ECLI:NL:RBNNE:2024:578

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
18.112579.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 23 februari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren in 1975, heeft seksuele handelingen verricht met het slachtoffer, dat op het moment van de feiten 14 jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 november 2021 in de gemeente Opsterland ontuchtige handelingen heeft gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer. De rechtbank heeft de verklaring van het slachtoffer als betrouwbaar aangemerkt, ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder WhatsApp-berichten en verklaringen van de moeder van het slachtoffer. De verdachte heeft wisselend verklaard en zijn verdediging werd als ongeloofwaardig beschouwd. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, toegewezen tot een bedrag van 3.000 euro voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de kosten van de benadeelde partij te vergoeden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.112579.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 23 februari 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte]

geboren op [geboorte datum] 1975 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 09 februari 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.M. Goudberg, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H. Mous.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij (op één of meer tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 4 november 2021 tot en met 30 maart 2022 te [plaats] , althans in de gemeente Opsterland, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer] , geboren op [geboorte datum] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
  • het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en/of het in zijn, verdachtes,mond nemen van de penis van die [slachtoffer] en/of
  • het zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en/of het aftrekken van die [slachtoffer] en/of
  • het door hem, verdachte, likken aan de anus van die [slachtoffer] en/of
  • het brengen van zijn, verdachtes, penis in, althans tegen, de anus van die [slachtoffer] en/of- het zich door die [slachtoffer] , met diens penis, in de anus laten penetreren.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het feit, vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De verklaring van aangever is niet betrouwbaar en er is onvoldoende steunbewijs voor zijn verklaring. De raadsman heeft verder aangevoerd dat de ten laste gelegde periode niet kan worden bewezen, omdat zowel uit de verklaring van verdachte als van aangever blijkt dat er na 4 november 2021 geen afspraak meer heeft plaatsgevonden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 09 februari 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb [slachtoffer] via Bullchat ontmoet. Hij zei dat zijn naam [naam] was. [slachtoffer] zocht naar seks.
Hij is bij mij thuis geweest. Hij is ook in de slaapkamer geweest.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van informatief gesprek zeden van 29 mei
2022, opgenomen op pagina 9 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met procesverbaalnummer 2022329659 van 3 april 2023, inhoudend als inhoudend als relaas van verbalisanten:
Informatief gesprek met [naam] op 27 mei 2022.
Haar oudste zoon heet [slachtoffer] van 15 jaar oud. In 2020 heeft Karin aangifte gedaan van het vermoeden dat [slachtoffer] , die toen 13 jaar oud was, contact had met volwassen mannen via internet en seksafspraken met hen had. [naam] wil aangifte doen omdat [slachtoffer] weer contact heeft met onbekende volwassen mannen. In de whattsappberichten met deze mannen heeft [naam] gelezen dat hij ook afspraken met mannen had en dat er seks is geweest.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 30 mei 2022, opgenomen oppagina 13 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
V: Wat zijn de gegevens van je zoon [slachtoffer] ?
A: [slachtoffer] , geboren op [geboorte datum] 2006.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 3 april 2023,opgenomen op pagina 26a e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
V = Verbalisant
A = Getuige [slachtoffer]
OU = Opmerking uitwerker
V: Van al de jongens en mannen waar jij een date met hebt gehad, is dat allemaal via Bull chat gegaan of ok weleens anders geweest?
A: [naam] via Bull chat.
V: Nou dat is hij in [plaats] en vertel eens?
A: Was bij hem thuis en daar hebben wij seks gehad.
V: Kun je het even laten zien?
OU: [slachtoffer] pakt de telefoon en zoekt het adres op van [verdachte] .
A: Dit huis is het.
V: [adres] .
V: En dan ben je daar en hoe gaat het dan verder, kun je dan beschrijven?
A: Gewoon naar zijn slaapkamer en daar verder.
V: Naar zijn slaapkamer en wat hebben jullie daar voor handelingen gedaan? A: [naam]
V: Wat voor seks?
