ECLI:NL:RBNNE:2024:5262

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 december 2024
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
18-205655-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor tasjesroof, winkeldiefstallen en lokaalvredebreuk met oplegging van ISD-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 31 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1991, die zich schuldig heeft gemaakt aan een serie van strafbare feiten, waaronder een tasjesroof en meerdere winkeldiefstallen. De verdachte werd beschuldigd van het stelen van goederen van verschillende slachtoffers, waaronder een tas met inhoud van een aangeefster en diverse producten van winkels. Tijdens de zitting op 17 december 2024 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, en het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door de officier van justitie. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld, waarbij getuigenverklaringen en camerabeelden zijn meegenomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in sommige gevallen niet wettig en overtuigend kon worden bewezen, maar in andere gevallen wel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar, gezien zijn recidive en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die materiële schade had geleden door de diefstal. De vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke veroordelingen zijn afgewezen, omdat de rechtbank van mening was dat de ISD-maatregel voldoende was om de verdachte te rehabiliteren en de maatschappij te beschermen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18-205655-24
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18-209601-24 en 18-242953-24
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18-225313-22 en 18-259053-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 31 december 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 december 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.C.E.A. Kloosterman, advocaat te Laren.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.R. Posthuma.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer 18-205655-24
1
hij op of omstreeks 24 juni 2024 te Groningen een tas met inhoud, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op of omstreeks 3 maart 2024 te Groningen een of meer verpakkingen met condooms, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op of omstreeks 27 februari 2024 te Groningen een of meer flessen shampoo, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[bedrijf 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij op of omstreeks 22 februari 2024 te Groningen sap en/of een of meerdere verpakkingen met tandpasta, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 20 februari 2024 te Groningen een of meer verpakkingen met tandpasta en/of een of meer flessen shampoo, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6
hij op of omstreeks 17 februari 2024 te Groningen een of meerdere verpakkingen met vis en/of een maaltijdsalade, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
In de zaak met parketnummer 18-209601-24
hij op of omstreeks 28 juni 2024 te Groningen in het besloten lokaal, te weten de [bedrijf 2] gelegen aan de [adres] aldaar, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 9 maart 2024 schriftelijk de toegang tot die [bedrijf 2] ontzegd voor de duur van 12 maanden;
In de zaak met parketnummer 18-242953-24
1
hij op of omstreeks 28 juli 2024 te Groningen een of meer etenswaren en/of een of meer drinkwaren, althans een of meer winkelgoederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1]
(locatie: [adres] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 23 juli 2024 te Groningen een verpakking met vlees en/of een of meer verzorgingsproducten (merk: Dove), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] (locatie: [adres] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op of omstreeks 3 juli 2024 te Groningen een of meer verpakkingen met wasmiddel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] (locatie: [adres] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij op of omstreeks 23 juni 2024 te Groningen een of meer vleeswaren, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] (locatie: [adres] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle ten laste gelegde feiten. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte de lokaalvredebreuk bij de [bedrijf 2] op 28 juni 2024 heeft bekend en dat er voor de overige feiten telkens een aangifte is opgemaakt en dat verdachte wordt herkend op beelden of fotos. De herkenningen zijn zorgvuldig tot stand gekomen en leveren voldoende wettig en overtuigend bewijs op.