ECLI:NL:RBNNE:2024:744

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
18-218621-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van verboden wapens, munitie, hard- en softdrugs, geneesmiddelen en illegaal vuurwerk, alsook rijden onder invloed van cannabis

Op 5 maart 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van verboden wapens en munitie, hard- en softdrugs, geneesmiddelen en illegaal vuurwerk. De verdachte, geboren in 1980 en thans gedetineerd, werd op 30 augustus 2023 aangehouden in de gemeente Eemsdelta. Tijdens de doorzoeking van zijn woning werden diverse verboden voorwerpen aangetroffen, waaronder vuurwapens, munitie, en aanzienlijke hoeveelheden harddrugs zoals cocaïne, MDMA en mefedron. Tevens werd vastgesteld dat de verdachte een auto bestuurde onder invloed van cannabis, met een THC-gehalte in zijn bloed dat de wettelijke grens overschreed.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van het witwassen, waarvoor hij werd ontslagen van rechtsvervolging. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en behandeling voor verslavingsproblematiek. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, het recidiverisico van de verdachte en de impact van zijn daden op de samenleving. De verdachte werd ook veroordeeld voor het rijden onder invloed, wat de verkeersveiligheid in gevaar bracht. De rechtbank besloot dat het in beslag genomen geldbedrag van 3.080 euro aan de verdachte moest worden teruggegeven, aangezien dit niet als strafbaar feit kon worden gekwalificeerd.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.218621.23
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 96.171001.22
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18.115955.18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 maart 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 februari 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W. Koopmans, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd
in de zaak met parketnummer 18/218621.23, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, dat:
1
hij op of omstreeks 30 augustus 2023 te [plaats] , gemeente Eemsdelta, althans in Nederland,
  • een of meerdere (vuur)wapen(s) van categorie III, onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten
  • een pistool, van het merk Mauser, model 1914, kaliber 7,65mm en/of
  • een pistool, van het merk CZ, model 45, kaliber 6.35mm,
zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
  • munitie van categorie II/III van de Wet wapens en munitie, te weten
  • 25 centraalvuur kogelpatronen van het merk Hirtenberger (HP), kaliber 6,35mm (.25acp), type volmantel en/of
  • 10 centraalvuur kogeplatronen van het merk Fiocchi (GFL), kaliber 7,65mm (.32acp), type volmantel en/of
  • 10 centraalvuur kogelpatronen van het merk Prvi partizan (PPU), kaliber 7,65mm (.32acp), type volmantel en/of
  • 4 randvuur kogelpatronen van het merk Aguila, kaliber .22 Long Rifle (LR), type mantel en/of
  • 2 randvuur kogeplatronen van het merk Eley, kaliber .22 Long Rifle (LR), type Lead Roundnose, en/of
  • 2 randvuur kogelpatronen van het merk Winchester, kaliber .22 Short (S), type mantel en/of
  • 20 randvuur kogeplatronen van het merk CCI, kaliber .22 Long Rifle (LR) type Mini Mag, en/of
  • een wapen van categorie II, onder 6° van de Wet wapens en munitie, te weten pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen,
voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 30 augustus 2023 te [plaats] , gemeente Eemsdelta, althans in Nederland,
  • een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een ploertendoder en/of
  • een wapen van categorie I, onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten een creditcardmes, zijnde een blank wapen, die uiterlijk gelijkt op een ander voorwerp dan een wapen (namelijk op een creditcard
en/of (bank)pas(je)) en/of
- een wapen van categorie I onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een stiletto, voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 30 augustus 2023 te [plaats] , gemeente Eemsdelta, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 176,32 gram, in elk geval een hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende mefedron(4-MMC), zijnde mefedron
(4-MMC) en/of ongeveer 496,42 gram, in elk geval een hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA (3,4methyleendioxymethamfetamine), zijnde MDMA (3,4methyleendioxymethamfetamine) en/of ongeveer 836,26 gram, in elk geval een hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, en/of ongeveer 15,95 gram, in elk geval een hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
hij op of omstreeks 30 augustus 2023 te [plaats] , gemeente Eemsdelta, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 46,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5
hij op of omstreeks 30 augustus 2023 te [plaats] , gemeente Eemsdelta, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten 3 stuks knalvuurwerk (Cobra 2 Blitzkartusche, reg.nr. CE 0163/1008-P1-69257689, pagina 371 proces-verbaal), althans één of meer stuks knalvuurwerk, heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad in een woning op/aan/nabij [adres] ;
6