A: Pijpen en rimmen. Dat hij mij aan de kont heeft gelikt.
V: En verder?
A: Hij gaf mij kusjes in het gezicht en nek en zo. Trekken en voelen en zo. Hij heeft geprobeerd mij te neuken, maar dat ging niet zo goed. Het lukte niet. En toen zei hij dat ik hem moest neuken.
V: En heb je dat ook gedaan?
A: Mnnmm, met een condoom.
V: Maar wat versta jij onder pijpen?
A: Gewoon met je mond bij het geslachtsdeel en dan.
V: En trekken en voelen wat gebeurd er dan?
A: Je hand over zijn geslachtsdeel.
V: En ik heb hem geneukt, waarmee en waarin?
A: In zijn kont. Met mijn geslachtsdeel.
V: Dat pijpen is dat over en weer gegaan?
A: Allebei, bij elkaar.
V: Trekken en voelen?
A: Allebei.
V: En hij wou jou neuken maar het lukte niet. Waardoor kwam dat?
A: Hij wou er niet in.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 20 februari 2023, opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik, verbalisant [verbalisant] , heb onderzoek in de veiliggestelde data van de gsm van [slachtoffer] gedaan. Hierin deed ik onderzoek in zijn chat geschiedenis met een specifiek telefoonnummer te weten:
[telefoonnummer] . Het telefoonnummer staat op naam van:
[verdachte] , wonende aan [adres] . Ik zag dat het contact via WhatsApp op 15 oktober 2021 is gestart. Vervolgens is te lezen dat [slachtoffer] op dezelfde dag: "Ben je thuis" heeft geappt. [verdachte] antwoordt hier dezelfde dag op met: "Nee ben aan het werk hoe heet je?", waarop [slachtoffer] appt: " [naam] ". Vervolgens is in genoemde chat te lezen dat [slachtoffer] op 21 oktober 2021 weer contact zoekt met [verdachte] en hem vraagt of hij zometeen een date wil. [verdachte] zegt dat het volgende week wel kan. Op 24 oktober 2021 begroet Laindro [verdachte] met: "Hey." [verdachte] appt terug dat hij morgen misschien kan en het hem wel laat weten. Op 25 oktober 2021 appt [verdachte] naar Liando. Hij vraagt of [slachtoffer] langs kan komen. [slachtoffer] zegt dat hij het nog niet weet.
Op 4 november 2021 om 13:08 uur appt [slachtoffer] [verdachte] :"Hey. Kan je?"
[verdachte] :"Ja kan wel hoe laat kom je dan?"
[slachtoffer] :"Nu?? Ben in [plaats] "
[verdachte] :"Oke"
[slachtoffer] :"Tz"
Bewijsoverweging
Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij de verweten seksuele handelingen: het (veronderstelde) slachtoffer en de (veronderstelde) dader. Ook in de onderhavige zaak is dit het geval. Artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) bepaalt dat het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Dit betekent dat de rechter niet tot een bewezenverklaring mag komen als de feiten en omstandigheden waarover de getuige verklaart op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342 Sv is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is in zedenzaken niet vereist dat de seksuele handelingen zelf steun vinden in ander bewijsmateriaal. Het kan voldoende zijn dat de verklaring van de getuige op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat de verklaring niet op zichzelf staat, maar is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron.
In onderhavige zaak heeft de moeder van het slachtoffer namens hem aangifte gedaan, omdat zij in whatsappberichten had gezien dat haar zoon seksafspraken had met onbekende mannen. In de telefoon van het slachtoffer is onder meer een whatsappgesprek met verdachte aangetroffen waarin wordt gesproken over een date. Het slachtoffer heeft vervolgens tijdens het studioverhoor verklaard over de afspraken die hij met verdachte heeft gehad en welke seksuele handelingen daarbij hebben plaatsgevonden.
