ECLI:NL:RBNNE:2024:575

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
18.112583.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 23 februari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren in 1984, heeft in de periode van 25 september 2021 tot en met 4 december 2021 ontuchtige handelingen gepleegd met een slachtoffer van 14 jaar oud. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer heeft seksueel binnengedrongen, wat resulteerde in een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft de ernst van het feit benadrukt, waarbij het seksueel misbruik van minderjarigen als een ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer wordt beschouwd. De verdachte heeft zich via een app in contact gesteld met het slachtoffer, dat zich voordeed als meerderjarige, en heeft onbeschermde seks met hem gehad. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder voor een vergelijkbaar feit is veroordeeld en dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat. Desondanks oordeelde de rechtbank dat de ernst van het feit een aanzienlijke gevangenisstraf rechtvaardigde. Daarnaast heeft het slachtoffer zich als benadeelde partij gevoegd en een schadevergoeding van 5.000 euro gevorderd, welke door de rechtbank is toegewezen tot een bedrag van 3.000 euro, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de kosten van de benadeelde partij te vergoeden. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.112583.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 23 februari 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1984 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 09 februari 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij (op één of meer tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 25 september 2021 tot en met 4 december 2021 te of nabij [adres] , (althans) in de gemeente Opsterland, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer] , geboren op [geboorte datum] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
  • het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
  • het brengen van zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer] en/of
  • het in zijn, verdachtes, mond nemen van de penis van die [slachtoffer] en/of- het tongzoenen van/met die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 09 februari 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 22 augustus 2022,opgenomen op pagina 26 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met proces-verbaalnummer 2022132907 van 20 maart 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 25 september 2021 tot en met 4 december 2021 te [adres] , meermalen, met [slachtoffer] , geboren op [geboorte datum] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
  • het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en
  • het brengen van zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer] en
  • het in zijn, verdachtes, mond nemen van de penis van die [slachtoffer] en- het tongzoenen met die [slachtoffer] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. De raadsman heeft gepleit voor het opleggen van een taakstraf. Volgens de raadsman is artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht niet van toepassing, omdat er geen sprake is van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 11 december 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 januari 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met het slachtoffer van 14 jaar oud. Verdachte is via een app in contact gekomen met het slachtoffer, die zich voordeed als meerderjarige jongen en heeft tweemaal onbeschermde seks met hem gehad. De afspraken vonden plaats bij het slachtoffer thuis. Tijdens één van deze afspraken heeft verdachte drank voor het slachtoffer meegenomen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij onvoldoende heeft gedaan om de leeftijd van het slachtoffer te controleren. Hij heeft belangrijke signalen genegeerd en enkel ter bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften gehandeld.
Seksueel misbruik van minderjarigen vormt een ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. De wet beschermt minderjarigen jonger dan 16 jaar tegen het ondergaan van seksuele handelingen. Zij moeten zich veilig kunnen ontwikkelen op seksueel gebied. Vanwege hun jeugdige leeftijd kan van hen niet worden verwacht dat zij zelf voldoende in staat zijn om hun seksuele integriteit te bewaken. Seks met een minderjarige is daarom ook strafbaar in het geval waarin het slachtoffer zelf het initiatief neemt of instemt met de seksuele handelingen, zoals in deze zaak.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksueel misbruik vaak nog lange tijd lichamelijke en psychische gevolgen ondervinden van het misbruik. Uit de slachtofferverklaringen van het slachtoffer en van zijn moeder blijkt dat het slachtoffer nog altijd psychische gevolgen ondervindt van het misbruik. Verdachte is daar mede voor verantwoordelijk.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank houdt naast de aard en de ernst van het feit ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit zijn strafblad blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een vergelijkbaar feit.
De reclassering heeft over verdachte gerapporteerd. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. Bij verdachte is sprake van stabiliteit op alle leefgebieden. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Een gevangenisstraf heeft mogelijk negatieve consequenties voor verdachte op het gebied van werk en huisvesting.
Op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat, ondanks de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het advies van de reclassering, niet kan worden volstaan met het opleggen van een taakstraf zoals door de raadsman voorgesteld. Daarvoor is het feit te ernstig. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf van aanzienlijke duur de enige passende straf is. De rechtbank ziet in het feit dat de afspraken bij het slachtoffer thuis hebben plaatsvonden en er daarmee duidelijke aanwijzingen waren die de verdachte hadden moeten alarmeren omtrent de leeftijd van het slachtoffer en voorts dat er onbeschermde seks is geweest, aanleiding om een hogere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar, passend en geboden. Het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf moet de verdachte ervan weerhouden dat hij in de toekomst nogmaals seksueel contact heeft met een minderjarige danwel onaanvaardbare risicos neemt.
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Primair wordt een bedrag van 5.000,00 ter vergoeding van immateriële schade gevorderd, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Indien wordt geoordeeld dat sprake is van hoofdelijke aansprakelijkheid wordt subsidiair een bedrag van 25.000,00 gevorderd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de schade niet in causaal verband staat met het strafbare feit. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de vordering te matigen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden door het seksueel misbruik door meerdere mannen. De momenten waarop verdachte seks heeft gehad met het slachtoffer hebben bijgedragen aan die schade. De rechtbank is dus van oordeel dat de immateriële schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op 3.000,00. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 december 2021, en voor het overige deel afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Anders dan door de benadeelde partij verzocht, zal de rechtbank niet gelasten dat de schadevergoeding op een ten behoeve van de benadeelde partij te openen bankrekening met een BEM-clausule moet worden gestort. De rechtbank vindt dat daar geen aanleiding voor is, omdat de benadeelde partij inmiddels 17 jaar oud is.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 245 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf , niet zal worden ten uitvoer
gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 3.000,00 (zegge: drieduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 december 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [slachtoffer] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 3.000,00 (zegge: drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 december 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 40 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. S.T. Kooistra en mr. A. Dantuma-Hieronymus, rechters, bijgestaan door mr. T.M. Doorn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 februari 2024.
Mrs. Kooistra en Dantuma-Hieronymus zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.