hij op of omstreeks 30 augustus 2023, te [plaats] , gemeente Eemsdelta, althans in Nederland, (van) een voorwerp, althans een of meer voorwerpen, te weten contant(e) geldbedrag(en) van 3.080,- euro, althans een of meer geldbedragen,
Sub a
  • de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
  • heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
  • heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den) Sub b
  • heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
  • gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
7
hij op of omstreeks 30 augustus 2023 te [plaats] , gemeente Eemsdelta, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten hoeveelheden van tabletten en/of capsules, te weten:
  • 535 tabletten Cenforce-200, bevattende de werkzame stof sildenafilcitraat (volgnummers 1,3),
  • 3000 tabletten Lorazepam WD 2,5 mg (volgnummer 10) in voorraad heeft gehad;
en in de zaak met parketnummer 96.171001.22 dat:
hij, op of omstreeks 20 december 2020 te Groningen, een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 9,3 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 in de zaak met parketnummer 18.218621.23 en het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 96.171001.22.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat het in de zaak met parketnummer 96.171001.22 ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard. In de zaak met parketnummer 18.218621.23 heeft zij zich ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 5 en 7 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 4 en 6. Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet kan worden gesteld dat de aangetroffen hennep meer dan 30 gram betrof, omdat geen berekening is gemaakt op basis van het netto gewicht en onduidelijk is of sprake was van natte, enigszins vochtige of volstrekt droge hennep. Ten aanzien van feit 6 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte niet wordt verdacht van dealen en dat het financieel onderzoek onvolledig is geweest, zodat niet aannemelijk is gemaakt dat het aangetroffen geld van misdrijf afkomstig is.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 1, 2, 3, 5 en 7 in de zaak met parketnummer 18.218621.23 en het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 96.171001.22 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
in de zaak met parketnummer 18.218621.23
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 februari 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 augustus 2023, opgenomen op pagina 28 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023198564 d.d.10 november 2023, inhoudend het relaas van verbalisant;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 augustus 2023, opgenomen op pagina 263 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek wapen
d.d. 21 september 2023, opgenomen op pagina 495 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 augustus 2023, opgenomen op pagina 239 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek wapen
d.d. 31 augustus 2023, opgenomen op pagina 253 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 31 augustus 2023 met als bijlage een NFiDENT-rapport, opgenomen op pagina 292 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten;
8. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 27 september 2023 met als bijlagen vijf NFiDENT-rapporten, opgenomen op pagina 462 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten;
9. een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (NFiDENT) d.d. 5 februari 2024, los gevoegd bij voornoemd dossier;
10. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk d.d. 1 september 2023, opgenomen op pagina 367 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
11. een op ambtsbelofte opgemaakte verklaring d.d. 19 september 2023 van [naam] , opgenomen op pagina 481 e.v. van voornoemd dossier;
12. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen
d.d. 7 september met nummer PL0100-2023198564-78, opgenomen op pagina 430 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
13. een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina 433
e.v. van voornoemd dossier;
14. een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina 438
e.v. van voornoemd dossier;
in de zaak met parketnummer 96.171001.22
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 februari 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal rijden onder invloed d.d. 4 januari 2021 met bijlagen, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2020351463 d.d. 4 januari 2021, inhoudend het relaas van verbalisant.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De rechtbank past ten aanzien van de feiten 4 en 6 in de zaak met parketnummer 18.218621.23 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 20 februari 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ontvang een uitkering. De brandblusser met daarin hennep had ik kort voor 30 augustus 2023 meegenomen naar mijn woning.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 augustus 2023, opgenomen op pagina 28 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023198564 d.d. 10 november 2023, inhoudend als relaas van verbalisant:
Dit proces-verbaal van bevindingen beschrijft de resultaten van de doorzoeking welke heeft plaatsgevonden in de woning van [verdachte] op het adres [adres] te [plaats] op 30 augustus (
de rechtbank begrijpt: 2023).
