medisch Centrum Groningen.
Aanvullend onderzoek:
X-hand links (2-9-2023):
Subcapitale MC-5 fractuur pink links.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 oktober 2023 met bijlage, opgenomen op pagina 184 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Van aangever [slachtoffer 1] heb ik foto's en videos ontvangen naar aanleiding van de gedane aangifte. Alle foto's en videos zijn door de aangever zelf gemaakt. De foto's heb ik in een fotoblad geplaatst met in totaal 6 foto's en genummerd van 1 tot en met 6.
  • Op foto 1 staat de verdachte en tevens bestuurder van de donkere auto. Deze herken ik, na het bestuderen van de politiefoto's, als [verdachte] .
  • Op foto 2 staat de verdachte en tevens bestuurder van de witte Mercedes. Deze herken ik, na het bestuderen van de politiefoto's, als [verdachte] .
  • Op foto 3 en 4 staat de schade van de auto van de aangever.
  • Op foto 5 en 6 staat de kapotte kleding van aangever. Ik herken deze kleding als de kleding die aangever droeg op de datum van de mishandeling.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen
d.d. 2 september 2023, opgenomen op pagina 193 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik kreeg melding te gaan naar de [adres] . Ter plaatse werd ik aangesproken door vier getuigen. Die hadden gezien dat er een incident met een zwarte Seat Leon geweest is. Ze verklaarden met hun allen hetzelfde en hebben ook hetzelfde gezien. De ene wat beter dan de andere. Op het moment dat ze naar buiten kwamen lopen zagen ze een blauw voertuig, een SUV, waarschijnlijk een blauwe VW T-Roc of een VW Tiguan als een malle daar rijden. Hij reed op hoge snelheid en maakte ineens een U-turn op de weg. Ze schrokken hiervan en dachten dat hij op een paaltje zou rijden. Het voertuig ging vol gas richting de [bedrijf] , waar hij voor een donkere Seat Leon ging staan alsof hij hem blokte. Achter de Seat Leon kwam op hoge snelheid een Mercedes CLA, wit van kleur, staan die ook van achteren de Leon vast zette. Uit de beide voertuigen (de Mercedes en T-Roc) stapten mannen die naar de bestuurders portier liepen van de Leon. Vanuit het niets zagen ze dat een van de mannen, niet heel duidelijk wie dat was, de voorruit van de Leon kapotslaan. De getuigen zagen dat er iets van een schermutseling ontstond.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte
d.d. 10 oktober 2023, opgenomen op pagina 202 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [verdachte] :
Vraag verbalisant: Jij wordt verdacht van het plegen van openlijk geweld gepleegd op
1 september omstreeks 23:50 uur op het [adres] te Groningen. Wat kan jij hierover verklaren? Antwoord verdachte: Het was omstreeks 23.45 uur. Er kwam een zwarte Seat aanrijden. In de tussentijd was ik telefonisch in contact met mijn broertje. Ik ben weggereden richting het [adres] . Ik ging linksaf
richting de [bedrijf] . Ik ben uitgestapt en ben naar de Seat gelopen. Op dat moment kwam mijn broertje ook aanrijden. Mijn broertje stapte ook uit. Ik heb tegen het raam aan de bestuurderszijde geslagen. Het raam ging toen stuk.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van enerzijds mishandeling van
[slachtoffer 1] en anderzijds beschadiging van diens auto. De rechtbank is van oordeel dat de aangifte in voldoende mate wordt ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen, waarin de waarneming van vier getuigen is vastgelegd, de medische informatie, de in het dossier gevoegde fotos en de verklaring van de medeverdachte.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 10 september 2023 te Groningen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door met een (knal)vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te schieten;
2
hij op 10 september 2023 te Groningen (onderdelen van) wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
  • een gaspistool van het merk BBM/Bruni, model Mini GAP, kaliber 9mm PAK, en
  • een gasrevolver van het merk Rohm, type RG59, kaliber 9mm RK,
telkens zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver of pistool, en
  • een patroonmagazijn, en
  • een schietbeker
en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
43 patronen van het merk Umarex, van het kaliber 9mm Rand Knal, voorhanden heeft gehad;
3
hij in de periode van 6 juli 2023 tot en met 11 september 2023 te Groningen meermalen telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid MDMA en/of een hoeveelheid amfetamine en/of een hoeveelheid cocaïne en/of een hoeveelheid 4-bromo-2,5- dimethoxyfenethylamine (2C- B) en/of een hoeveelheid LSD,
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4
hij op 1 september 2023 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
  • bij de keel te grijpen
  • te duwen
  • tegen het lichaam te stompen
  • tegen het lichaam te schoppen, en
  • in een houdgreep of wurggreep te pakken en te houden, waardoor die [slachtoffer 1] geen lucht meer kreeg;
5
hij op 1 september 2023 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, die aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft beschadigd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit
begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
3. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
4. medeplegen van mishandeling;
5. medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, beschadigen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2, 3, 4 en 5, alsmede de twee ad informandum gevoegde feiten, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft -bij vrijspraak van de feiten 4 en 5- gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het reeds door verdachte ondergane voorarrest en een voorwaardelijk deel van vijf maanden. De raadsvrouw heeft, hoewel verdachte heeft aangegeven aan alle door de reclassering geadviseerde voorwaarden te willen meewerken, zich op het standpunt gesteld dat een locatieverbod en -gebod met elektronische monitoring achterwege moeten blijven.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van Reclassering Nederland, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de door verdachte erkende ad informandum gevoegde feiten 6 en 7, die hiermee zijn afgedaan. Het gaat hierbij om het voorhanden hebben van een balletjespistool en 96,54 gram hennep.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 1 september 2023, samen met zijn broer, schuldig gemaakt aan mishandeling en beschadiging van een auto. Daarmee heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en geen respect getoond voor andermans eigendommen. Tien dagen later heeft verdachte de broer van dit slachtoffer en een vriend bedreigd met de dood door meermalen met een knalvuurwapen richting beide mannen te schieten. Verdachte heeft hiermee gevoelens van angst veroorzaakt bij de aangevers.
Naast het bij de bedreiging gebruikte wapen, had verdachte nog een verboden vuurwapen en verboden onderdelen van een wapen voorhanden, alsmede verboden munitie. Dit zijn ernstige feiten. Bij het voorhanden hebben van vuurwapens bestaat altijd het risico dat deze wapens daadwerkelijk worden gebruikt met alle gevolgen van dien, zoals hier het geval is geweest. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens brengt daarnaast in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich. Het vergroot eveneens het algemene gevoel van onveiligheid in de samenleving.
Tot slot heeft verdachte gedurende drie maanden harddrugs gedeald. Drugs leiden veelal, direct en indirect, tot vele vormen van criminaliteit. Ook wordt door drugs de volksgezondheid ernstig bedreigd. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen, mede vanwege de zeer verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers.
Al deze feiten samen rechtvaardigen in beginsel de oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf, mede gelet op de geldende oriëntatiepunten straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). Het oriëntatiepunt dat ziet op het dealen van harddrugs, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, terwijl een bedreiging met een wapen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden oplevert. In dit geval heeft verdachte ook nog twee verboden vuurwapens voorhanden gehad, heeft hij iemand mishandeld en heeft hij een auto beschadigd.
In strafmatigende zin heeft de rechtbank rekening gehouden met de jonge leeftijd van verdachte en de omstandigheid dat verdachte een blanco strafblad heeft.
De rechtbank heeft ook in aanmerking genomen dat de reclassering in haar rapport van
15 februari 2024 de kans op recidive hoog acht doordat er bij verdachte problemen zijn op meerdere leefgebieden. Verdachte heeft geen eigen huisvesting, werk en/of opleiding, geen eigen inkomen en een negatief en crimineel netwerk. De reclassering heeft geadviseerd verdachte een deels voorwaardelijke straf
op te leggen met bijzondere voorwaarden om de risicos te beperken.
Alles afwegende acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank zal verdachte een gevangenisstraf opleggen van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk. Aan het voorwaardelijke deel zal een proeftijd van twee jaar worden verbonden, alsmede de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van een locatiegebod en een locatieverbod. De rechtbank acht deze voorwaarden niet nodig om het gevaar voor herhaling in te perken, mede gelet op het blanco strafblad van verdachte.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de inbeslaggenomen geldbedragen van 700,- en 555,- vatbaar voor verbeurdverklaring nu dit geld door middel van feit 3 is verkregen en het toebehoort aan verdachte.
