Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op:
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de rechtbank begrijpt het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals die naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapporten van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, en ook met de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een woningoverval. Verdachte en zijn mededader zijn s nachts door het forceren van de achterdeur de woning van het slachtoffer ingegaan. Het slachtoffer, een alleenstaande man op leeftijd, is in zijn slaapkamer vastgehouden en er is een riem om zijn nek gebonden. In de woning zijn vervolgens alle kasten doorzocht in een zoektocht naar geld. Uiteindelijk is 550,00 uit de portemonnee van het slachtoffer en 2.000,00 aan kleingeld dat in een emmer zat, weggenomen. Het slachtoffer spaarde dit kleingeld voor zijn kleinkinderen.
Met het plegen van deze woningoverval heeft verdachte laten zien geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke integriteit van het slachtoffer, zijn gezondheid, veiligheid en eigendom. Een woning moet een veilige plek zijn. Bovendien veroorzaakt een woningoverval ook in de samenleving gevoelens van onveiligheid en onrust.
Uit de verklaringen van het slachtoffer volgt dat de impact van de woningoverval groot is: het slachtoffer is erg bang geweest, voelde zich daarna niet meer veilig, durfde niet meer in zijn slaapkamer te slapen en kon niet meer genieten van zijn woning. Het slachtoffer heeft hiervoor hulp gezocht bij een maatschappelijk werker die verbonden is aan zijn huisarts.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit slechts kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstaf van langere duur.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting, meer in het bijzonder het oriëntatiepunt voor overval woning.
Het oriëntatiepunt gaat uit van een gevangenisstraf van 3 jaren.
De rechtbank houdt in strafverhogende zin rekening met het toegepaste geweld, waaronder het binden van een riem om de nek van het slachtoffer en de poging hem een handdoek in zijn mond te stoppen. Daarnaast werkt de omstandigheid dat verdachte nog in een proeftijd liep van een eerdere veroordeling strafverhogend.
De rechtbank ziet geen strafverminderende factoren.
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank overeenkomstig de vordering van de officier van justitie - een gevangenisstraf van 48 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 2.300,00 ter vergoeding van materiële schade en 2.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van de materiële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van - zo begrijpt de rechtbank
2.050,00. De vordering ten aanzien van de immateriële schade kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat verdachte van het ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
Ter terechtzitting is duidelijk geworden dat de materiële schade aan de achterdeur van de benadeelde partij volledig is vergoed door de verzekeraar. Ook een deel van het weggenomen geld is vergoed, namelijk 500,00. De vordering ten aanzien van de materiële schade bedraagt daarom nog 2.300,00.
Uit de aangifte van de benadeelde partij volgt dat in totaal een bedrag van 2.550,00 is weggenomen. Daarvan is een bedrag van 500,00 al vergoed. Dat betekent dat er een materiële schade van 2.050,00 resteert. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij deze schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit. Dit deel van de vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 8 maart 2023.
Voor het overige deel van de gestelde materiële schade, namelijk 250,00, zal de vordering worden afgewezen. De rechtbank acht onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de benadeelde partij deze schade heeft geleden.
Daarnaast heeft de benadeelde partij 2.500,00 gevorderd ter vergoeding van immateriële schade. Naar het oordeel van de rechtbank is - gelet op aard van het bewezen verklaarde feit, de verklaringen van de benadeelde partij en zijn toelichting ter terechtzitting - voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 8 maart 2023.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen als zijn mededader die al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Bij onherroepelijk arrest van 13 februari 2020 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie
Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 weken, waarvan 6 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 9 februari 2021. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 15 december 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde het bewezenverklaarde feit heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het primair ten laste gelegde feit bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18/293374-23, primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer] te betalen: