ECLI:NL:RBNNE:2024:576

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
18.112578.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 23 februari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren in 1997, heeft op 9 april 2022 in de gemeente Opsterland seksuele handelingen gepleegd met een slachtoffer dat destijds 15 jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de leeftijd van het slachtoffer niet heeft gecontroleerd, terwijl hij via een website in contact was gekomen met het slachtoffer, dat zich voordeed als 19-jarige. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 dag, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en een taakstraf van 150 uren. De rechtbank heeft de ernst van het feit benadrukt, waarbij het seksuele misbruik van minderjarigen als een ernstige inbreuk op de integriteit van het slachtoffer wordt beschouwd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had en een laag recidiverisico werd toegeschreven. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding van 5.000 euro gevorderd, maar de rechtbank heeft deze vordering tot 2.000 euro toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het delict. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de schadevergoeding aan de Staat te betalen, met de mogelijkheid van gijzeling bij niet-betaling.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.112578.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 23 februari 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1997 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 09 februari 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. Bonthuis, advocaat te Haskerdijken. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 april 2022 te [plaats] , in de gemeente Opsterland, met [slachtoffer] , geboren op [geboorte datum] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
  • het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
  • het in zijn, verdachtes, mond nemen van de penis van die [slachtoffer] en/of
  • het brengen van zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer] en/of
  • het zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en/of het aftrekken van die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan de bewijsvraag maar daarbij wel de vraag opgeworpen of het ontuchtig karakter wel kan worden aangenomen nu er sprake is geweest van een zekere gelijkwaardigheid tussen verdachte en het slachtoffer.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 09 februari 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 13 september 2022,opgenomen op pagina 30 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met proces-verbaalnummer 2022221305 van 28 maart 2022, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .
De rechtbank is van oordeel dat de seksuele handelingen als ontuchtig moeten worden aangemerkt. Er was sprake van een groot leeftijdsverschil tussen verdachte, 24 jaar oud, en het destijds 15-jarige slachtoffer. Daarnaast was er geen sprake van een affectieve relatie, maar hebben verdachte en het slachtoffer elkaar eenmalig ontmoet voor een seksafspraak. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de seksuele handelingen in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 9 april 2022 te [plaats] , in de gemeente Opsterland, met [slachtoffer] , geboren op [geboorte datum] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
  • het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en
  • het in zijn, verdachtes, mond nemen van de penis van die [slachtoffer] en
  • het brengen van zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer] en
  • het zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en het aftrekken van die [slachtoffer] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het feit wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 dag, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 150 uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie redelijk is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 28 augustus 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 januari 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met het slachtoffer van destijds 15 jaar oud. Verdachte is via een website met het slachtoffer, die zich voordeed als 19-jarige, in contact gekomen en heeft een seksafspraak met hem gehad. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij onvoldoende heeft gedaan om de leeftijd van het slachtoffer te controleren.
Seksueel misbruik van minderjarigen vormt een ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. De wet beschermt minderjarigen jonger dan 16 jaar tegen het ondergaan van seksuele handelingen. Zij moeten zich veilig kunnen ontwikkelen op seksueel gebied. Vanwege hun jeugdige leeftijd kan van hen niet worden verwacht dat zij zelf voldoende in staat zijn om hun seksuele integriteit te bewaken. Seks met een minderjarige is daarom ook strafbaar in het geval waarin het slachtoffer zelf het initiatief neemt of instemt met de seksuele handelingen, zoals in deze zaak.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksueel misbruik vaak nog lange tijd lichamelijke en psychische gevolgen ondervinden van het misbruik. Uit de slachtofferverklaringen van het slachtoffer en van zijn moeder blijkt dat het slachtoffer nog altijd psychische gevolgen ondervindt van het misbruik. Verdachte is daar mede voor verantwoordelijk.
Persoonlijke omstandigheden
Naast de aard en ernst van het feit houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor dergelijke strafbare feiten.
De reclassering heeft over verdachte gerapporteerd. Het recidiverisico wordt door de reclassering als laag ingeschat. Uit het rapport blijkt dat in het leven van verdachte alleen maar beschermende factoren zijn. Hij woont nog thuis, heeft een fulltime baan en een pro-sociaal netwerk. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank weegt de proceshouding van verdachte in strafverminderende zin mee. Hij heeft verantwoordelijkheid genomen en heeft ter zitting verklaard dat hij tot zijn delictgedrag is gekomen vanuit een behoefte zijn seksuele identiteit te ontdekken en daarin te weinig oog heeft gehad voor de werkelijke leeftijd van het slachtoffer.
Op te leggen straf
Gelet op de ernst van het feit is in beginsel een gevangenisstraf van aanzienlijke duur een passende afdoening. De rechtbank ziet in de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. De rechtbank vindt een taakstraf met daarnaast een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel is beperkt tot één dag een passende afdoening. Alles afwegende acht de rechtbank, conform de eis van de officier van justitie, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 dag, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en een taakstraf van 150 uren passend en geboden.
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Primair wordt een bedrag van 5.000,00 ter vergoeding van immateriële schade gevorderd, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Indien wordt geoordeeld dat sprake is van hoofdelijke aansprakelijkheid wordt subsidiair een bedrag van 25.000,00 gevorderd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden gematigd, omdat er in dit geval geen sprake was van dwang. Hij heeft voorgesteld het gevorderde bedrag van 25.000,00 naar evenredigheid te verdelen tussen verdachte en de andere verdachten in deze zaak, waarbij aansluiting wordt gezocht bij de op te leggen straffen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op 2.000,00. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijk rente vanaf 9 april 2022, en voor het overige deel afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Anders dan door de benadeelde partij verzocht, zal de rechtbank niet gelasten dat de schadevergoeding op een ten behoeve van de benadeelde partij te openen bankrekening met een BEM-clausule moet worden gestort. De rechtbank vindt dat daar geen aanleiding voor is, omdat de benadeelde partij inmiddels 17 jaar oud is.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Bepaalt dat deze gevangenisstraf van 3 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 2.000,00 (zegge: tweeduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 april 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [slachtoffer] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 2.000,00 (zegge: tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 april 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 30 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. S.T. Kooistra en mr. A. Dantuma-Hieronymus, rechters, bijgestaan door mr. T.M. Doorn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 februari 2024.
Mrs. Kooistra en Dantuma-Hieronymus zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.