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het niet verdachte is geweest die de winkelontzegging van de [bedrijf 2] heeft ondertekend en dat in de overige zaken geen zorgvuldige en betrouwbare herkenningen tot stand zijn gekomen. Ten aanzien van de diefstal van de tas van aangeefster [slachtoffer] geldt dat de herkenningen niet betrouwbaar kunnen worden geacht, dat de portemonnee alsmede de inhoud daarvan niet bij verdachte is aangetroffen en dat het signalement niet overeenkomt met verdachte. Ten aanzien van alle winkeldiefstallen geldt dat er door verbalisanten onvoldoende specifieke en onderscheidende uiterlijke kenmerken zijn genoemd op basis waarvan verdachte op de verschillende beelden wordt herkend, is onduidelijk welke spullen verdachte heeft weggenomen en ontbreken op de beelden plaats, tijd en datum van de vermeende winkeldiefstallen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht in de zaak met parketnummer 18-205655-24 de feiten 3, 5 en 6 en in de zaak met parketnummer 18-242953-24 de feiten 1, 2 en 3 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank is het in bovengenoemde zaken onvoldoende duidelijk op basis van welke kenmerken verdachte door de verschillende verbalisanten op de beelden wordt herkend. Zo wordt in de verschillende processen-verbaal van herkenning niet vermeld op welke momenten en in welke
hoedanigheid bijvoorbeeld door een wijkagent of tijdens een ander incident een verbalisant eerder in aanraking of in contact is geweest met verdachte en hem op basis daarvan heeft herkend. Voorts ontbreekt in de verschillende processen-verbaal meermalen een datum, tijd en plaats van de diefstal en op enig moment wordt er een oranje Thuisbezorgd tas beschreven die door de rechtbank in zijn geheel niet is waargenomen. Bovendien is meermalen onduidelijk welke foto waarop verdachte wordt herkend, bij welk feit hoort.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
In de zaak met parketnummer 18-205655-24 Feit 1
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 25 juni 2024, opgenomen op pagina 77 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2024051168 d.d. 12 juli 2024, inhoudend als verklaring van aangeefster [slachtoffer] :
Op maandag 26 juni 2024
(de rechtbank begrijpt: 24 juni 2024)omstreeks 23:15 uur was ik op het [adres] te Groningen. Ik had mijn tas naast mijn stoel op de grond staan. Het gaat om een lichtblauwe nep leren tas van het merk Mick-Gend Paris. In mijn tas zat mijn Iphone 12 mini, een zwarte portemonnee met daarin mijn ID kaart, OV kaart, bankpas. Verder zaten er nog huissleutels in mijn tas. Er kwam een persoon langs lopen met een Swap fietsen en stopte voor onze tafel. Hij bukte voor onze tafel en fietste daarna weg. Ik heb toen niet gemerkt dat hij mijn blauwe tas had gepakt. Mensen die naast mij op het terras zaten gaven aan dat mijn tas net was gestolen door deze persoon. Ik heb een fiets courier gevraagd die vlak bij mij stond om achter de verdachte aan te gaan. De fiets courier is er daarna achter aan gefietst. Ik schreeuwde iets van: hou de dief, hij heeft mijn tas gestolen, hou hem tegen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 25 juni 2024, opgenomen op pagina 80 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van getuige [getuige] :
Ik wilde net vertrekken toen ik een dame hoorde schreeuwen "stop hem! stop hem! " Hierop keek ik wat er aan de hand was. Vervolgens hoorde ik dezelfde dame schreeuwen dat de man welke voor haar uit fietste haar tas had gestolen. Ik riep naar de verdachte; "Stoppen man". Ik zag dat de verdachte hier niet op reageerde waarna ik naast de verdachte ging fietsten waarbij ik hem bij zijn arm vast pakte. Hierop zag ik dat de verdachte uiteindelijk wel stopte. Ik zag dat de tas van de aangeefster, een blauwe handtas op de fietsstuur lag. . Ik kan met 100% zekerheid zeggen dat de jongen welke op de binnenplaats van het bureau uit de auto werd gehaald, dezelfde jongen is als de persoon welke ik stopte en de tas van de aangeefster terug pakte.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 25 juni 2024, opgenomen op pagina 83 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Terwijl wij bezig waren met de staande houding kwam het slachtoffer ons tegemoet gelopen en hoorde wij haar zeggen dat zij de persoon herkende als de persoon die haar tas heeft afgenomen. Hierop hebben wij de persoon, hierna te noemen als verdachte, aangehouden ter zake diefstal. De verdachte is: [verdachte] , [verdachte] van [geboortedatum] -1991 te [geboorteplaats] .
Feit 2
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 maart 2024, opgenomen op pagina 65 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van aangever [naam] :
Plaats delict: [adres]
Pleegdatum/tijd: Tussen zondag 3 maart 2024 om 13:00 uur en zondag 3 maart 2024 om 13:29 uur.
