ECLI:NL:RBNNE:2024:750

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
193183
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.M. Oude Lohuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige verhuizing van minderjarige zonder toestemming van de andere ouder

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 15 februari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw, die samen de ouders zijn van een minderjarige. De vrouw is zonder toestemming van de man met de minderjarige verhuisd naar een andere woonplaats. De man heeft in het kort geding gevorderd dat de vrouw terug zou verhuizen naar de oorspronkelijke woonplaats, dan wel dat de minderjarige aan hem zou worden toevertrouwd in afwachting van een bodemprocedure die door de vrouw was gestart. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de verhuizing van de vrouw onrechtmatig was, omdat zij zonder toestemming van de man had gehandeld. De rechter heeft bepaald dat de minderjarige voorlopig aan de man wordt toevertrouwd, omdat de vrouw niet van plan was om terug te verhuizen en de situatie zo veel mogelijk moest worden teruggebracht naar de stand van zaken voor de verhuizing. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een dwangsom afgewezen, omdat er geen aanleiding was om te veronderstellen dat de vrouw niet zou meewerken aan de beslissing. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
Kort-gedingnummer: C17/193183 KG ZA 24-6
vonnis van de voorzieningenrechter in het kort-geding van 15 februari 2024
in de zaak
[naam man],
wonende te [woonplaats man] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. B.M. Speel-van Dijk, kantoorhoudende te Heerenveen,
tegen
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats vrouw] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. J.S. Özsaran, kantoorhoudende te Groningen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord, met bijlagen;
  • de mondelinge behandeling op 8 februari 2024;
  • de pleitaantekeningen van mr. Speel-van Dijk.
1.2.
Op de zitting zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door mr. Speel-van Dijk;
- de vrouw, bijgestaan door mr. Özsaran;
- [naam medewerker Raad] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.3.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De man en de vrouw hebben een relatie gehad. Zij zijn de ouders van:
- [naam kind] , geboren op [geboortedatum] 2020.
2.2.
De man heeft [naam kind] erkend. Partijen hebben samen het gezag over [naam kind] . [naam kind] woont bij de vrouw.
2.3.
Na verbreking van de relatie tussen partijen hebben zij in april 2023 een ouderschapsplan opgesteld.
2.4.
In het ouderschapsplan hebben partijen een zorgregeling opgenomen. Daarnaast is in het ouderschapsplan opgenomen dat partijen belangrijke beslissingen, zoals een verhuizing, samen maken.
2.5.
De vrouw is in juni 2023 verhuisd naar een appartement in [woonplaats man] . Vervolgens heeft de vrouw met haar nieuwe partner op 26 oktober 2023 een woning gekocht in [woonplaats vrouw] . De vrouw is daar met [naam kind] naartoe verhuisd.

3.De vordering

3.1.
De man heeft gevorderd om bij vonnis -uitvoerbaar bij voorraad- :
I. De vrouw te gebieden binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, dan wel een termijn die de voorzieningenrechter juist acht, terug te verhuizen naar [woonplaats man] , dan wel na overleg en akkoord van de man naar een woning in een plaats zoals overeengekomen in het ouderschapsplan.
II. In geval de vrouw weigert binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, dan wel een termijn die de voorzieningenrechter juist acht, terug te verhuizen naar [woonplaats man] , [naam kind] voorlopig wordt toevertrouwd aan de zorg van de man.
III. Te bepalen dat als de vrouw weigert [naam kind] aan de man af te geven een dwangsom verbeurt zoals hierna is gevorderd.
IV. te bepalen dat de vrouw bij niet-nakoming van dit vonnis aan de man een dwangsom verbeurt van € 250,- per dag, voor iedere dag dat de vrouw in gebreke blijft daaraan te voldoen, waarbij een deel van een dag als een geheel wordt gerekend en daaraan een maximum te verbinden.
V. De vrouw te veroordelen in de proceskosten.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de man het spoedeisend belang bij zijn vorderingen voldoende aannemelijk heeft gemaakt. De vrouw is zonder toestemming van de man met [naam kind] verhuisd naar [woonplaats vrouw] en is niet van plan om terug te verhuizen.
Beslissing
4.2.
De voorzieningenrechter wijst de vordering onder II. van de man toe. Dit betekent dat [naam kind] voorlopig aan de man wordt toevertrouwd.
Toelichting op de beslissing
4.3.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de situatie zo veel mogelijk moet worden teruggebracht naar de stand van zaken voor de verhuizing van de vrouw met [naam kind] naar [woonplaats vrouw] .
4.4.
De vrouw heeft volgens de voorzieningenrechter namelijk onrechtmatig gehandeld door zonder toestemming met [naam kind] te verhuizen. Partijen zijn beide ouders van [naam kind] , oefenen samen het gezag uit en moeten dus ook samen beslissingen nemen in het belang van [naam kind] . Dit is niet gebeurd. De vrouw was misschien wel in de veronderstelling dat de man akkoord was met een verhuizing, maar de man betwist dit en het is nergens vastgelegd. Het valt de vrouw aan te rekenen dat zij de verhuizing in gang heeft gezet, zonder zeker te weten dat de man hiermee akkoord ging. Een verhuizing is voor [naam kind] een belangrijke verandering in haar leven van [naam kind] en de vrouw heeft hiervoor de toestemming van de man nodig dan wel de vervangende toestemming van de rechtbank. Of er alsnog toestemming aan de vrouw wordt verleend om te verhuizen, zal later moeten worden beslist door de meervoudige kamer van deze rechtbank.
4.5.
Volgens de voorzieningenrechter wordt [naam kind] niet in haar belangen geschaad als zij terug gaat naar [woonplaats man] . Het is duidelijk dat de vrouw niet (op korte termijn) met [naam kind] samen terug kan verhuizen naar [woonplaats man] . Zij heeft samen met haar partner een koopwoning in [woonplaats vrouw] , die zij niet ineens kan verlaten, en ook valt niet te verwachten dat zij direct passende woonruimte heeft in de omgeving van [woonplaats man] . Maar [naam kind] kan wel bij haar vader gaan wonen in [woonplaats man] .
4.6.
De voorzieningenrechter beseft dat dit opnieuw een verandering is voor [naam kind] , maar het is een verandering waarbij zij terug gaat naar haar vertrouwde omgeving in [woonplaats man] bij haar vader thuis waar zij nog heel regelmatig komt. Het is voor de man praktisch haalbaar om voor [naam kind] te zorgen. Hij heeft een gastouder geregeld en heeft de steun van zijn werkgever, waardoor de zorg en de opvang van [naam kind] is geregeld.
Dwangsom
4.7.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een dwangsom te bepalen af. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om te veronderstellen dat de vrouw niet gaat meewerken aan de beslissing van de voorzieningenrechter.
Proceskosten
4.8.
In familiezaken is het uitgangspunt om de proceskosten te compenseren, zo dat ieder de eigen kosten betaalt. De voorzieningenrechter ziet in deze zaak geen aanleiding om hiervan af te wijken.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
bepaalt dat [naam kind] , geboren op [geboortedatum] 2020, voorlopig wordt toevertrouwd aan de zorg van de man;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Oude Lohuis, voorzieningenrechter, bijgestaan door de griffier en openbaar uitgesproken op 15 februari 2024.
(
fn: 31)