Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. De raadsman heeft gepleit voor het opleggen van een taakstraf. Volgens de raadsman is artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht niet van toepassing, omdat er geen sprake is van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 11 december 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 januari 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met het slachtoffer van 14 jaar oud. Verdachte is via een app in contact gekomen met het slachtoffer, die zich voordeed als meerderjarige jongen en heeft tweemaal onbeschermde seks met hem gehad. De afspraken vonden plaats bij het slachtoffer thuis. Tijdens één van deze afspraken heeft verdachte drank voor het slachtoffer meegenomen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij onvoldoende heeft gedaan om de leeftijd van het slachtoffer te controleren. Hij heeft belangrijke signalen genegeerd en enkel ter bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften gehandeld.
Seksueel misbruik van minderjarigen vormt een ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. De wet beschermt minderjarigen jonger dan 16 jaar tegen het ondergaan van seksuele handelingen. Zij moeten zich veilig kunnen ontwikkelen op seksueel gebied. Vanwege hun jeugdige leeftijd kan van hen niet worden verwacht dat zij zelf voldoende in staat zijn om hun seksuele integriteit te bewaken. Seks met een minderjarige is daarom ook strafbaar in het geval waarin het slachtoffer zelf het initiatief neemt of instemt met de seksuele handelingen, zoals in deze zaak.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksueel misbruik vaak nog lange tijd lichamelijke en psychische gevolgen ondervinden van het misbruik. Uit de slachtofferverklaringen van het slachtoffer en van zijn moeder blijkt dat het slachtoffer nog altijd psychische gevolgen ondervindt van het misbruik. Verdachte is daar mede voor verantwoordelijk.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank houdt naast de aard en de ernst van het feit ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit zijn strafblad blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een vergelijkbaar feit.
De reclassering heeft over verdachte gerapporteerd. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. Bij verdachte is sprake van stabiliteit op alle leefgebieden. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Een gevangenisstraf heeft mogelijk negatieve consequenties voor verdachte op het gebied van werk en huisvesting.
Op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat, ondanks de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het advies van de reclassering, niet kan worden volstaan met het opleggen van een taakstraf zoals door de raadsman voorgesteld. Daarvoor is het feit te ernstig. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf van aanzienlijke duur de enige passende straf is. De rechtbank ziet in het feit dat de afspraken bij het slachtoffer thuis hebben plaatsvonden en er daarmee duidelijke aanwijzingen waren die de verdachte hadden moeten alarmeren omtrent de leeftijd van het slachtoffer en voorts dat er onbeschermde seks is geweest, aanleiding om een hogere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar, passend en geboden. Het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf moet de verdachte ervan weerhouden dat hij in de toekomst nogmaals seksueel contact heeft met een minderjarige danwel onaanvaardbare risicos neemt.
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Primair wordt een bedrag van 5.000,00 ter vergoeding van immateriële schade gevorderd, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Indien wordt geoordeeld dat sprake is van hoofdelijke aansprakelijkheid wordt subsidiair een bedrag van 25.000,00 gevorderd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de schade niet in causaal verband staat met het strafbare feit. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de vordering te matigen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden door het seksueel misbruik door meerdere mannen. De momenten waarop verdachte seks heeft gehad met het slachtoffer hebben bijgedragen aan die schade. De rechtbank is dus van oordeel dat de immateriële schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op 3.000,00. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 december 2021, en voor het overige deel afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Anders dan door de benadeelde partij verzocht, zal de rechtbank niet gelasten dat de schadevergoeding op een ten behoeve van de benadeelde partij te openen bankrekening met een BEM-clausule moet worden gestort. De rechtbank vindt dat daar geen aanleiding voor is, omdat de benadeelde partij inmiddels 17 jaar oud is.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 245 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf , niet zal worden ten uitvoer
gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen: