ECLI:NL:RBNNE:2024:5344

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
10757778 \ CV EXPL 23-4271
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van luchtvaartmaatschappij bij annulering van vlucht en compensatie voor passagiers

In deze zaak vorderen passagiers compensatie van German Airways wegens de annulering van hun vlucht in de zomer van 2021. De passagiers hadden vliegtickets geboekt via TravelNoord voor een vlucht van Groningen naar Ibiza of Corfu. De vlucht werd uitgevoerd door German Airways, maar de passagiers kregen te horen dat Green Airlines, de maatschappij waarmee ze boekten, de vlucht had geannuleerd. De passagiers stellen dat German Airways als uitvoerende luchtvaartmaatschappij verantwoordelijk is voor de compensatie op basis van Verordening (EG) nr. 261/2004. German Airways betwist deze aansprakelijkheid en stelt dat Green Airlines de contractspartij is. De kantonrechter oordeelt dat German Airways wel degelijk als de uitvoerende luchtvaartmaatschappij moet worden aangemerkt, omdat Green Airlines geen geldige exploitatievergunning had. De rechter concludeert dat de passagiers recht hebben op compensatie en dat de zaak verder moet worden behandeld in een mondelinge zitting om de exacte vergoedingen te bepalen.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Assen
Zaaknummer: 10757778 \ CV EXPL 23-4271
Vonnis van 19 november 2024
in de zaak van
1.1
[eiser],
te [woonplaats],
alsmede de eisers 1.2 tot en met 32.2 die zijn genoemd in de aan dit vonnis gehechte kop van de dagvaarding,
eisende partijen,
hierna samen te noemen (in mannelijk meervoud): de passagiers,
gemachtigde: mr. C.S.G. Janssens,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
GERMAN AIRWAYS GMBH & CO.,
te Keulen (Duitsland),
gedaagde partij,
hierna te noemen: German Airways,
gemachtigde: mr. J. Knotter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 5 juli 2023,
- de akten uitlaten griffierechten van 5 december 2023,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek,
- de akte uitlaten productie van Boon c.s. van 24 september 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben vliegtickets geboekt via TravelNoord voor een vlucht in de zomer van 2021 vanaf Groningen Airport Eelde naar Ibiza dan wel Corfu en terug. De passagiers hebben voor deze vliegtickets betaald.
2.2.
TravelNoord heeft de passagiers boekingsdocumenten verstuurd. Daarin staat dat de ticket is geboekt bij Green Airlines en dat de vlucht wordt uitgevoerd met een toestel van German Airways.
2.3.
Op die vliegtickets die aan de passagiers zijn verstrekt staan vluchtnummers die beginnen met de letters ‘ZQ’. ZQ is een unieke IATA-code voor German Airlines. German Airlines is een Duitse luchtvaartmaatschappij met acht vliegtuigen. Haar activiteiten bestaan voornamelijk uit het aanbieden van haar vliegtuigen inclusief bemanning, onderhoud en verzekering aan andere vliegtuigmaatschappijen (‘wet-leasing’), zodat deze extra capaciteit verkrijgen op hun netwerk.
2.4.
Omdat Green Airlines haar contractuele afspraken jegens German Airlines niet nakwam, heeft German Airlines de overeenkomst met Green Airlines beëindigd.
2.5.
Op 16 juli 2021 heeft TravelNoord een e-mail aan de passagiers verstuurd met de mededeling dat Green Airlines had besloten om alle resterende vluchten vanaf Eelde voor de rest van het zomerseizoen te annuleren en dat niemand meer van zijn eindbestemming zou worden opgehaald. TravelNoord heeft verder meegedeeld dat Green Airlines had aangegeven de ticketkosten achteraf aan de passagiers te zullen vergoeden. Dit is echter niet gebeurd.
2.6.
Het Europees Consumenten Centrum (hierna: ECC) heeft namens de passagiers bemiddeld en German Airlines verzocht om als uitvoerende luchtvaartmaatschappij in de zin van Verordening (EG) nr. 261/2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten (hierna: de Verordening) de schade die zij hadden geleden te vergoeden. Het ECC heeft laten weten dat de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT) een advies had uitgebracht over welke partij als de uitvoerende luchtvaartmaatschappij moet worden aangewezen en dat dit volgens de ILT German Airways is. Verder heeft het ECC gemeld dat de daarop volgende onderhandelingen met German Airways geen resultaat hebben opgeleverd.
2.7.
De gemachtigde van de passagiers heeft in januari 2023 aan de ILT gevraagd wat de situatie is ingeval German Airways volhoudt dat zij een zogenoemde “wet-lease” overeenkomst met Green Airlines heeft gesloten en dat niet zij maar Green Airlines daarom de uitvoerende luchtvaartmaatschappij is in de zin van de Verordening. De gemachtigde heeft daarbij opgemerkt dat zij via het ECC in Duitsland informatie heeft ontvangen dat Green Airlines geen AOC (air operator’s certificate) heeft. DE ILT heeft hierop bij e-mail van 24 januari 2023 als volgt geantwoord:
“De verordering legt de uitvoering van 261 bij de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
Deze wordt als volgt gedefinieerd in artikel 2:
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
,,Luchtvaartmaatschappij”: een luchtvervoersonderneming met een geldige exploitatievergunning;
,,Luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert”: een luchtvaartmaatschappij die een vluchtuitvoert of voornemens is een vlucht uit te voeren in het kader van een overeenkomst met een passagier of namens een andere natuurlijke of rechtspersoon die een overeenkomst heeft met die passagier;
Door consequentie toepassing van artikel 2 kom je altijd uit bij German Airways en nooit bij Green Airlines bij de toepassing van 261, Is het gaat om losse tickets tenminste. Green Airlines is niet eens een luchtvaartmaatschappij in het kader van deze verordening. Voor pakketreizen zijn we niet bevoegd en kunt u zich tot de ACM wenden.”

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen in deze procedure van German Airlines compensatie wegens het (te laat) annuleren van hun vlucht en/of vergoeding van hun tickets alsmede buitengerechtelijke kosten, met wettelijke rente vanaf 23 juli 2021. Zij baseren die vorderingen op artikel 5 van de Verordening, De passagiers voeren aan dat German Airlines moet worden aangemerkt als de uitvoerende luchtvaartmaatschappij in de zin van de Verordening die hiervoor aansprakelijk is. De passagiers vorderen voorts vergoeding van de werkelijke proceskosten.
3.2.
Ingeval de kantonrechter twijfelt hoe artikel 2 van de Verordening moet worden uitgelegd, stellen de passagiers voor om prejudiciële vragen te stellen aan het Europese Hof van Justitie (hierna: het EHvJ).
3.3.
De passagiers zijn het met German Airlines eens dat het de voorkeur heeft om eerst de principiële rechtsvragen aan de orde te stellen voordat de schadevergoedingsvorderingen worden beoordeeld. Indien partijen er daarna niet in slagen om hun schade in onderling overleg te regelen, kan de zaak wat hen betreft desgewenst worden gesplitst in 32 zaken. De passagiers hebben bij brief van 24 september 2024 verzocht om een mondelinge behandeling te bepalen.

4.Het verweer

4.1.
German Airways stelt zich, samengevat, op het standpunt dat zij niet de contractspartij is van de passagiers en dat uit de Verordening expliciet volgt dat zij hun vorderingen moeten richten tegen de uitvoerende luchtvaartmaatschappij, wat in casu Green Airlines is. Alle vluchten zijn geboekt bij Green Airlines en in de boekingsdocumenten is uitdrukkelijk vermeld: “
Vervoerder: Green Airlines”. German Airways voert aan dat Green Airlines de beslissing heeft genomen om de vlucht uit te voeren, het traject vast te stellen en een aanbod van luchtvervoer heeft gecreëerd en daarmee de verantwoordelijkheid voor het vervoer van de passagiers droeg. German Airways heeft slechts een toestel (inclusief bemanning, onderhoud en verzekering) verhuurd aan Green Airlines op grond van een zogenaamde ‘wet leasing’-constructie. Uit de uitspraak van het EHvJ van 4 juli 2018 in zaak Wirth/Thomson Airways (ECLI:EU:C:2018:527), volgt aldus German Airways dat bij wet-leasing niet de verhuurder maar de huurder geldt als “de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert”. De passagiers hebben zich dan ook tot de verkeerde partij gewend, zodat hun vorderingen moeten worden afgewezen.
German Airlines erkent bij repliek dat Green Airlines niet aangemerkt kan worden als een “luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert”, maar dat maakt volgens haar niet dat zij wél als zodanig kan en moet worden aangemerkt. German Airlines beroept zich daartoe op het arrest van het EHvJ van 6 december 2018 in de zaak Breyer/Sundair (ECLI:EU:C:2018: 997). Zij voert aan dat het EHvJ in die zaak weliswaar heeft geoordeeld dat een virtuele luchtvaartmaatschappij geen luchtvaartmaatschappij is in de zin van de Verordening, maar niet dat de luchtvaartmaatschappij die het vliegtuig met bemanning ter beschikking stelt in dat geval aansprakelijk is. Dat had volgens German Airlines wel voor de hand gelegen als het EHvJ die mening was toegedaan. In de onderhavige zaak was sprake van wet-leasing althans van een constructie die daarvan dusdanig veel weg heeft, dat deze daarmee gelijk moet worden gesteld. Daaraan doet volgens German Airlines niet af dat er bij Green Airlines een exploitatievergunning zou missen.
German Airlines bestrijdt de gevorderde buitengerechtelijke en proceskosten. Zij vordert op haar beurt vergoeding van de proceskosten en stelt zich op het standpunt dat de passagiers daartoe hoofdelijk moeten worden veroordeeld.
4.2.
German Airlines acht het niet nodig om prejudiciële vragen te stellen. Zij meent dat uit de jurisprudentie van het EHvJ afdoende blijkt dat een verhuurder in kwesties als de onderhavige niet als “luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert” kan worden aangemerkt.
4.3.
Voor het geval de kantonrechter oordeelt dat er een schadevergoedingsplicht bestaat, verzoekt German Airlines om haar bezwaren (bij akte) alsnog op individueel niveau kenbaar te mogen maken. Zij merkt op dat meerdere passagiers ten onrechte zowel hun ticketprijs als de prijs van een vervangende ticket vorderen. Daarnaast zijn in meerdere gevallen de compensatiebedragen voor het annuleren van de vlucht te hoog berekend, omdat het vluchten betrof tot 1500 km waarvoor ingeval een vliegreis binnen 14 dagen wordt geannuleerd, slechts een compensatie van € 250,00 per persoon geldt.

