Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
vonnis van 27 december 2024
PROCESGANG
- verzoeker;
- [medewerker] , schuldhulpverlener en werkzaam bij de GKB;
- [vertegenwoordiger 1] en [vertegenwoordiger 2] namens de verhuurder.
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 27 december 2024 een moratorium toegewezen aan de verzoeker, die momenteel gedetineerd is. De verzoeker had op 13 november 2024 een verzoek ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, samen met een verzoek om een moratorium op basis van artikel 287b van de Faillissementswet. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een dreigende situatie, ondanks de detentie van de verzoeker, en dat het noodzakelijk is om hem de ruimte te geven om een minnelijke schuldregeling te treffen met zijn schuldeisers.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de belangen van zowel de verzoeker als de verhuurder afgewogen. De verzoeker heeft aangetoond dat hij in staat is om zijn lopende huurtermijnen te voldoen en dat hij een plan heeft om zijn schulden aan te pakken. De verhuurder heeft echter betwist dat de verzoeker voldoende inkomen heeft en dat er geen sprake is van een dreigende situatie, gezien de detentie van de verzoeker. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verzoeker recht heeft op een moratorium, zodat hij in relatieve rust kan werken aan zijn schulden.
De rechtbank heeft bepaald dat het moratorium voor een periode van zes maanden geldt, te rekenen vanaf 18 november 2024, en dat de voorziening vervalt als de verzoeker niet tijdig en volledig voldoet aan zijn verplichtingen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de verzoeker de rechtbank moet informeren als er een minnelijke regeling tot stand komt, en dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling nog niet wordt beslist, aangezien het minnelijk traject nog moet worden afgerond.