ECLI:NL:RBNNE:2024:683

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
18-067545-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar, ontslag van rechtsvervolging en terbeschikkingstelling met dwangverpleging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 29 februari 2024, is de verdachte, geboren in 1989 en thans gedetineerd, beschuldigd van brandstichting in een flatwoning in Smallingerland op 7 maart 2023. De verdachte heeft opzettelijk de gasslang losgemaakt en open vuur in aanraking gebracht met het uitstromende gas, wat leidde tot brand en gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor andere bewoners. Tijdens de zittingen op 23 november 2023 en 15 februari 2024 heeft de verdachte bekend, maar de rechtbank heeft geconstateerd dat zij leed aan een psychische stoornis, waardoor het feit niet aan haar kan worden toegerekend. De officier van justitie heeft ontslag van alle rechtsvervolging gevorderd, wat door de verdediging werd ondersteund. De rechtbank heeft de conclusies van de deskundigen overgenomen, die stelden dat de verdachte lijdt aan een psychotische stoornis en dat haar handelen volledig werd bepaald door deze stoornis. Daarom heeft de rechtbank de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd, om de veiligheid van de maatschappij te waarborgen. De rechtbank heeft daarbij de artikelen 37a, 37b, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht toegepast.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-067545-23

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

d.d. 29 februari 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 november 2023 en 15 februari 2024. De strafzaak tegen de verdachte is aangevangen op de zitting van 20 juni 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.A. Scholtmeijer, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 7 maart 2023 te [adres] , in elk geval in de gemeente Smallingerland, (gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd) in een (flat)woning, te weten een woning in flatcomplex van vier verdiepingen, gelegen aan het [adres] (te weten woning [adres] , op de begane grond)) opzettelijk brand heeft gesticht door in (de keuken van) die (flat)woning de gasslang los te draaien/maken van de gaskraan en (vervolgens) de gaskraan open te draaien en/of open vuur in aanraking te brengen met het uit die gaskraan stromende gas en/of het uitstromende gas te laten ontvlammen met een (elektrische) (gas)aansteker, waardoor dat gas is gaan branden en/of vervolgens dat vuur een dichtbij staande koelkast en/of een vriezer en/of een of meer andere in die (keuken van die) (flat) woning aanwezige goederen geheel of gedeeltelijk heeft verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan
  • gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die voornoemde goederen en/of een of meer andere in woning aanwezige goederen en/of inventaris en/of die (flat)woning en/of de naast, althans nabij, gelegen (flat)woningen in dat flatcomplex en/of de inventaris van die naast, althans nabij, gelegen (flat)woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
  • levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander te weten de bewoners van die naast, althans nabij, gelegen (flat)woningen in dat flatcomplex, te duchten was.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 november 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 maart 2023, opgenomen op pagina 32 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023058832, inhoudend de verklaring van [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 maart 2023, opgenomen op pagina 37 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek woning d.d. 8 maart 2023, opgenomen op pagina 50 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij op 7 maart 2023 te [adres] , gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een (flat)woning, te weten een woning in een flatcomplex van vier verdiepingen, gelegen aan het [adres] (te weten woning [adres] , op de begane grond) opzettelijk brand heeft gesticht door in de keuken van die (flat)woning de gasslang los te maken van de gaskraan en (vervolgens) de gaskraan open te draaien en open vuur in aanraking te brengen met het uit die gaskraan stromende gas, waardoor brand is ontstaan, terwijl daarvan
  • gemeen gevaar voor in woning aanwezige goederen en nabij gelegen (flat)woningen in dat flatcomplex en
  • levensgevaar voor de bewoners van die nabij gelegen (flat)woningen in dat flatcomplex, te duchten was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het haar niet kan worden toegerekend.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met de officier van justitie op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het tenlastegelegde haar niet kan worden toegerekend.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage van 1 juni 2023, opgemaakt door N. van de Weg, psychiater en op de
psychologische onderzoeksrapportage van 11 augustus 2023, opgemaakt door drs. B.Y. van Toorn, psycholoog.
De conclusie van de psychiater luidt dat verdachte lijdt aan een psychotische stoornis, die geclassificeerd kan worden als een schizofreniforme stoornis en dat deze stoornis ook aanwezig was ten tijde van het tenlastegelegde feit. Het handelen van verdachte werd op dat moment geheel bepaald door haar psychotische belevingen. De psychiater adviseert daarom om haar het feit niet toe te rekenen.
De conclusie van de psycholoog luidt dat verdachte lijdt aan een ernstige waanstoornis van het achtervolgingstype met bizarre inhoud. Deze stoornis was ten tijde van het tenlastegelegde actueel en in ernstige mate aanwezig. Zij lijkt nog wel enig besef te hebben gehad dat zij iets ongeoorloofds deed, maar ze heeft door haar wanen haar gedrag niet op dat besef kunnen afstemmen. Ook de psycholoog adviseert daarom om verdachte het feit in het geheel niet toe te rekenen.