5.De beoordeling

bevoegdheid
5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter op grond van Verordening (EU) nr. 1215/2012 in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
het geschil
5.2.
De passagiers baseren hun vorderingen tegen German Airlines op artikel 5 van de Verordening. Dat artikel luidt– voor zover van belang – als volgt:
Artikel 5
Annulering
1. In geval van annulering van een vlucht:
a.
a) wordt de betrokken passagiers door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert bijstand geboden als bedoeld in artikel 8;
b) (…);
c) hebben de betrokken passagiers recht op de in artikel 7 bedoelde compensatie door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, tenzij
i) de annulering hun tenminste twee weken voor de geplande vertrektijd wordt meegedeeld, (…).”
In geschil is of German Airlines is aan te merken als “luchtvaartmaatschappij die de vlucht zou uitvoeren”. De kantonrechter concludeert dat dit het geval is. Dit wordt als volgt toegelicht.
5.3.
Uit artikel 2a van de Verordening blijkt dat onder het begrip “
luchtvaartmaatschappij” wordt verstaan “
een luchtvervoersonderneming met een geldige exploitatievergunning”. De passagiers hebben gesteld en onderbouwd dat Green Airlines geen geldige exploitatievergunning bezat. German Airlines heeft die stelling niet gemotiveerd betwist. De kantonrechter concludeert dan ook met de passagiers dat Green Airlines niet kan worden aangemerkt als “uitvoerende luchtvaartmaatschappij” als bedoeld in artikel 5 de Verordening. Dit volgt ook uit het door German Airlines genoemde arrest Breyer/Sundair.
5.4.
De vraag is vervolgens of German Airlines dan wél kan worden aangemerkt als “
luchtvaartmaatschappij die de vlucht zou uitvoeren”. Volgens artikel 2b valt onder dat ook een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert of voornemens is een vlucht uit te voeren namens een andere natuurlijke of rechtspersoon die een overeenkomst heeft met de passagier. Dit volgt ook uit de tweede volzin van artikel 3 lid 5 van de Verordening, waarin staat:
“(…). Indien de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert geen overeenkomst heeft met de passagier, doch activiteiten uitvoert die onder deze verordening vallen, wordt zij geacht dit te doen namens de persoon die een overeenkomst heeft met die passagier.”
Het feit dat de passagiers zelf geen overeenkomst met German Airlines hebben gesloten staat er dus niet aan weg dat zij de rechten die zij volgens de Verordening hebben bij annulering van hun vlucht, tegenover haar uitoefenen.
Dat de passagiers de (geannuleerde) vluchten zijn overeengekomen en dat deze met vliegtuigen en bemanning van German Airlines zouden worden uitgevoerd, is niet in geschil. De kantonrechter concludeert dan ook dat German Airlines voor de toepassing van artikel 5 van de Verordening kwalificeert als “
luchtvaartmaatschappij die de vlucht zou uitvoeren”.
5.5.
Het door German Airlines genoemde arrest van het EHvJ in de zaak Wirth c.s./ Thompson Airways leidt niet tot een ander oordeel. Het hof heeft in dat arrest geoordeeld over een situatie waarin sprake was van twee luchtvaartmaatschappijen die beide een geldige exploitatievergunning hadden en waarbij de ene maatschappij een toestel inclusief bemanning verhuurde aan de ander. Het EHvJ heeft uitgesproken dat artikel 2b niet op de verhurende luchtvaartmaatschappij van toepassing is ingeval deze niet de operationele verantwoordelijkheid voor de vluchten draagt. De feiten in de onderhavige zaak zijn op essentiële onderdelen anders. Alleen German Airlines beschikte over de benodigde vergunningen om datgene te doen wat nodig is om een vlucht uit te kunnen voeren; de ‘virtuele’ luchtvaartorganisatie Green Airlines niet. Dat Green Airlines bepaalde naar welke begin- en eindbestemmingen German Airlines moest vliegen, is wat anders.