Ik doe namens de [bedrijf 1] aangifte van winkeldiefstal. Op zondag 3 maart 2024, omstreeks 13:00 uur, kwam voor mij een bekende persoon de winkel in lopen. Deze man heeft een winkel ontzegging van de duur van 12 maanden. Het gaat om [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] .
Ik zag dat [verdachte] naar het schap liep waar de condooms staan, ik zag op de camerabeelden dat [verdachte] zes (6) pakje Durex condooms stuks uit het schap pakte. Ik zag dat [verdachte] deze zes (6) pakjes condooms zonder te betalen aan had geboden bij de kassa en de winkel weer verliet.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 maart 2024, opgenomen op pagina 68 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik keek de beveiligingscamerabeelden uit van de [bedrijf 1] , gelegen aan het
[adres] te Groningen. De beelden zijn van 03 maart 2024. De man haalt vijf (5) keer iets uit het schap. Ik zie de man nu achter iemand de poortjes uitlopen. De man herken ik als zijnde [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1991 te Nederland. Deze man ken ik omdat ik meerdere keren deze man heb getroffen op straat bij meldingen van overlast zwervers.
Feit 4
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 februari 2024, opgenomen op pagina 43 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van aangeefster [naam] :
Plaats delict: [adres]
Pleegdatum/tijd: donderdag 22 februari 2024 om 14:08 en donderdag 22 februari 2024 om 14:12.
Zij deed aangifte namens slachtoffer [bedrijf 1] en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaatsvond op de locatie genoemd bij plaats delict. Een bij ons bekende man stopt in de winkel meerder soorten producten in een plastictasje in een mandje. Dit plastic tasje gaat vervolgens in zijn rugtas en hij loopt voorbij de kassa zonder deze producten te betalen.
SAP
Merk: [bedrijf 1]
Aantal: 1 stuks TANDPASTA
Merk: SENSODYNE
Aantal: 15 stuks
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 maart 2024, opgenomen op pagina 45 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op donderdag 22 februari 2024 ontving ik, verbalisant, via de whats app een foto van een winkeldief. Deze foto ontving ik van het filiaal van de [bedrijf 1] aan de [adres] te Groningen.
Nadat ik de foto aan collega [naam] had getoond gaf deze aan dat het [verdachte] , nader te noemen, betrof. Hierna wist ik dus ook weer de naam van de verdachte en herken ik de man op de foto voor honderd procent als de verdachte van de diefstal.
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte] Geboortedatum: [geboortedatum] 1991
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar [naam] d.d. 3 juli 2024, opgenomen op pagina 55 (digitaal) van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op donderdag 22 april werd ik benaderd door collega [naam] met het verzoek of ik wilde kijken naar een foto van een verdachte die zich schuldig gemaakt had aan diefstal van goederen. Ik hoorde dat de diefstal had plaats gevonden in de winkel [bedrijf 1] , gelegen aan de [adres] te Groningen. Hierop heb ik de foto bekeken.
De persoon en op foto 1 herken ik als:
Achternaam: [verdachte] Voornamen: [verdachte] Geboren: [geboortedatum] 1991
Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden als wijkagent in de binnenstad van Groningen. Uit hoofde van mijn functie heb ik meerdere malen contact gehad met [verdachte] . Ik ben werkzaam als wijkagent en heb tijdens mijn werkzaamheden [verdachte] meerdere malen aangetroffen in de binnenstad van Groningen.
Als bijlagen zijn bij dit proces-verbaal gevoegd:
- Foto 1
In de zaak met parketnummer 18-209601-24
De door verdachte ter zitting van 17 december 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Ik wist dat ik niet welkom was bij de [bedrijf 2] .
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 juni 2024, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2024172083 d.d. 28 juni 2024, inhoudend als verklaring van aangever [naam] :
Doet aangifte namens [bedrijf 2] Perceel Groningen centrum. Op vrijdag 28-6-2024 te 11:55 uur zag ik, aangever, dat zich in bovengenoemd perceel een persoon bevond waarvan mij bekend is dat deze persoon een ontzegging tot de toegang voor dit perceel heeft.
