ECLI:NL:RBNNE:2024:552

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
190758
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voornaamswijziging wegens onvoldoende zwaarwichtig belang

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 19 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot voornaamswijziging. De verzoeker, een man, had op 11 augustus 2023 een verzoekschrift ingediend om zijn voornamen te wijzigen van '[voornaam 1] [voornaam 2]' naar '[voornaam 3]'. Bij het verzoek was een afschrift van zijn geboorteakte gevoegd. De mondelinge behandeling vond plaats op 31 januari 2024, maar de man en zijn advocaat hebben ervoor gekozen om niet te verschijnen, ondanks de uitnodiging van de rechtbank om het verzoek nader toe te lichten.

De rechtbank heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 1:4 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat de rechter wijziging van voornamen kan gelasten op verzoek van de betrokken persoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat voor een wijziging van voornamen een voldoende zwaarwichtig belang moet bestaan. Dit belang moet worden afgewogen tegen het belang van consistentie in namen in het maatschappelijk verkeer.

De rechtbank oordeelde dat de man onvoldoende zwaarwichtig belang had aangetoond voor de gevraagde wijziging. De argumenten die de man aanvoerde, zoals de verbroken band met zijn vader en het pestverleden, werden niet als voldoende zwaarwegend beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de man niet had onderbouwd dat hij een zwaarwichtig belang had bij de wijziging van zijn voornamen, en heeft het verzoek afgewezen. Hoger beroep tegen deze beschikking is mogelijk binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/190758 / FA RK 23-1626
beschikking van de enkelvoudige kamer van 19 februari 2024
in de zaak
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. C. Simmelink, kantoorhoudende te Maarssen.

1.Het procesverloop

1.1.
De man heeft op 11 augustus 2023 een verzoekschrift tot voornaamswijziging van " [voornaam 1] [voornaam 2] " in " [voornaam 3] " ingediend. Bij het verzoek is een afschrift van zijn geboorteakte overgelegd.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 31 januari 2024 om 13.00 uur.
1.3.
Het verzoek van de advocaat en de man om via een video-verbinding aanwezig te zijn heeft de rechtbank afgewezen. Uitgangspunt is dat de zitting fysiek plaatsvindt en de rechtbank heeft geen aanknopingspunten gezien om hiervan af te wijken. De man woont op slechts 20 kilometer afstand van de rechtbank en van de advocaat mag verwacht worden dat zij aanwezig is.
1.4.
De man en zijn advocaat hebben vervolgens laten weten dat zij niet komen op de mondelinge behandeling.

2.De beoordeling

Het wettelijk kader
2.1.
Op grond van artikel 1:4 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter wijziging van de voornamen gelasten op verzoek van de betrokken persoon.
2.2.
Uit de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens blijkt dat voornamen vallen onder het begrip privéleven en familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Voor een wijziging van voornamen, zoals door de man verzocht, moet voldoende zwaarwichtig belang bestaan. Het persoonlijk belang van de man moet afgewogen worden tegen het belang dat het maatschappelijk verkeer heeft bij een zo hoog mogelijke mate van consistentie in namen.
2.3.
De rechtbank moet bij de vraag of een weigering om een bepaalde voornaam toe te kennen een ongerechtvaardigde inmenging oplevert, de mate van ongemak of overlast die de man hiervan ondervindt vaststellen. Daarbij zullen alle feiten en omstandigheden moeten worden meegewogen, waaronder ook de vraag of het voor de man feitelijk mogelijk is de gewenste voornaam te gebruiken.
De inhoudelijke beoordeling
2.4.
De man heeft in zijn verzoekschrift enkele omstandigheden en stellingen benoemd, zoals de verbroken band met zijn vader waarnaar hij is vernoemd, de schrijfwijze van de tweede voornaam en het pestverleden. De rechter had hierover met de man in gesprek willen gaan, maar de man (en zijn advocaat) hebben ervoor gekozen om geen gebruik te maken van de uitnodiging van de rechtbank om het verzoek nader toe te lichten. Dit heeft tot gevolg dat de rechtbank het verzoek enkel kan beoordelen op wat in het verzoekschrift staat.
2.5.
De rechtbank zal het verzoek van de man afwijzen en uitleggen waarom. Voor de wijziging van de eerste voornaam ziet de rechtbank geen zwaarwichtig belang. Het enige wat de man daarover stelt, is dat hij geen contact meer heeft met zijn vader. Het argument van de man dat zijn tweede voornaam vaak verkeerd wordt gespeld, vindt de rechtbank ook geen zwaarwegend argument. Dit zal niet worden opgelost door het gebruiken van zijn gewenste naam. Ook die naam laat zich namelijk gemakkelijk verkeerd spellen. Dat hij vindbaar is voor zijn vroegere pesters wanneer zijn naam door zijn werk op de aftiteling van films of documentaires komt te staan, kan de rechtbank niet volgen. Ook kan de man dit ondervangen door zijn gewenste voornaam als roepnaam te gebruiken.
2.6.
De rechtbank oordeelt dat de man onvoldoende heeft onderbouwd dat hij een zwaarwichtig belang heeft bij het toewijzen van het verzoek tot het wijzigen van zijn voornamen, zoals is bedoeld in artikel 1:4 lid 4 BW.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst het verzoek van de man af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Teertstra, rechter, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.
(fn: 31)