Uit het door German Airlines genoemde arrest in de zaak Breyer/Sundair kan anders dan zij bepleit, niet worden afgeleid dat het EHvJ ingeval van ‘virtuele luchtvaartmaatschappijen’ zoals Green Airlines, de verhuurder van de vliegtuigen met bemanning niet aansprakelijk acht onder de Verordening. Die vraag lag niet voor. Het hof heeft slechts uitgesproken dat de Verordening, gezien de definitie van het begrip luchtvaartmaatschappij in artikel 2a, niet van toepassing is op een luchtvaartorganisatie die weliswaar een exploitatievergunning heeft aangevraagd maar deze op de vluchtdata nog niet bezat. Uit het arrest blijkt ook niet dat Sundair vliegtuigen en bemanning van een andere luchtvaartmaatschappij had gehuurd. De door German Airlines bepleite uitleg verdraagt zich daarnaast niet met het laatste deel van artikel 2b en artikel 3 lid 5 van de Verordening, waarin het uitvoeren van een vlucht door een andere luchtvaartmaatschappij dan de degene die de vervoersovereenkomst met de passagier heeft gesloten met zoveel woorden onder het bereik van de Verordening gebracht.
5.7.
De conclusie is dat artikel 5 van de Verordening op German Airlines van toepassing is.
Verdere gang van zaken
5.8.
Het voorgaande betekent dat moet worden beoordeeld op welke vergoedingen de passagiers aanspraak kunnen maken. De kantonrechter zal overeenkomstig het verzoek van de passagiers een mondelinge behandeling (regiezitting) bepalen om te bespreken hoe dit het beste kan worden aangepakt. Zij zal de zaak verwijzen naar de rol voor opgave van verhinderdata. Gelet op het karakter van de zitting, volstaat het dat de passagiers en German Airlines zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden en hoeven zij zelf niet in persoon te verschijnen.
5.9.
Het staat partijen uiteraard vrij hun geschil alsnog onderling te regelen. De kantonrechter merkt met het oog op eventuele onderhandelingen alvast op dat zij het verweer van German Airlines tegen de individueel gevorderde buitengerechtelijke kosten kan volgen. Daarbij weegt dat mee dat het hier niet gaat om een incassovordering in de zin van het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten en dat de passagiers kennelijk ook voor deze procedure gezamenlijk zijn opgetrokken. Verder geldt dat vergoeding van werkelijke proceskosten slechts aan de orde is in zeer uitzonderlijke gevallen.
Tot slot merkt de kantonrechter nog op dat het gelet op hetgeen in artikel 8 lid 2 van de Verordening en in het arrest van het EHvJ van 10 juli 2019 in de zaak HQ/Aegean Airlines SA (ECLI:EU:C:2019:585) is bepaald over het recht op terugbetaling van tickets, van belang is of de vluchten van de passagiers al dan niet onderdeel uitmaakten van een pakketreis. Zij is nog niet nagegaan of dit bij een of meer passagiers het geval is geweest.
5.10.. De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan.
Beslissing
De kantonrechter:
1. beveelt een mondelinge behandeling voor mr. M.E. van Rossum, in het gerechtsgebouw te Assen, Brinkstraat 4, op een door de kantonrechter vast te stellen datum en tijd,
2 bepaalt dat de gemachtigden van partijen dan aanwezig moeten zijn,
3 bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
dinsdag 3 december 2024voor het opgeven van de verhinderdagen van de gemachtigden van partijen in de maanden
januari tot en met juni 2025, waarna dag en uur van de mondelinge behandeling zullen worden bepaald,
4 bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de kantonrechter het tijdstip van de mondelinge behandeling zelfstandig zal bepalen,
5 bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de mondelinge behandeling dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
6 bepaalt dat indien partijen nog stukken willen overleggen, zij deze uiterlijk 10 dagen voor de mondelinge behandeling aan de kantonrechter en de wederpartij moeten toesturen,
7 houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. van Rossum en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2024