3. Een schriftelijk bescheid, te weten de ontzegging, voor zover inhoudend:
Bedrijf: [bedrijf 2] Adres: [adres] Ontzegging aan:
Achternaam: [verdachte] Voorna(a)m(en): [verdachte] Geboortedatum: [geboortedatum] -1991
De ontzegging gaat in op 9-3-2024 en eindigt op 9-3-2025.
Afgegeven en getekend door of namens de directie op 9-3-2024 te Groningen.
In de zaak met parketnummer 18-242953-24 Feit 4
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 juli 2024, opgenomen op pagina 16 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2024191535 d.d. 29 juli 2024, inhoudend als verklaring van aangever [naam] :
Plaats delict: [adres]
Pleegdatum/tijd: Tussen zondag 23 juni 2024 om 16:30 uur en zondag 23 juni 2024 om 16:45 uur. Hij deed aangifte namens het slachtoffer [bedrijf 1] [adres] .
Er komt met enige regelmaat bij ons in de winkel een meneer die winkeldiefstallen pleegt.
Ik heb de diefstal niet zelf fysiek zien gebeuren maar ik heb dit op camerabeelden waargenomen.
Daarop is te zien dat dat hij meerdere stukken duur vlees in zijn rugtas stopt. Het lijkt op een donker bruine tot zwarte rugtas. Nadat hij in ieder geval het vlees in zijn tas had gedaan is hij via het gangpad met bier wat zigzaggend door de winkel heen gelopen. Uiteindelijk heeft hij de winkel verlaten zonder goederen bij de kassa ter betaling aan te bieden. Hij verlaat
de winkel via het zelfscanplein en rekent daar dus geen goederen af.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juli 2024, opgenomen op pagina 20 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op dinsdag 16 juli 2024 bekeek ik de beelden van de winkeldiefstal gepleegd bij de [bedrijf 1] aan het [adres] te Groningen. De winkeldiefstal is gepleegd op 23 juni 2024 tussen 16:30 en 16:45 uur. De beelden welke ik bekeken heb betreffen camerabeelden van de [bedrijf 1] gemaakt door bewakingscamera's in de genoemde supermarkt. De toegevoegde beelden betreffen 'screenshots' van deze camerabeelden
Ambtshalve herkende ik deze persoon onmiddellijk als: [verdachte] geboren
op [geboortedatum] -1991. Vanmorgen vroeg rond 05.00 uur heb ik tijdens mijn nachtdienst nog contact gehad met [verdachte] . Ik ben daarom goed bekend met zijn uiterlijk.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank overweegt dat bij de beoordeling van herkenningen steeds voorop staat dat de bepaling van de waarde en betekenis ervan in een brede context moet plaatsvinden. . Dit is inherent aan het karakter van een herkenning. Het gaat daarbij immers om een niet (volledig) rationeel proces dat zich slechts door reconstructie achteraf laat ontleden en verantwoorden.
Bij een herkenning spelen verschillende elementen een rol, waarbij steeds sprake is van een holistisch proces, dat naar zijn aard moeilijk in objectief verifieerbare elementen is op te delen. Het is niet altijd mogelijk of noodzakelijk de precieze kenmerken te omschrijven waaraan men een bekende herkent. Dat maakt ook dat het enkele feit dat verdachte op een beeld of beelden maar zeer ten dele te zien valt, niet behoeft te betekenen dat de herkenning van verdachte onbetrouwbaar is. Tot slot kan als uitgangspunt worden gehanteerd dat een herkenning die steun vindt in andere, meer objectieve, bewijsmiddelen aan waarde wint. Samengevat betekent dit dat de bewijswaarde en de bewijskracht van de herkenningen in het licht van hun totstandkoming en in samenhang bezien met het overige beschikbare bewijs dienen te worden beoordeeld.
De rechtbank heeft, anders dan door de raadsvrouw betoogd, geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de herkenningen van verdachte door de verbalisanten en kent hieraan grote waarde toe. Verdachte is in de bewezenverklaarde feiten op de beelden telkens herkend door verbalisanten, die
(kort) daarvoor enige tijd met verdachte te maken hebben gehad. Vanuit die optiek bezien is het naar de rechtbank meent onmiskenbaar en alles voorstelbaar dat verdachte juist door hen wordt herkend. Dat hierbij in het proces-verbaal van herkenning geen of, naar de raadsvrouw meent onvoldoende, specifieke en onderscheidende uiterlijke kenmerken zijn genoemd, maakt dit niet anders. Ook zijn op de beelden wegnemingshandelingen te zien en bovendien dat verdachte geen goederen heeft aangeboden ter betaling. Voor de diefstal van de tas van aangeefster [slachtoffer] geldt, dat juist zij verdachte ook heeft herkend als degene die op het terras de tas van haar heeft gestolen. Dat de tas met inhoud tijdens de aanhouding niet door de verbalisanten is aangetroffen, maakt dit niet anders. Immers, de tas van aangeefster [slachtoffer] is door getuige [getuige] uit de handen van verdachte gegrist en verdachte heeft de tijd gehad om de tas te doorzoeken en zich van een en ander te ontdoen.
Ten aanzien van de lokaalvredebreuk merkt de rechtbank op dat het standpunt van de raadsvrouw dat het niet verdachte is geweest die de ontzegging heeft getekend, niet aannemelijk is geworden en dat verdachte heeft bekend dat hij wist dat hij niet welkom was in de [bedrijf 2] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de hierna weergegeven feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
In de zaak met parketnummer 18-205655-24
1
hij op 24 juni 2024 te Groningen een tas met inhoud, die geheel aan [slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op 3 maart 2024 te Groningen verpakkingen met condooms, die geheel aan [bedrijf 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij op 22 februari 2024 te Groningen sap en verpakkingen met tandpasta, die geheel aan [bedrijf 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
In de zaak met parketnummer 18-209601-24
hij op 28 juni 2024 te Groningen in het besloten lokaal, bij de [bedrijf 2] gelegen aan de [adres] aldaar, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 9 maart 2024 schriftelijk de toegang tot die [bedrijf 2] ontzegd voor de duur van 12 maanden;
In de zaak met parketnummer 18-242953-24
4
hij op 23 juni 2024 te Groningen vleeswaren, die geheel aan [bedrijf 1] (locatie: [adres] ) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
In de zaak met parketnummer 18-205655-24
diefstal
diefstal
4. diefstal
In de zaak met parketnummer 18-209601-24
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen
In de zaak met parketnummer 18-242953-24
4. diefstal
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummers 18-205655- 24, 18-209601-24 en 18-242953-24 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een geheel onvoorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat aan verdachte geen ISD-maatregel kan worden opgelegd, omdat een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend reclasseringsadvies over de ISD-maatregel ontbreekt. De raadsvrouw heeft verzocht om, indien de rechtbank tot een veroordeling komt, een onvoorwaardelijke
gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 5 september 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tasjesroof en drie winkeldiefstallen. Tevens heeft verdachte, een dag nadat hij geschorst was uit de voorlopige hechtenis, zich schuldig gemaakt aan een lokaalvredebreuk. Dit zijn zeer ergerlijke feiten die voor de betrokken personen, naast materiële schade, zorgen voor veel hinder en overlast. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij steeds opnieuw laat zien geen respect te hebben voor andermans eigendommen.
De rechtbank oordeelt dat, anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, het voornoemde reclasseringsrapport bruikbaar is en voldoende informatie biedt om over te gaan tot het overwegen van een ISD-maatregel. Uit het reclasseringsrapport is namelijk gebleken dat bij verdachte sprake is van langdurige verslavings- en psychosociale problemen en dat hij geregistreerd staat als veelpleger. Er is daarom een zorgmachtiging verleend waarbij verdachte verplichte zorg ontvangt vanuit AFPN Groningen en hierbij staat behandeling van zijn verslavingsproblematiek van alcohol en cocaïne op de voorgrond. De behandelaar vanuit AFPN heeft bij de reclassering aangegeven dat de behandeling in het kader van de zorgmachtiging onvoldoende van de grond komt. Verdachte wil niet in een kliniek verblijven, maar heeft wel klinische zorg nodig.