Op voornoemde datum werd in de slaapkamer van de woning een brandblusser aangetroffen. In de onderkant van de brandblusser zag verbalisant mogelijk verdovende middelen en geld.
Goednummer: PL0100-2023198564-1637056. Totale hoeveelheid: 3080 euro.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 augustus 2023, opgenomen op pagina 263 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Uit de brandblusser kwam, behoudens de reeds benoemde goederen, 1 zak met hennep (46,1 gram), inbeslaggenomen onder PL0100-2023198564-65, goednummer 1637516.
4. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming met als bijlage een foto, opgenomen op pagina 279 e.v., voor zover inhoudend:
Goednummer: PL0100-2023198564-1637516
Object: Verdovende mid (Hennep) Aantal: 1 stuks
Verpakking: Zak plastic Totale hoeveelheid: 46,1 g
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen
d.d. 21 september 2023, opgenomen op pagina 414 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Er is vijf jaar aan saldo- en transactiegegevens gevorderd, over de periode van 30-08-2018 tot en met 30- 08-2023. [verdachte] krijgt zijn inkomen uitsluitend van de Volkskredietbank Noordoost Groningen, 40 en later 50 euro per week met als omschrijving 'huishoudgeld'.
Via de bankrekening zijn nauwelijks uitgaven aan levensonderhoud te zien. Hoewel [verdachte] over nagenoeg de hele periode in bezit is van een auto (gedurende 1 jaar is het voertuig geschorst geweest), zijn er nauwelijks uitgaven te zien aan brandstof (1.456 euro, gemiddeld 291 euro per jaar) en onderhoud (in vijf jaar tijd in totaal 77 euro aan autozaken/garages).
Aan huishoudelijke uitgaven (zoals boodschappen en cosmetica, maar ook cadeaus, huisdieren, roken en kapper) geeft [verdachte] in vijf jaar tijd 4.743 euro uit, gemiddeld 948 euro per jaar. Dat is 79 euro per maand. Ook een eenpersoonshuishouden kan daar normaliter niet van rondkomen. [verdachte] krijgt eerst 40 euro en later 50 euro huishoudgeld per week. Als hij dit minimale budget zou uitgeven aan huishoudelijke uitgaven, komt dit neer op 160 en 200 euro per maand, 1.920 en 2.400 euro per jaar. [verdachte] geeft in de jaren 2019-2022 respectievelijk 361 euro, 570 euro, 1.390 euro en 1.249 euro uit. Hier moet contant geld bij zijn gebruikt.
Aan kleding en schoenen heeft [verdachte] in vijf jaar tijd 1.135 euro uitgegeven, gemiddeld 227 euro per jaar. Ook dit is normaalgesproken veel te weinig, ver onder de Nibud-normering.
Ondanks zijn minimale inkomen geeft [verdachte] opvallend veel geld uit aan cafe's, restaurants, Beach clubs en fastfood restaurants (127 transacties, in totaal 2.225,37 euro). Ook geeft hij geld uit aan modelauto's en aan Droneshop.nl (756,55 euro). Hij kan dit geld giraal aan deze posten besteden omdat hij giraal niet tot nauwelijks geld uitgeeft aan boodschappen, benzine, kleding en schoenen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Anders dan de raadsvrouw acht de rechtbank bewezen dat verdachte meer dan 30 gram hennep aanwezig heeft gehad op 30 augustus 2023. Uit de stukken blijkt dat de totale hoeveelheid 46,1 gram bedroeg. Dit was inclusief het gewicht van een plastic zak. De rechtbank acht het niet aannemelijk, mede gelet op de foto van de inbeslaggenomen hennep inclusief verpakking, dat de plastic zak meer dan 16,1 gram heeft gewogen. Of sprake is geweest van natte, enigszins vochtige of volstrekt droge hennep, doet voor de bewezenverklaring niet ter zake. Overigens lijkt het, gelet op genoemde foto, in ieder geval niet om natte hennep te gaan.