De rechtbank acht de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar en daarmee bruikbaar voor het bewijs. Het slachtoffer heeft zeer gedetailleerd en specifiek verklaard. Zijn verklaring komt authentiek over waarbij opvalt dat hij heeft verteld over de handelingen die hebben plaatsgevonden, maar daarnaast ook over wat niet heeft plaatsgevonden. Zo heeft het slachtoffer bijvoorbeeld verklaard dat verdachte hem probeerde te neuken, maar dat dat niet is gelukt. Zijn volledige verklaring waarin hij ook verklaart over zijn contacten met andere mannen dan de verdachte, toont duidelijk dat hij zaken niet groter of kleiner maakt en dat hij veelal heeft verklaard overeenkomstig wat andere mannen met wie hij seksueel contact heeft gehad daarover hebben verklaard. Het slachtoffer is in zijn verklaring open geweest over zijn eigen rol en het feit dat hij ook initiatief heeft genomen. Dat sterkt de rechtbank eveneens in de overtuiging dat het slachtoffer betrouwbaar heeft verklaard. De rechtbank merkt verder op dat het slachtoffer alleen bij verdachte over rimmen heeft verklaard. De rechtbank heeft gelet op het voorgaande geen enkele reden om te twijfelen aan de verklaring van het slachtoffer. Dat hij pas nadat hij met de berichten werd geconfronteerd wist wie verdachte was, doet aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring niets af. De rechtbank neemt de verklaring van het slachtoffer als uitgangspunt.
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of de betrouwbare verklaring van het slachtoffer voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. De rechtbank overweegt dat de verklaring van het slachtoffer steun vindt in de verklaring van verdachte dat hij het slachtoffer via Bullchat heeft ontmoet en dat er een ontmoeting bij hem thuis heeft plaatsgevonden waarbij het slachtoffer in zijn slaapkamer is geweest. Daarnaast vindt de verklaring steun in de appgesprekken waaruit volgt dat verdachte en het slachtoffer meermalen contact hebben gehad om een date te plannen. Ten slotte ziet de rechtbank steunbewijs in de verklaring van de moeder van het slachtoffer waaruit blijkt dat hij meerdere seksafspraken met onbekende mannen had gehad en ook andere mannen hebben verklaard dat zij op vergelijkbare wijze met het slachtoffer in contact zijn gekomen en seksafspraken hebben gehad. De verklaring van het slachtoffer is naar het oordeel van de rechtbank ingebed in een concrete context.
Tegenover de verklaring van het slachtoffer staat de verklaring van de verdachte, waarbij geldt dat hij bij de politie wisselend heeft verklaard, onder meer over de aanwezigheid van het slachtoffer in zijn woning. Uiteindelijk heeft hij verklaard dat het slachtoffer bij hem thuis was om over zijn homoseksuele gevoelens te praten. Die verklaring acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. Uit het dossier blijkt namelijk dat het slachtoffer al eerder seksafspraken met (onbekende) mannen had gehad die hij via Bullchat had ontmoet. De rechtbank acht het daarom zeer onaannemelijk dat het slachtoffer naar verdachte die hij eveneens via Bullchat had ontmoet, ging om over zijn gevoel te praten. Dat past ook niet bij de whatsappgesprekken waarin het slachtoffer aangeeft dat hij een date wil. Ook overigens zijn er geen aanknopingspunten in het dossier te vinden die de verklaring van verdachte ondersteunen. Het door verdachte geschetste scenario wordt verworpen.
De rechtbank acht op basis van voornoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte seksuele handelingen heeft verricht met het slachtoffer die toen veertien jaar oud was. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte en het slachtoffer meermalen seks hebben gehad in de ten laste gelegde periode. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij tweemaal met verdachte heeft afgesproken en dat de laatste afspraak op 4 november 2021 was. Dat op die datum een afspraak heeft plaatsgevonden blijkt ook uit de appberichten en de verklaring van verdachte. Voor een andere afspraak in de ten laste gelegde periode bevat het dossier geen bewijs. De rechtbank zal acht daarom niet bewezen dat verdachte het feit meermalen heeft gepleegd.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 4 november 2021 [plaats] met [slachtoffer] , geboren op [geboorte datum] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
  • het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en het in zijn, verdachtes, mondnemen van de penis van die [slachtoffer] en
  • het zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en het aftrekken van die [slachtoffer] en
  • het door hem, verdachte, likken aan de anus van die [slachtoffer] en
  • het brengen van zijn, verdachtes, penis tegen de anus van die [slachtoffer] en- het zich door die [slachtoffer] , met diens penis, in de anus laten penetreren.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij een bewezenverklaring een deels voorwaardelijke straf passend is, gelet op het feit dat het initiatief van aangever kwam en verdachte first offender is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 21 september 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 januari 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met het slachtoffer van destijds 14 jaar oud. Verdachte, die toen 45 jaar oud was, heeft het slachtoffer bij hem thuis uitgenodigd en seks met hem gehad. Hij heeft enkel ter bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften gehandeld.
Seksueel misbruik van minderjarigen vormt een ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. De wet beschermt minderjarigen jonger dan 16 jaar tegen het ondergaan van seksuele handelingen. Zij moeten zich veilig kunnen ontwikkelen op seksueel gebied. Vanwege hun jeugdige leeftijd kan van hen niet worden verwacht dat zij zelf voldoende in staat zijn om hun seksuele integriteit te bewaken. Het feit is ook daarom ook strafbaar in het geval waarin het slachtoffer zelf het initiatief neemt of instemt met de seksuele handelingen, zoals in deze zaak.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksueel misbruik vaak nog lange tijd lichamelijke en psychische gevolgen ondervinden van het misbruik. Uit de slachtofferverklaringen van het slachtoffer en van zijn moeder blijkt dat het slachtoffer nog altijd psychische gevolgen ondervindt van het misbruik. Verdachte is daar mede voor verantwoordelijk. De rechtbank vindt het zeer kwalijk dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor het feit.
Persoonlijke omstandigheden
Naast de aard en de ernst van het feit houdt de rechtbank rekening met de persoon van verdachte. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor dergelijke strafbare feiten.
De reclassering heeft over verdachte gerapporteerd. Vanwege zijn ontkennende houding heeft de reclassering geen koppeling kunnen maken tussen het strafbare feit en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zijn leven ogenschijnlijk op orde. Er is sprake van stabiliteit op alle leefgebieden.
Op te leggen straf
Gelet op de ernst van het feit acht de rechtbank een gevangenisstraf de enige passende afdoening. Anders dan door de verdediging aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie geëist, omdat niet bewezen is dat verdachte het feit meermalen heeft begaan. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Primair wordt een bedrag van 5.000,00 ter vergoeding van immateriële schade gevorderd, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Indien wordt geoordeeld dat sprake is van hoofdelijke aansprakelijkheid wordt subsidiair een bedrag van 25.000,00 gevorderd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gelet op de bepleite vrijspraak primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat de vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering onduidelijk is en onvoldoende is onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende is onderbouwd dat de benadeelde partij schade heeft geleden door het seksueel misbruik door meerdere mannen. Het handelen van verdachte heeft bijgedragen aan die schade. De rechtbank is dus van oordeel dat de immateriële schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op 3.000,00. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 november 2021, en voor het overige deel afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Anders dan door de benadeelde partij verzocht, zal de rechtbank niet gelasten dat de schadevergoeding op een ten behoeve van de benadeelde partij te openen bankrekening met een BEM-clausule moet worden gestort. De rechtbank vindt dat daar geen aanleiding voor is, omdat de benadeelde partij inmiddels 17 jaar oud is.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het onder ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 3.000,00 (zegge: drieduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 november 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 3.000,00 (zegge: drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 november 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 40 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.T. Kooistra, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. A. Dantuma-Hieronymus, rechters, bijgestaan door mr. T.M. Doorn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 februari 2024.
Mrs. Kooistra en Dantuma-Hieronymus zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.