Aangezien verdachte weigert mee te werken aan klinische behandelingen in een justitieel kader , acht de behandelaar een ISD-maatregel de enige mogelijkheid om verdachte in een klinisch traject te krijgen. Tot dusver hebben meerdere ambulante en klinische trajecten, in vrijwilligheid en verplichtend kader en vanuit de veelplegeraanpak niet geleid tot gedragsverandering of recidivevermindering. Daarentegen is wel gebleken dat verdachte in het verleden eerder een ISD-maatregel opgelegd heeft gekregen, waarbij het destijds is gelukt om verdachte te stabiliseren en hij een langere periode uit beeld is gebleven bij politie en justitie.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting van 17 december 2024 heeft de deskundige het advies van de reclassering toegelicht en bevestigd.
Gelet op al het voorgaande stelt de rechtbank vast dat aan de voorwaarden voor het opleggen van een ISD-maatregel, zoals vermeld in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht, is voldaan nu verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Ook is verdachte in de afgelopen vijf jaar hieraan voorafgaand ten minste drie keer wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld, terwijl de onderhavige feiten zijn begaan na de tenuitvoerlegging van die straffen. Daarnaast moet er, gelet op het reclasseringsrapport en de eerdere veroordelingen van verdachte, ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. Tot slot eist de veiligheid van personen en goederen het opleggen van deze maatregel. Gelet op de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers is de officier van justitie bevoegd tot het vorderen van oplegging van de ISD-maatregel in de onderhavige zaak.
De rechtbank acht oplegging van de maatregel geboden ter beveiliging van de maatschappij en ter beëindiging van de recidive van verdachte.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank oplegging van de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren geboden. Die periode is noodzakelijk om de kans op gedragsbeïnvloeding te vergroten. Voor aftrek van het door verdachte ondergane voorarrest ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Ter zitting heeft de benadeelde partij het door haar gevorderde bedrag van 83,30 gewijzigd tot een bedrag van 75,80, ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij volledig moet worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk moet worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak en omdat op de bij de vordering overlegde factuur geen naam staat en niet blijkt dat de factuur is voldaan.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18-205655-24 feit 1 bewezen verklaarde. Ook is deze schade naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 24 juni 2024.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.

Vorderingen na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 12 april 2023 van de politierechter in deze rechtbank, is verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van acht weken en een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 12 februari 2024. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
Bij onherroepelijk vonnis van 3 mei 2024 van de politierechter in deze rechtbank, is verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 18 mei 2024. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vorderingen van 3 december 2024 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straffen. Ter zitting heeft zij haar standpunt gewijzigd en gesteld dat de vorderingen moeten worden afgewezen, indien de ISD-maatregel wordt opgelegd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen afgewezen moeten worden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de twee proeftijden van de voorwaardelijke straffen schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en dat hij daarmee in beide zaken de algemene voorwaarden heeft overtreden. Gelet hierop kunnen de vorderingen tot tenuitvoerlegging in beginsel worden toegewezen. De rechtbank acht toewijzing van deze vorderingen echter niet opportuun vanwege het feit dat zij aan verdachte de ISD-maatregel zal opleggen, die twee jaar in beslag zal nemen. De rechtbank zal de vorderingen dan ook afwijzen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 38m, 38n, 57, 138 en 310 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18-205655-24 feiten 3, 5 en 6 en onder parketnummer 18-242953-24 feiten 1, 2 en 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18-205655-24 feiten 1, 2 en 4, onder parketnummer 18-209601-24 en onder parketnummer 18-242953-24 feit 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 75,80 (zegge: vijfenzeventig euro en tachtig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 juni 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Bepaalt dat [slachtoffer] haar eigen proceskosten draagt.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 75,80 (zegge: vijfenzeventig euro en tachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 1 dag kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Beslissing op de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18-225313-22 en 18-259053-23:
Wijst af de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. M.S. van der Kuijl en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. J. van der Wiel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 december 2024.
Mr. E.P. van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.