De rechtbank kan zich verenigen met de conclusie van de deskundigen dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde leed aan een psychische stoornis en volledig werd beheerst door de uit deze stoornis voortvloeiende wanen en/of psychotische belevingen en neemt deze conclusies over. Dat brengt mee dat het bewezen verklaarde naar het oordeel van de rechtbank aan verdachte niet kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve niet strafbaar en zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.
Motivering van de op te leggen maatregel
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om verdachte voor het ten laste gelegde feit de ongemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen.
De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat, gelet op de rapportages van de deskundigen, er geen andere mogelijkheid is dan oplegging van deze maatregel gezien de hardnekkige stoornis van verdachte en de daardoor aanwezige kans op herhaling waardoor de veiligheid van anderen in gevaar komt.
Een civiele zorgmachtiging acht de officier niet passend, omdat in dat kader het recidivegevaar onvoldoende kan worden beperkt en de noodzakelijke bescherming en beveiliging van de maatschappij onvoldoende is geborgd. De officier wijst erop dat de waanbeelden van verdachte, ondanks dat zij inmiddels bijna een jaar in detentie verblijft en anti-psychotische medicatie gebruikt, nog bijzonder sterk aanwezig zijn gebleven.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich verzet tegen oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling, omdat deze zijns inziens disproportioneel zou zijn. Verdachte heeft geen relevante documentatie. En hoewel ze de
wens heeft uit het leven te stappen, ligt het niet voor de hand dat ze opnieuw voor brandstichting zou kiezen. Uit niets blijkt bijvoorbeeld dat ze een fascinatie voor vuur zou koesteren. Er zou enige terughoudendheid in acht genomen moeten worden bij de overweging om een vergaande maatregel als terbeschikkingstelling op te leggen. De raadsman wijst erop dat de psychiater en de psycholoog niet heel sterk pleiten voor oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting in haar woning op de begane grond van een flatgebouw door op een voor de nachtrust bestemde tijd de gaskraan open te draaien en er vuur bij te houden, kennelijk omdat zij op die manier een einde wilde maken aan haar leven. Daarmee heeft zij niet alleen zichzelf, maar ook de andere bewoners van het flatgebouw ernstig in gevaar gebracht.
Blijkens de hiervoor al genoemde psychiatrische en psychologische rapportage bestond bij verdachte tijdens deze brandstichting een ziekelijke stoornis van haar geestvermogens, te weten een psychotische stoornis dan wel een waanstoornis. Omdat de rechtbank van oordeel is dat het bewezenverklaarde als gevolg van die stoornis niet aan verdachte kan worden toegerekend, kan van het opleggen van een straf geen sprake zijn. Wel kan de rechtbank bepalen dat er een maatregel zal worden toegepast.
De deskundigen concluderen in hun rapportages dat zonder behandeling van de stoornis bij verdachte het recidiverisico matig tot hoog moet worden geacht. De psycholoog voegt daar nog aan toe dat het risico snel op zou kunnen lopen als verdachtes psychische conditie zou verslechteren. Uit de rapportages komt het beeld naar voren dat een (langdurige) klinische behandeling en dwangmedicatie noodzakelijk zijn om de wanen te laten verbleken en het realiteitscontact te herstellen.
Over het kader waarin de vereiste behandeling kan plaatsvinden verschillen de deskundigen door de tijd heen van mening. In de psychiatrische onderzoeksrapportage van 1 juni 2023 werd een zorgmachtiging en behandeling op een gesloten afdeling van een GGZ-instelling nog voldoende geacht. In de psychologische onderzoeksrapportage van 11 augustus 2023 wordt gesteld dat de vereiste behandeling alleen in een forensische setting met een hoge zorgintensiteit en een hoog beveiligingsniveau kan plaatsvinden en wordt geadviseerd om deze behandeling te doen plaatsvinden in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden. In het maatregelrapport van Tactus Reclassering van 6 november 2023 wordt echter negatief geadviseerd over de terbeschikkingstelling met voorwaarden. Vanwege respectievelijk de ernst van de problematiek en het gebrek aan medewerking van verdachte bleek het namelijk niet mogelijk haar in dit kader in een kliniek geplaatst te krijgen. De bevindingen van de Geneesheer-directeur van de GGZ Friesland van 24 januari 2024 bevestigen vervolgens nogmaals dat de behandelmogelijkheden in de reguliere GGZ via een zorgmachtiging niet toereikend zijn om de stoornis en het daaruit voortvloeiende ernstig nadeel weg te nemen.
De rechtbank komt op grond van het hierboven omschreven voortschrijdend inzicht bij de betrokken deskundigen tot de conclusie dat enkel de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging het vereiste kader biedt waarbinnen verdachte (langdurig) klinisch zal kunnen worden behandeld, terwijl tegelijkertijd ook de bescherming en beveiliging van de maatschappij voldoende geborgd is. Elke andere maatregel of modaliteit schiet tekort in het beperken van het recidiverisico en het gevaar voor de veiligheid van personen of goederen.
De rechtbank stelt vast dat het door verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Het gaat bovendien om een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Verder eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van die maatregel. De rechtbank zal daarom aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen en ook bevelen dat verdachte van overheidswege moet worden verpleegd.
De rechtbank stelt ten slotte vast dat de totale duur van de op te leggen maatregel een periode van vier jaar te boven kan gaan, omdat deze wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld, maar verdachte daarvoor niet strafbaar.
Ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat zij van overheidswege zal worden verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. M. Brinksma en
mr. H. de Ruijter rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 februari 2024.
mr. M. Brinksma is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.