In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 28 februari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn toenmalige levenspartner gedurende een langere periode wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd. De feiten vonden plaats in de gezamenlijke woning van de verdachte en het slachtoffer in Assen, in de periode van januari tot juni 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn partner heeft opgesloten door alle deuren op slot te doen en haar geen toegang te geven tot sleutels, waardoor zij geen mogelijkheid had om de woning te verlaten. Dit leidde tot een zeer onwenselijke situatie voor het slachtoffer, die ook leed heeft ervaren, zoals blijkt uit haar slachtofferverklaring.
Naast de vrijheidsberoving heeft de verdachte ook wapens voorhanden gehad, waaronder een Colt 45 en een spuitbus pepperspray, die hij niet mocht bezitten. De rechtbank heeft de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte in overweging genomen, evenals zijn leeftijd en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat, gezien de geringe kans op recidive en het tijdsverloop, een schuldigverklaring zonder oplegging van een straf of maatregel passend is. De rechtbank heeft artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toegepast, wat betekent dat de verdachte niet verder gestraft zal worden voor zijn daden.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte schuldig is aan de tenlastegelegde feiten, maar dat er geen straf of maatregel opgelegd hoeft te worden.