Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.Het procesverloop
2.De relevante feiten
3.Het geschil
€ 10.000,-;
4.De beoordeling
5.Beslissing
mr. A.J. van Dijk als griffier en openbaar uitgesproken op 24 januari 2024.
fn: 871)
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 24 januari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw, die in het verleden gehuwd zijn geweest en samen kinderen hebben. De man vorderde nakoming van de omgangsafspraken zoals vastgelegd in een ouderschapsplan, waarin was afgesproken dat de kinderen wekelijks van donderdagmiddag tot zondag bij hem zouden verblijven. De vrouw voerde verweer en stelde dat de voorzieningenrechter zich onbevoegd moest verklaren en de zaak naar de rechtbank Rotterdam moest verwijzen, omdat de kinderen daar wonen.
De voorzieningenrechter heeft de bevoegdheid van de rechtbank Noord-Nederland bevestigd, omdat de omgang bij de man thuis in [woonplaats] moet worden uitgevoerd. De man stelde dat er spoedeisendheid was, omdat hij geen omgang had met de kinderen, terwijl de vrouw betwistte dat de afspraken uit het ouderschapsplan nageleefd konden worden, gezien de afstand en hun financiële situatie.
Na beoordeling van de feiten en omstandigheden concludeerde de voorzieningenrechter dat er onduidelijkheid bestond over de gemaakte afspraken en dat het in het belang van de kinderen niet realistisch was om de omgangsafspraken uit het ouderschapsplan te handhaven. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen van de man moesten worden afgewezen, omdat er geen noodzaak was voor een ordemaatregel in kort geding, gezien de complexiteit van de zaak en de aanstaande bodemprocedure bij de rechtbank Rotterdam.