ECLI:NL:RBNNE:2024:577

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
18.112585.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 23 februari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren in 1967, heeft in de periode van 17 oktober 2021 tot en met 27 maart 2022 ontuchtige handelingen gepleegd met een slachtoffer dat destijds 14 jaar oud was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen is, mede op basis van de verklaring van de verdachte en proces-verbaal van de politie. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen. De verdachte heeft erkend dat hij onvoldoende heeft gedaan om de leeftijd van het slachtoffer te controleren en heeft belangrijke signalen genegeerd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische gevolgen voor het slachtoffer en de verantwoordelijkheid van de verdachte hierin. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van 5.000 euro heeft gevorderd, toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de wettelijke rente over dit bedrag te betalen vanaf 27 maart 2022. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.112585.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 23 februari 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1967 te [geboorte datum] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 09 februari 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. Albayrak, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij (op één of meer tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 17 oktober 2021 tot en met 27 maart 2022 te of nabij [plaats] , (althans) in de gemeente Opsterland, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer] , geboren op [geboorte datum] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
  • het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
  • het in zijn, verdachtes, mond nemen van de penis van die [slachtoffer] en/of
  • het brengen van zijn, verdachtes, penis in, althans tegen, de anus van die [slachtoffer] en/of- het zich door die [slachtoffer] , met diens penis, in de anus laten penetreren.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 09 februari 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 22 maart 2023, opgenomen op pagina 27
e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met proces-dossiernummer 2022132907 van 11 april 2023, inhoudend het relaas van verbalisant;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 15 augustus 2023 met bijlage, opgenomenin het aanvullend proces-verbaal met nummer AANV-002-01.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 17 oktober 2021 tot en met 27 maart 2022 nabij [plaats] , meermalen, met [slachtoffer] , geboren op [geboorte datum] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
  • het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en
  • het in zijn, verdachtes, mond nemen van de penis van die [slachtoffer] en- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer] en
  • het zich door die [slachtoffer] , met diens penis, in de anus laten penetreren.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heef zich op het standpunt gesteld dat het opleggen van een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten, in deze zaak niet passend is. De raadsman heeft ter onderbouwing van zijn standpunt verwezen naar uitspraken waarin taakstraffen en korte gevangenisstraffen zijn opgelegd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 16 januari 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 januari 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met het slachtoffer van destijds 14, later 15 jaar oud. Verdachte, zelf destijds 54 jaar oud, is via een app in contact gekomen met het slachtoffer, die zich voordeed als meerderjarige jongen. Hij heeft tweemaal seks met hem gehad. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij onvoldoende heeft gedaan om de leeftijd van het slachtoffer te controleren temeer nu verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij een voorkeur heeft voor het daten met jongens van ongeveer 18 jaar en iets ouder en zich dus bewust is van de risicos die hij loopt. Verdachte heeft aangegeven dat er een alarmbelletje ging rinkelen toen het slachtoffer hem om alcohol vroeg, maar daar niets mee heeft gedaan. Hij heeft belangrijke signalen genegeerd en enkel ter bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften gehandeld. De rechtbank vindt het feit des te kwalijker, omdat verdachte in het onderwijs werkt. Hij zou juist moeten weten hoe belangrijk het is dat jongeren zich veilig kunnen ontwikkelen.
Seksueel misbruik van minderjarigen vormt een ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. De wet beschermt minderjarigen jonger dan 16 jaar tegen het ondergaan van seksuele handelingen. Vanwege hun jeugdige leeftijd kan van hen niet worden verwacht dat zij zelf voldoende in staat zijn om hun seksuele integriteit te bewaken. Seks met een minderjarige is daarom ook strafbaar in het geval waarin het slachtoffer zelf het initiatief neemt of instemt met de seksuele handelingen, zoals in deze zaak.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksueel misbruik vaak nog lange tijd lichamelijke en psychische gevolgen ondervinden van het misbruik. Uit de slachtofferverklaringen van het slachtoffer en van zijn moeder blijkt dat het slachtoffer nog altijd psychische gevolgen ondervindt van het misbruik. Verdachte is daar mede voor verantwoordelijk.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank houdt naast de aard en de ernst van het feit ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit zijn strafblad blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Over verdachte is een reclasseringsrapport opgemaakt. De reclassering heeft opgemerkt dat het lijkt alsof verdachte twee gescheiden levens leidt. Enerzijds bestaat zijn leven uit zijn werk als docent en het onderhouden van sociale contacten en anderzijds heeft hij frequent wisselende seksuele contacten. Het recidiverisico wordt door de reclassering ingeschat als laag. Het advies is een staf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank weegt ten slotte de proceshouding van verdachte in strafverminderende zin mee. Hij heeft verantwoordelijkheid genomen voor het feit en berouw getoond.
Op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een taakstraf en een korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de raadsman voorgesteld. Daarvoor is het feit te ernstig. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf van aanzienlijke duur de enige passende straf is. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar, passend en geboden. Het opleggen van de voorwaardelijke gevangenisstraf moet de verdachte weerhouden in de toekomst wederom zulke feiten te plegen danwel onaanvaardbare risicos te lopen.
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Primair wordt een bedrag van 5.000,00 ter vergoeding van immateriële schade gevorderd, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Indien wordt geoordeeld dat sprake is van hoofdelijke aansprakelijkheid wordt subsidiair een bedrag van 25.000,00 gevorderd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 27 maart 2022.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Anders dan door de benadeelde partij verzocht, zal de rechtbank niet gelasten dat de schadevergoeding op een ten behoeve van de benadeelde partij te openen bankrekening met een BEM-clausule moet worden gestort. De rechtbank vindt dat daar geen aanleiding voor is, omdat de benadeelde partij inmiddels 17 jaar oud is.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 245 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf , niet zal worden ten uitvoer
gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 maart 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 60 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.T. Kooistra, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. A. Dantuma-Hieronymus, rechters, bijgestaan door mr. T.M. Doorn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 februari 2024.
Mrs. Kooistra en Dantuma-Hieronymus zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.