ECLI:NL:RBNNE:2024:562

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
18.112581.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige

Op 23 februari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren in 1992, werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een slachtoffer van 15 jaar oud in de periode van 18 februari 2022 tot en met 30 maart 2022. De rechtbank oordeelde dat het primair ten laste gelegde feit, seksueel binnendringen, niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en sprak de verdachte in dat opzicht vrij. Echter, het subsidiair ten laste gelegde feit, het plegen van ontuchtige handelingen, werd wel bewezen verklaard, mede op basis van de verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van getuigenverhoor.

De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 80 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact op het slachtoffer. De rechtbank benadrukte dat seksuele handelingen met minderjarigen strafbaar zijn, ongeacht of het slachtoffer instemt. De verdachte had onvoldoende gedaan om de leeftijd van het slachtoffer te controleren en had signalen genegeerd die op de werkelijke leeftijd wezen.

Daarnaast diende het slachtoffer een vordering tot schadevergoeding in, die door de rechtbank werd toegewezen tot een bedrag van 1.000 euro, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank oordeelde dat de immateriële schade een rechtstreeks gevolg was van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, zodat de verdachte de schade kan vergoeden. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.112581.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 23 februari 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte]

geboren op [geboorte datum] 1992 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 09 februari 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L. Klewer, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij (op één of meer tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 18 februari 2022 tot en met 30 maart 2022 te of nabij [plaats] , althans in de gemeente Opsterland, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer] , geboren op [geboorte datum] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
  • het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
  • het in zijn, verdachtes, mond nemen van de penis van die [slachtoffer] en/of
  • het zich door die [slachtoffer] laten aftrekken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij (op één of meer tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 18 februari 2022 tot en met 30 maart 2022 te of nabij [plaats] , althans in de gemeente Opsterland, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer] , geboren op [geboorte datum] 2006, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen - laten vastpakken en/of aftrekken van zijn, verdachtes, penis.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het primair ten laste gelegde feit en veroordeling voor het subsidiair ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens aangevoerd dat vrijspraak moet volgen voor het primair ten laste gelegde feit en dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsman het primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, omdat uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat sprake is geweest van seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. Verdachte zal in zoverre van dit feit worden vrijgesproken.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 09 februari 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 4 april 2023,opgenomen op pagina 27 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met proces-verbaalnummer 2023035382 van 5 april 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 18 februari 2022 tot en met 30 maart 2022 nabij [plaats] meermalen met [slachtoffer] , geboren op [geboorte datum] 2006, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen laten vastpakken en aftrekken van zijn, verdachtes, penis.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 80 uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het opleggen van een taakstraf. Volgens de raadsman is artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) niet van toepassing is, omdat er geen sprake is van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 3 oktober 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 januari 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met het slachtoffer van 15 jaar oud. Verdachte is via een app in contact gekomen met het slachtoffer, die zich voordeed als meerderjarige jongen en heeft tweemaal met hem afgesproken. Het slachtoffer heeft tegen betaling van geld, alcohol en een seksspeeltje seksuele handelingen bij verdachte verricht. De afspraken vonden plaats in de auto van verdachte. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij onvoldoende heeft gedaan om de leeftijd van het slachtoffer te controleren. Hij heeft belangrijke signalen genegeerd en enkel ter bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften gehandeld.
De wet beschermt minderjarigen jonger dan 16 jaar tegen het ondergaan van seksuele handelingen. Zij moeten zich veilig kunnen ontwikkelen op seksueel gebied. Vanwege hun jeugdige leeftijd kan van hen niet worden verwacht dat zij zelf voldoende in staat zijn om hun seksuele integriteit te bewaken. Het plegen van seksuele handelingen met een minderjarige is daarom ook strafbaar in het geval waarin het slachtoffer zelf het initiatief neemt of instemt met de seksuele handelingen, zoals in deze zaak.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksueel misbruik vaak nog lange tijd lichamelijke en psychische gevolgen ondervinden van het misbruik. Uit de slachtofferverklaringen van het slachtoffer en van zijn moeder blijkt dat het slachtoffer nog altijd psychische gevolgen ondervindt van het misbruik. Verdachte is daar mede voor verantwoordelijk.
Persoonlijke omstandigheden
Naast de aard en ernst van het feit houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor dergelijke strafbare feiten.
Over verdachte is een reclasseringsrapport opgemaakt. Daaruit blijkt dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat. Bij verdachte is sprake van stabiliteit op alle leefgebieden. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Artikel 22b Sr
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat artikel 22b Sr niet van toepassing is. In deze zaak heeft het slachtoffer seksuele handelingen bij verdachte verricht die bestonden uit het aanraken van het geslachtsdeel van verdachte. Hierbij is van dwang geen sprake geweest. Verdachte heeft geen seksuele handelingen bij het slachtoffer verricht. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden gezegd dat het feit een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad.
Op te leggen straf
De rechtbank vindt de eis van de officier van justitie passend, maar zal geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen waarbij van belang is dat artikel 22b Sr niet van toepassing is. Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van 80 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. Met het opleggen van de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt de ernst van het feit tot uitdrukking gebracht.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Primair wordt een bedrag van 5.000,00 ter vergoeding van immateriële schade gevorderd, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Indien wordt geoordeeld dat sprake is van hoofdelijke aansprakelijkheid wordt subsidiair een bedrag van 25.000,00 gevorderd.
Standpunt van de officier van justitie
Gelet op de gerekwireerde vrijspraak ten aanzien van het primair ten laste gelegde, heeft de officier van justitie aangevoerd dat de gevorderde schadevergoeding dient te worden gematigd tot een bedrag van
2.500,00.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schadevergoeding moet worden gematigd tot een lager bedrag dan 1.000,00. In deze zaak is geen sprake van seksueel binnendringen of geweld. Daarnaast is het causale verband tussen het handelen van verdachte en de psychische gevolgen niet aangetoond
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden door het seksueel misbruik door meerdere mannen. Het feit dat de benadeelde partij seksuele handelingen heeft verricht bij verdachte, heeft bijgedragen aan die schade. De rechtbank is daarom van oordeel dat de immateriële schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de gevorderde schadevergoeding moet worden gematigd. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op 1.000,00. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2022, en voor het overige deel afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Anders dan door de benadeelde partij verzocht, zal de rechtbank niet gelasten dat de schadevergoeding op een ten behoeve van de benadeelde partij te openen bankrekening met een BEM-clausule moet worden gestort. De rechtbank vindt dat daar geen aanleiding voor is, omdat de benadeelde partij inmiddels 17 jaar oud is.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 80 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.

een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 1.000,00 (zegge: duizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 maart 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [slachtoffer] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.000,00 (zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. S.T. Kooistra en mr. A. Dantuma-Hieronymus, rechters, bijgestaan door mr. T.M. Doorn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 februari 2024.
Mrs. Kooistra en Dantuma-Hieronymus zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.