Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde onder parketnummer 18.103837.23, de feiten 1 en 2 onder parketnummer 18.017935.23, het primair ten laste gelegde onder parketnummer 18.027560.23 en het primair ten laste gelegde onder parketnummer 18.179372.23.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde onder parketnummer 18.103837.23 en het primair ten laste gelegde onder parketnummer 18.027560.23. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zelf gestopt is met zijn geweldshandelingen en er geen zwaar lichamelijk letsel is opgetreden. Verdachte komt daarom een geslaagd beroep op vrijwillige terugtred toe.
Ook van het primair ten laste gelegde onder parketnummer 18.179372.23 moet verdachte worden vrijgesproken. Uit de trap die verdachte heeft gegeven is geen opzet op zwaar lichamelijk letsel af te leiden.
Feiten 1 en 2 onder parketnummer 18.017935.23 kunnen worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feiten 1 en 2 onder parketnummer 18.017935.23 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
Feit 1
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 februari 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 januari 2023, opgenomen op pagina 32 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer
PL0100-2023015415 d.d. 6 februari 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] .
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 februari 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 januari 2023, opgenomen op pagina 25 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023015734 d.d. 6 februari 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] .
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde onder parketnummer 18.103837.23, het primair ten laste gelegde onder parketnummer 18.027560.23 en het primair ten laste gelegde onder parketnummer 18.179372.23 redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
De door verdachte ter zitting van 20 februari 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Het klopt dat ik het slachtoffer meermalen heb geschopt tegen zijn hoofd en zijn lichaam.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 april 2023, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023099250 d.d. 24 april 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik was buiten op de binnenplaats om te roken. Dat was gisteren 19 april 2023. Ik zag een man. Ik keek naar buiten op het plein en opende de deur. Ik sloot de deur en kreeg bij de deur onverwacht een klap in mijn gezicht. Het enige wat ik nog weet is dat deze man tegen mij sprak. Ik begreep de man niet en reageerde dat ik het niet begreep. Ik werd vervolgens wakker in het ziekhuis. Het geweld dat op mij werd uitgeoefend veroorzaakte veel pijn en letsel bij mij.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 april 2023, opgenomen op pagina 14 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Om 19:11 uur kwamen wij, verbalisanten, ter plaatse aan de [adres] te Hoogeveen. Hier waren de ambulance medewerkers bezig met het slachtoffer welke later bleek te zijn: [slachtoffer 1] . Ik, verbalisant [naam] , zag dat [slachtoffer 1] op de grond lag en een bebloed gezicht had. Ik zag dat hij bloed uitspuugde terwijl de ambulance bezig was met het onderzoek. Ik hoorde dat een van de medewerkers was gaan kijken. Hij trof [slachtoffer 1] met een bebloed gezicht aan en [slachtoffer 1] was op dat moment verminderd aanspreekbaar.
Ook zag hij bloed uit het oor van [slachtoffer 1] komen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 april 2023, opgenomen op pagina 22 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op donderdag 20 april 2023 heb ik camerabeelden bekeken en uitgewerkt. De camerabeelden waren van 19-04-2023 vanaf 18.52.15 uur tot 18.55.26 uur.
Het slachtoffer stapt door de deur, waar de verdachte zojuist vandaan kwam, en komt weer terug. Verdachte slaat het slachtoffer vervolgens direct met een vuistslag in het gelaat.
Het slachtoffer valt achterover op de grond en wordt vervolgens door de verdachte zevenmaal geschopt tegen zijn hoofd. Daarna slaat de verdachte het slachtoffer nog viermaal met zijn rechterhand. Het slachtoffer lijkt bewegingsloos op de grond te liggen. De verdachte trapt nogmaals tegen het hoofd van het slachtoffer. Daarna trapt de verdachte viermaal ter hoogte van de rechterheup van het slachtoffer. De
verdachte buigt zich voorover richting het slachtoffer en schopt nogmaals tegen het lichaam en geeft vervolgens het slachtoffer een klap met zijn rechterhand.