Ten aanzien van feit 6 overweegt de rechtbank dat uit het ICOV-onderzoek naar verdachte volgt dat hij ten tijde van zijn aanhouding op 30 augustus 2023 nauwelijks beschikte over legale inkomsten. Tegelijk heeft de rechtbank hierboven al overwogen dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte op 30 augustus 2023 handelshoeveelheden drugs en geneesmiddelen aanwezig heeft gehad. Er is daarom sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Indien een dergelijk vermoeden wordt aangenomen, mag van een verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij het aangetroffen geldbedrag heeft gespaard en dat hij geld heeft verdiend aan modelbouw en het bouwen van drones in opdracht van vrienden. Desgevraagd geeft hij echter geen inzicht in opdrachten, opdrachtgevers en vergoedingen voor geleverde diensten. Ook heeft hij deze verdiensten niet opgegeven bij de uitkeringsinstantie. Nu op grond van de door verdachte gegeven vage informatie op geen enkele wijze valt te verifiëren of zijn verklaring klopt, weerlegt de verklaring van verdachte niet het vermoeden dat sprake is van geld dat afkomstig is van misdrijf.
De rechtbank concludeert daarom dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag afkomstig is uit de eigen handel in drugs en medicijnen.
Het voorgaande betekent dat bewezen is dat verdachte een geldbedrag van 3.080,- voorhanden heeft gehad dat onmiddellijk afkomstig was uit eigen misdrijf.
De rechtbank overweegt dat het enkele in het eigen huis verstoppen dan wel opbergen van crimineel geld volgens de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad niet voldoet aan de door de wet gestelde criteria om uit te kunnen gaan van witwassen. Er moet kunnen worden vastgesteld dat verdachte een handeling heeft verricht die erop gericht was om zijn criminele inkomsten veilig te stellen. Deze gedraging moet zijn gericht op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geldbedrag. Nu er geen sprake is van aanvullende verbergings- of verhullingshandelingen, kan het ten laste gelegde niet worden gekwalificeerd als witwassen. Verdachte zal daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 in de zaak met parketnummer 18.218621.23 en het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 96.171001.22 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer 18/218621.23
1
hij op 30 augustus 2023 te [plaats] , gemeente Eemsdelta,
- vuurwapens van categorie III, onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten
  • een pistool, van het merk Mauser, model 1914, kaliber 7,65mm en
  • een pistool, van het merk CZ, model 45, kaliber 6.35mm, zijnde vuurwapens in de vorm van een pistool en
  • munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
  • 25 centraalvuur kogelpatronen van het merk Hirtenberger (HP), kaliber 6,35mm (.25acp),
type volmantel en
10 centraalvuur kogelpatronen van het merk Fiocchi (GFL), kaliber 7,65mm (.32acp),
type volmantel en
10 centraalvuur kogelpatronen van het merk Prvi partizan (PPU), kaliber 7,65mm
(.32acp), type volmantel en
  • 4 randvuur kogelpatronen van het merk Aguila, kaliber .22 Long Rifle (LR), type mantel en
  • 2 randvuur kogelpatronen van het merk Eley, kaliber .22 Long Rifle (LR), type Lead
Roundnose, en
2 randvuur kogelpatronen van het merk Winchester, kaliber .22 Short (S), type mantel
en
20 randvuur kogelpatronen van het merk CCI, kaliber .22 Long Rifle (LR) type Mini
Mag, en
- een wapen van categorie II, onder 6° van de Wet wapens en munitie, te weten pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende,
weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen, voorhanden heeft gehad;
2
hij op 30 augustus 2023 te [plaats] , gemeente Eemsdelta,
- een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een
ploertendoder en
- een wapen van categorie I, onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten een
creditcardmes, zijnde een blank wapen, die uiterlijk gelijkt op een ander voorwerp dan een wapen (namelijk op een creditcard of (bank)pas) en
- een wapen van categorie I onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een stiletto, voorhanden heeft gehad;
3
hij op 30 augustus 2023 te [plaats] , gemeente Eemsdelta, opzettelijk aanwezig heeft gehad 176,32 gram van een materiaal bevattende mefedron(4-MMC) en 496,42 gram van een materiaal bevattende MDMA (3,4methyleendioxymethamfetamine) en 836,26 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 15,95 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde mefedron (4-MMC), MDMA (3,4methyleendioxymethamfetamine), cocaïne en heroïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4
hij op 30 augustus 2023 te [plaats] , gemeente Eemsdelta, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
5
hij op 30 augustus 2023 te [plaats] , gemeente Eemsdelta, al dan niet opzettelijk professioneel vuurwerk,
bestemd voor particulier gebruik, te weten 3 stuks knalvuurwerk (Cobra 2 Blitzkartusche, reg.nr. CE 0163/1008-P1-69257689) voorhanden heeft gehad in een woning aan de [adres] ;
6
hij op 30 augustus 2023 te [plaats] , gemeente Eemsdelta, een voorwerp, te weten een contant geldbedrag van 3.080,- euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp - onmiddellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
7
hij op 30 augustus 2023 te [plaats] , gemeente Eemsdelta, al dan niet opzettelijk, geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten hoeveelheden van tabletten, te weten:
  • 535 tabletten Cenforce-200, bevattende de werkzame stof sildenafilcitraat,
  • 3000 tabletten Lorazepam WD 2,5 mg, in voorraad heeft gehad;
in de zaak met parketnummer 96.171001.22
hij op 20 december 2020 te Groningen een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 9,3 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Ontslag van rechtsvervolging

Het in de zaak met parketnummer 18.218621.23 onder 6 bewezen verklaarde kan niet als strafbaar feit worden gekwalificeerd, zodat verdachte hiervan zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18.218621.23
1. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan
met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, met uitzondering van onderdeel 2º of onderdeel 7º,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
2. handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
3. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
4. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
5. overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
7. overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
in de zaak met parketnummer 96.171001.22
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 in de zaak met parketnummer 18.218621.23 en het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 96.171001.22 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daarnaast heeft de officier van justitie een rijontzegging gevorderd voor de duur van 8 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Gelet op het tijdsverloop in de zaak met parketnummer 96.171001.22 en artikel 63, heeft de raadsvrouw
de rechtbank verzocht in die zaak toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van Reclassering Nederland, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van verboden wapens en munitie, hard- en softdrugs, geneesmiddelen en illegaal vuurwerk. Dit zijn ernstige feiten. Bij het voorhanden hebben van vuurwapens bestaat altijd het risico dat deze wapens daadwerkelijk worden gebruikt met alle
gevolgen van dien. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens brengt daarnaast in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich. Het vergroot eveneens het algemene gevoel van onveiligheid in de samenleving. Drugs leiden veelal, direct en indirect, tot vele vormen van criminaliteit. Ook wordt door drugs de volksgezondheid ernstig bedreigd. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen, mede vanwege de zeer verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers. Dat geldt evenzeer ten aanzien van de ongereguleerde verkoop van geneesmiddelen. Tot slot is van vuurwerk, en in het bijzonder illegaal vuurwerk, algemeen bekend dat het gevaar kan opleveren, te meer omdat het vaak niet op een veilige wijze wordt opgeslagen en niet zelden in grote hoeveelheden.
Daarnaast heeft verdachte een auto bestuurd terwijl hij onder invloed was van cannabis. Daarmee heeft hij de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. Zowel verdachte als andere weggebruikers liepen door toedoen van verdachte een verhoogd risico op verkeers-ongevallen.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank heeft ook in aanmerking genomen dat de reclassering in haar rapport van 9 november 2023 het algemene recidiverisico hoog-gemiddeld acht. Dit heeft te maken met het strafblad van verdachte, de middelenproblematiek van verdachte en het feit dat hij geen gestructureerde dagbesteding en een laag inkomen heeft. De reclassering heeft geadviseerd verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling, dagbesteding en meewerken aan middelencontrole, om de risicos op herhaling te beperken.
Tot slot heeft de rechtbank gelet op de geldende oriëntatiepunten straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). Alleen al het oriëntatiepunt dat ziet op het voorhanden hebben van twee verboden vuurwapens, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden. Daarnaast levert het aanwezig hebben van 1.000 tot 1.500 gram harddrugs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden op. In dit geval heeft verdachte ook nog een ploertendoder, creditcardmes, een stiletto, een handelsvoorraad geneesmiddelen en illegaal vuurwerk in bezit gehad en heeft hij een auto bestuurd onder invloed van cannabis.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd. Gelet op de veelheid aan feiten en de ernst daarvan kan niet worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het reeds door verdachte ondergane
voorarrest, zoals door de raadsvrouw bepleit. De rechtbank zal verdachte een gevangenisstraf opleggen van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Aan het voorwaardelijke deel zal een proeftijd van drie jaar worden verbonden, alsmede de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De rechtbank komt tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd, nu zij met betrekking tot het witwassen tot ontslag van rechtsvervolging komt.
Gelet op het tijdsverloop in de zaak met parketnummer 96.171001.22, ziet de rechtbank geen aanleiding om een rijontzegging op te leggen, zoals de officier van justitie heeft gevorderd.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een geldbedrag van 3.080,-, moet worden teruggegeven aan verdachte. De rechtbank overweegt daarbij dat de wet geen grondslag biedt voor verbeurdverklaring nu niet gezegd kan worden dat het hier gaat om een voorwerp dat door middel van de bewezenverklaarde en strafbare feiten is verkregen. Verdachte wordt immers veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen, niet voor de handel daarin. Ten aanzien van het aanwezig hebben van het geld heeft de rechtbank geoordeeld dat dit geen strafbaar feit oplevert.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 5 maart 2020 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord- Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 20 maart 2020. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 12 oktober 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde het bewezenverklaarde feit in de zaak met parketnummer 96.171001.22 heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op
de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie,
de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet,
de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer,
artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit, artikel 40 van de Geneesmiddelenwet en
de artikelen 1, 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het in de zaak met parketnummer 18.218621.23 onder 6 ten laste gelegde bewezen als voormeld maar niet te zijn een strafbaar feit.
Ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18.218621.23 onder 1, 2, 3, 4, 5 en 7 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 96.171001.22 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaar, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 5 dagen volgend op zijn ontslagdatum uit detentie meldt bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen, en zich blijft melden op afspraken met de
reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt, en de aanwijzingen opvolgt die hem door of namens de reclassering gegeven worden voor zover in andere voorwaarden niet al benoemd;
2. dat de veroordeelde meewerkt aan een intake en zich, indien geïndiceerd, gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, laat behandelen door de verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, en zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. dat de veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
4. dat de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en/of drugs om het middelengebruik te beheersen, waarbij de reclassering urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) kan gebruiken voor de controle, en bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd; dit kunnen zowel aangekondigde als onaangekondigde controles betreffen.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven 3.080,-.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.115955.18:

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van
5 maart 2020, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. van der Werff, voorzitter, mr. A. Jongsma en
mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 maart 2024.
Mr. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.