De inbeslaggenomen hennep acht de rechtbank vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu het ad informandum gevoegde feit 7 met betrekking tot deze hennep is gepleegd en van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 3] , tot een bedrag van 3.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van 3.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van 2.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen reëel zijn en voldoende onderbouwd en daarom volledig toewijsbaar.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] heeft de raadsvrouw primair gesteld dat deze vorderingen niet ontvankelijk dienen te worden verklaard, omdat er sprake is geweest van eigen schuld aan de zijde van de benadeelde partijen, die zelf de confrontatie hebben opgezocht met verdachte. Subsidiair heeft de raadsvrouw gesteld dat de schade onvoldoende is onderbouwd en daarom niet ontvankelijk moeten worden verklaard. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat het bedrag aan immateriële schade moet worden gematigd tot maximaal 500,-.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] heeft de raadsvrouw gesteld dat deze niet toewijsbaar is vanwege de door haar bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard omdat de gebroken pink niet aan verdachte kan worden toegerekend, maar is ontstaan bij de worsteling met de medeverdachte. Meer subsidiair heeft de
raadsvrouw gesteld dat het bedrag moet worden gematigd.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] is de rechtbank van oordeel dat een deel van de gestelde immateriële schade voldoende aannemelijk is geworden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De rechtbank acht de vorderingen gegrond en voor toewijzing vatbaar tot een bedrag van 1.000,-, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 10 september 2023. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat uit het dossier naar voren is gekomen dat het de benadeelde partijen zijn geweest die de confrontatie met verdachte hebben gezocht.
De rechtbank beschikt met betrekking tot het overige deel van de vorderingen over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partijen de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vorderingen daarom voor het overige niet ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vorderingen kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij een deel van de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 4 bewezen verklaarde. De rechtbank acht ook deze vordering gegrond en voor toewijzing vatbaar tot een bedrag van 1.000,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 september 2023. De rechtbank zal de vordering voor het restant van de gestelde immateriële schade niet ontvankelijk verklaren. Van dit gedeelte van de vordering is naar het oordeel van de rechtbank niet eenvoudig vast te stellen of en in hoeverre deze schade in directe relatie tot het bewezen verklaarde strafbare feit. De rechterlijke uitspraken waarnaar ter onderbouwing van de schade is verwezen acht de rechtbank onvoldoende vergelijkbaar om tot toewijzing van een hoger bedrag aan immateriële schadevergoeding te komen. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou vormen. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering daarom slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank telkens de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 47, 57, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 4 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaar, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen 5 dagen volgend op zijn ontslagdatum uit detentie meldt bij Reclassering Nederland op het adres Leonard Springerlaan 21, 9727 KB Groningen en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt, en de aanwijzingen opvolgt die hem door of namens de reclassering gegeven worden voor zover in andere voorwaarden niet al genoemd;
dat de veroordeelde meewerkt aan diagnostiek en indien geïndiceerd, zich gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, ambulant laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, en zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat de veroordeelde gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, en zich houdt aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
dat de veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met de slachtoffers [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2002, [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] 1994 en [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 1993, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt; de politie ziet toe op dit verbod;
dat de veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
dat de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen, waarbij de reclassering urineonderzoek kan gebruiken voor de controle en bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd; dit kunnen zowel aangekondigde als onaangekondigde controles betreffen;
dat de veroordeelde inzage geeft in zijn inkomen en/of uitgaven aan Reclassering Nederland.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

Verklaart verbeurd de in beslag genomen geldbedragen van

700,- (omschrijving: PL0100-2023242028-G1641015);
555,- (omschrijving: PL0100-2023242028-1641014).

Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen verdovende middelen

(96,54 gram, omschrijving: PL0100-2023242028-G1640968).
Ten aanzien van feit 1
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer 3]te betalen:
  • het bedrag van 1.000,- (zegge: duizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 september 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.000,- (zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 september 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer 2]te betalen:
  • het bedrag van 1.000,- (zegge: duizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 september 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.000,- (zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 september 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 4
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
[slachtoffer 1]te betalen:
  • het bedrag van 1.000,- (zegge: duizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 september 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.000,- (zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
1 september 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. H. van der Werff en
mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 maart 2024.
Mr. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.