5. De eigen waarneming van deze rechtbank gedaan ter terechtzitting van 20 februari 2024 met betrekking tot de in bewijsmiddel 4 genoemde beelden waarbij de rechtbank de door de verbalisant beschreven geweldshandelingen heeft gezien.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Voor een bewezenverklaring van poging tot doodslag is (minstens) voorwaardelijk opzet vereist. Daarvan is sprake als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op (in dit geval) de dood heeft aanvaard. Of een gedraging de aanmerkelijke kans op het intreden van een bepaald gevolg in dit geval de dood van de aangever in het leven roept, is afhankelijk van omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Onder de naar algemene ervaringsregels aanmerkelijke kans dient te worden verstaan de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid. Wat betreft de vraag of sprake is van bewuste aanvaarding van zo een kans heeft te gelden dat de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, van belang zijn. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het behoudens contra-indicaties niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte de aangever meerdere malen met kracht en hard tegen het hoofd heeft geschopt terwijl het slachtoffer kennelijk uitgeschakeld op de grond lag. Uit de beelden blijkt dat verdachte de aangever nogmaals tegen het hoofd trapt, nadat hij bewegingsloos op de grond lijkt te liggen.
Dat de verdachte met kracht heeft geschopt blijkt ook uit het ontstane letsel bij de aangever.
Aangever spuugde bloed uit, had pijn en een bebloed gezicht en was vlak na het gebeuren verminderd aanspreekbaar. Ook kwam er bloed uit zijn oor.
De rechtbank overweegt dat het meerdere malen met forse kracht met geschoeide voet schoppen tegen het (onbeschermde) hoofd van een persoon die op de grond ligt de aanmerkelijke kans oplevert dat de dood van die persoon intreedt. Bij deze omstandigheden is het een algemene ervaringsregel dat dit soort geweld kan leiden tot onder meer schedelfracturen, bloedingen onder de schedel en kwetsuren van onder meer de nekwervels, die de dood kunnen veroorzaken. Het handelen van verdachte is naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. Van enige contra-indicaties is niet gebleken. Dat van het slachtoffer geen nadere medische informatie is ontvangen maakt dat niet anders. De rechtbank acht aldus bewezen dat de verdachte opzet had, in voorwaardelijke zin, op de dood van de aangever.
De rechtbank acht de ten laste gelegde poging tot doodslag dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De door verdachte ter zitting van 20 februari 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Voordat ik het slachtoffer trapte, ben ik eerst opgestaan.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 januari 2023, opgenomen op pagina 11 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023025680 d.d. 29 januari 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 4] :
Ik doe aangifte tegen de man die mij heeft mishandeld in mijn kamer. Door hem heb ik een gebroken neus. Op zaterdag 28 januari 2023 was ik op mijn kamer op de HTL in Hoogeveen. Ik ging op mijn bed liggen, deed mijn oordopjes in en sloot mijn ogen om naar de muziek te luisteren. Ik werd opgeschrikt door een hevige pijn in mijn gezicht en neus.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 29 januari 2023, opgenomen op pagina 25 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
Ik heb die man geraakt op zijn neus en op zijn lip. Ik schopte met mijn schoen.
De door verdachte ter zitting van 20 februari 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Het klopt dat het slachtoffer en ik samen op die trap buiten stonden.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 januari 2023, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023017072 d.d. 21 april 2023, inhoudend als verklaring van [naam] :
Ik verblijf op het asielzoekerscentrum te Hoogeveen. Op 19 januari 2023 liep ik vooraan op de trap naar beneden, [verdachte] liep achter mij en stond dus enkele treden hoger. Ik zag vervolgens dat [verdachte] met zijn voet schopte in de richting van mijn gezicht. Ik voelde dat het een harde schop betrof en ik voelde dat deze tegen de linkerzijde van mijn kaak aan kwam. Ik voelde hierdoor direct een flinke pijn aan mijn hoofd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
20 januari 2023, opgenomen op 10 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik, verbalisant, was belast met de taak van het uitkijken van beelden naar aanleiding van een mishandeling op 19 januari 2023 aan de [adres] te Hoogeveen.
Ik zag dat [verdachte] de persoon betrof die hoger op de trap stond ten aanzien van de andere persoon. Ik zag dat [verdachte] met zijn rechter voet / been een schoppende beweging maakte richting de andere persoon. Ik zag dat hij hierbij het hoofd van de andere persoon raakte.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten ten aanzien van het primair ten laste gelegde onder parketnummer 18.027560.23 en het primair ten laste gelegde onder parketnummer 18.179372.23 overweegt de rechtbank het volgende.
Voor een bewezenverklaring van een poging tot zware mishandeling is vereist dat verdachte opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft gehad. De rechtbank stelt voorop dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte vol opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij beide aangevers had.
De rechtbank dient vervolgens na te gaan of bij verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet.
Voor het aannemen van voorwaardelijk opzet op zware mishandeling is vereist dat de aanmerkelijke kans bestond dat de aangevers als gevolg van de schop tegen hun hoofd zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. Onder bepaalde omstandigheden kan een schop tegen het hoofd de aanmerkelijke kans opleveren dat iemand zwaar lichamelijk letsel oploopt. Deze omstandigheden kunnen bijvoorbeeld gelegen zijn in de kracht van de schop, de plek op het hoofd waar wordt geschopt of in het feit dat er met geschoeide voet wordt geschopt. Ook de positie van verdachte ten opzichte van de aangever ten tijde van het schoppen tegen het hoofd kan zon omstandigheid opleveren.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte heeft geprobeerd om beide aangevers zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Door de aangevers met geschoeide voet met kracht tegen het hoofd schoppen vanuit een hogere positie ten opzichte van het slachtoffer bestond niet alleen in zijn algemeenheid, maar ook in deze specifieke gevallen, een aanmerkelijke kans dat er zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht. Het hoofd is immers een kwetsbaar deel van het menselijk lichaam en met kracht uitgevoerde geweldshandelingen tegen/op het hoofd kunnen ernstig letsel tot gevolg hebben.
Bij dit oordeel heeft de rechtbank ten aanzien van parketnummer 18.027560.23 betrokken dat verdachte stond en dat de aangever op een bed lag en door de trap werd verrast.
Ten aanzien van parketnummer 18.179372.23 heeft de rechtbank bij dit oordeel betrokken dat verdachte en de aangever op een trap stonden en dat de aangever een paar treden lager stond dan verdachte.
Door te schoppen zoals hierboven beschreven, heeft verdachte ook telkens bewust deze aanmerkelijke kans aanvaard. Verdachte heeft aldus in beide zaken het voorwaardelijk opzet gehad op voornoemd gevolg.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde onder parketnummer 18.027560.23 en het primair ten laste gelegde onder parketnummer 18.179372.23 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht feit het primair ten laste gelegde onder parketnummer 18.103837.23, feiten 1 en 2 onder parketnummer 18.017935.23, het primair ten laste gelegde onder parketnummer 18.027560.23 en het primair ten laste gelegde onder parketnummer 18.179372.23 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
18.103837.23
hij op 19 april 2023 te Hoogeveen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, voornoemde [slachtoffer 1] meermalen heeft geschopt en met gebalde vuist heeft gestompt op het hoofd en het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
18.017935.23
1.
hij op 16 januari 2023 te Hoogeveen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] eenmaal tegen het gezicht te stompen;
2.
hij op 17 januari 2023 te Hoogeveen [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] meermalen tegen het hoofd te stompen;
18.027560.23
hij op 28 januari 2023 te Hoogeveen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 4] in het gezicht heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
18.179372.23
hij op 19 januari 2023 te Hoogeveen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 5] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met kracht tegen het gezicht heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.