ECLI:NL:RBNNE:2024:667

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
LEE 22/3513
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering overname schuld zonnepanelen en de vraag naar een koopovereenkomst

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 27 februari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van de Belastingdienst/Toeslagen om een gestelde schuld over te nemen, beoordeeld. Eiseres, een gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire, had een schuld van € 11.830,00 aan Mor. Holdings Pty Ltd. in Zuid-Afrika, gerelateerd aan een bestelling van 30 zonnepanelen. De Belastingdienst weigerde de schuld over te nemen, omdat er volgens hen geen sprake was van een opeisbare geldschuld in de zin van de Wet herstel toeslagen (Wht).

De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2024 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van eiseres en verweerder aanwezig waren. Eiseres stelde dat er een koopovereenkomst tot stand was gekomen door een bevestiging van de bestelling en dat de voorwaarden voor betaling en levering waren overeengekomen. Verweerder betwistte dit en stelde dat er geen wederkerige overeenkomst was ontstaan, omdat er geen aanvaarding van het aanbod door eiseres was.

De rechtbank concludeert dat er geen betalingsverplichting voor eiseres is ontstaan, omdat de overlegde facturen niet aantonen dat er een overeenkomst is gesloten. Eiseres heeft niet kunnen onderbouwen dat er regelmatig contact is geweest met Mor. Holdings over de betaling. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het besluit van de Belastingdienst in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/3513

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. Th. Martens),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. W.G.G. de Bakker).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van verweerder om de gestelde schuld van eiseres over te nemen.
1.1.
Verweerder heeft bij besluit van 14 juni 2022 geweigerd de gestelde schuld van eiseres aan Mor. Holdings Pty Ltd. (Mor. Holdings) in Zuid Afrika over te nemen, omdat geen sprake is van een opeisbare geldschuld in de zin van de Wet herstel toeslagen (Wht). Met het bestreden besluit van 21 november 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de weigering van verweerder om de gestelde schuld van eiseres over te nemen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiseres is een gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire. Zij heeft een schuldenlijst aan de Sociale Banken Nederland (SBN) gestuurd, met daarop een gestelde schuld van € 11.830,00 bij Mor. Holdings. Het gaat om een bestelling van 30 zonnepanelen. Onder verwijzing naar de code 18 heeft de SBN namens verweerder laten weten dat deze gestelde schuld niet voor eiseres zal worden afbetaald.
Heeft verweerder terecht gesteld dat geen sprake is van een opeisbare geldschuld?
6.1.
Eiseres voert aan dat zij online bij Mor. Holdings op maat gemaakte zonnepanelen heeft besteld en dat deze bestelling bij factuur van 3 februari 2020 is bevestigd. Volgens eiseres is daarmee een koopovereenkomst (op afstand) tot stand gekomen. Eiseres voert aan dat zij met Mor. Holdings voorwaarden is overeengekomen over de levering en betaling van de zonnepanelen, namelijk dat zij eerst dient te betalen voordat er geleverd wordt. Uit de finale factuur volgt dat de koop op 12 mei 2021 niet meer geannuleerd kon worden, waardoor de aankoopsom volledig opeisbaar is geworden. Eiseres stelt dat Mor. Holdings regelmatig contact met haar heeft opgenomen en heeft verzocht om betaling. Volgens eiseres is daarom sprake van een opeisbare geldschuld die voor overname in aanmerking komt.
6.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een opeisbare geldschuld die in aanmerking komt voor overname in de zin van de Wht. Volgens verweerder is met het enkel opsturen van facturen, zonder de aanvaarding daarvan door eiseres, geen wederkerige overeenkomst ontstaan. Voor eiseres is er daarom geen betalingsverplichting, te meer omdat er na een periode van drie jaar nog steeds niet is betaald en geleverd. Verder stelt verweerder dat niet is gebleken dat sprake is van een tweezijdige overeenkomst tussen eiseres en Mor. Holdings waarin andere voorwaarden zijn afgesproken over de betaling en levering van de zonnepanelen.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft gesteld dat er geen betalingsverplichting is ontstaan voor eiseres. Uit de overlegde facturen blijkt namelijk niet dat sprake is van een overeenkomst, omdat daaruit niet volgt dat er een aanbod is gedaan dat door eiseres is aanvaard. [1] Uit de stukken volgt evenmin dat tussen eiseres en Mor. Holdings afspraken zijn gemaakt en dat eiseres voorwaarden heeft aanvaard over de betaling en levering van de zonnepanelen. Bovendien is na een periode van bijna drie jaar nog niet betaald en geleverd. Eiseres heeft haar stelling dat Mor. Holdings in de afgelopen drie jaar regelmatig contact met haar heeft opgenomen en heeft verzocht om betaling, niet onderbouwd. Dat, zoals eiseres ter zitting verklaarde, zij onlangs wel een deel van het bedrag heeft overgemaakt, kan de zaak naar het oordeel van de rechtbank niet anders maken omdat het niet is onderbouwd en pas na de beslissing op het bezwaarschrift zou hebben plaatsgevonden.
6.4.
Nu niet aannemelijk is geworden dat een overeenkomst tot stand is gekomen tussen eiseres en Mor. Holdings, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een opeisbare geldschuld. Het door eiseres gestelde bedrag van € 11.830,00 komt daarom niet voor overname in aanmerking.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, rechter, in aanwezigheid van mr. K. Lenting, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 6:217 Burgerlijk Wetboek (BW).