ECLI:NL:RBNNE:2024:5250

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
18-216311-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugshandel, drugsbezit en het voorhanden hebben van een vuurwapen

Op 24 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van drugshandel, drugsbezit en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte, geboren in 1986 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door advocaat mr. H.W. de Jong, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door officier van justitie mr. L. Lübbers. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat begon op 16 april 2024, waarbij de verdachte en een medeverdachte werden aangehouden in een auto waarin harddrugs werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedurende een periode van meer dan twee maanden betrokken was bij de handel in verschillende soorten harddrugs, waaronder amfetamine, cocaïne, heroïne en MDMA, en dat zij op 4 juli 2024 een vuurwapen voorhanden had in een woning te Leeuwarden. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van enkele onderdelen van de tenlastelegging. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de samenleving, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een langdurige verslaving aan harddrugs.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/216311-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 december 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 december 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.W. de Jong, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door officier van justitie mr. L. Lübbers.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 16 april 2024 tot en met 4 juli 2024 te Leeuwarden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
(een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende Amfetamine en/of
(een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende GHB (Gammahydroxyboterzuur) en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of
(een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende heroïne, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA (XTC),
zijnde Amfetamine en/of GHB (Gammahydroxyboterzuur) en/of Cocaïne en/of MDMA (XTC) en/of heroïne;
2.
zij in of omstreeks de periode van 19 mei 2024 tot en met 4 juli 2024 te Leeuwarden,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
(op 19 mei 2024) netto 8,40 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of
(op 4 juli 2024 in de woningen [adres] ) 13,91 gram cocaïne en/of netto 187,57gram (vermalen) MDMA (XTC pillen) en/of 4,05 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van
(telkens) een materiaal bevattende amfetamine cocaïne en/of heroïne en/of MDMA(XTC),
Zijnde amfetamine en/of cocaïne en/of heroïne en/of MDMA (XTC) (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
zij op of omstreeks 4 juli 2024 te Leeuwarden, in de woning [adres] alhier, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd Gaspistool, van het merk Ekol, type Jackal Dual, kaliber 9 mm met een bijbehorende patroonmagazijn, en aldus geschikt gemaakte voor het schieten met kogelpatronen, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool (en/of revolver), voorhanden heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1, 2 en 3.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor feit 2 voor wat betreft het aanwezig hebben van 187,57 gram (vermalen) MDMA in de woning [adres] op 4 juli 2024.
Ten aanzien van de overige onderdelen van feit 2 heeft zij aangevoerd dat sprake is van medeplegen, gelet op het feit dat de drugs op alle data zijn aangetroffen op een plek waar verdachte gezamenlijk met anderen aanwezig was en zij gezamenlijk de drugs gebruikten en verhandelden, zodat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking op het voorhanden hebben van de harddrugs.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 betoogd dat een kortere periode wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Op 16 april 2024 zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte] aangehouden in een auto. Het dossier bevat geen aanknopingspunten om aan te nemen dat op die dag sprake was van drugshandel. Wel bevat het dossier aanknopingspunten voor een begindatum vanaf 11 juni 2024, gelet op de chatgesprekken, de telefoontaps van de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] en het onderzoek naar de telefoon van verdachte.
Voor wat betreft de soorten verhandelde drugs refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft bepleit dat feit 2 wettig en overtuigend te bewijzen is, met uitzondering van het opzettelijk aanwezig hebben van de 13,91 gram cocaïne en 187,57 gram (vermalen) MDMA die is aangetroffen in de woning [adres] op 4 juli 2024. Met betrekking tot de 13,91 gram cocaïne voert de raadsvrouw aan dat dit zakje cocaïne door medeverdachte [medeverdachte] is weggegooid en dat verdachte derhalve niet de beschikkingsmacht heeft gehad over deze aangetroffen cocaïne. Ten aanzien van de 187,57 gram (vermalen) MDMA voert zij aan dat uit het NFI-rapport niet blijkt dat dit MDMA betreft.
De raadsvrouw heeft betoogd dat feit 3 wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 juni 2024, opgenomen op pagina 471 e.v. van het dossier van Politie Eenheid Noord-Nederland, Criminaliteit interventiegroep (drugsteam), met proces-verbaalnummer 2024131544 d.d. 5 september 2024, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Op 16 april 2024 maakte ik, verbalisant [naam] deel uit van de Criminaliteit-Interventie Groep (CIG) en was ik in burger gekleed en verplaatste ik mij ook als zodanig.
Ik zag dat vanuit het [adres] een manspersoon, qua uiterlijke kenmerken zeer vermoedelijk een harddrugsgebruiker, op de auto afstapte en bij de bijrijder raam contact had met de inzittenden. Het was een kort contact en er werd iets "kleins" overgeven tussen de personen in de auto en de manspersoon bij het raam. Mede gelet op de locatie, het was ambtshalve bekend, dat er zijn veel overlastmeldingen vanaf de locatie van omwonenden aangaande openlijke drugshandel op straat en de wijze zoals genoemd omschreven had ik het zeer sterke vermoeden dat er verdovende middelen, of gelijkende waar, werden verhandeld
door de personen in het voertuig met de manspersoon, die kort na de overdracht van de auto vandaan liep het [adres] op.
Hierop coll, tp laten komen ter aanhouding van de personen in het voertuig. Zag ik vervolgens dat de auto werd bestuurd door de mij, vanuit de drugsscene, ambtshalve bekende [medeverdachte] en dat naast hem op de bijrijdersstoel de mij zeer bekende [medeverdachte] zat.
Vervolgens zag ik de [verdachte] met een voor mij onbekende dame op de achterbank van het voertuig zaten. Tussen de benen van [medeverdachte] stond een koeltas op de grond, alwaar achteraf (na onderzoek aan het bureau) een grote hoeveelheid vermoedelijke verdovende middelen zaten.
Alle 4 inzittenden aangehouden op heterdaad ivm overtreding APV Leeuwarden art.
74/2.1D (straathandel). Tijdens fouillering aan het cellencomplex van [verdachte] werd een bolletje (wit) aangetroffen, welke kennelijk was verstopt in haar BH.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 juli 2024, opgenomen op pagina 214 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [naam] en [naam] ;
Op 2 juli 2024 bevonden wij ons in de directe nabijheid van de woning [adres] te Leeuwarden.
Deal 1
Wij zagen op 2 juli 2024 de voor ons bekende harddrugsgebruiker [naam] aan komen fietsen vanaf de [adres] . Hierop volgend wordt waargenomen dat [naam] een kort contact heeft met [verdachte] . Wij, verbalisanten, zagen dat [naam] en [verdachte] iets kleins aan elkaar overgeven.
Uit onderzoek van de tap bleek later dat een manspersoon die zich [naam] noemt kort voor het omschreven contactmoment tussen [verdachte] en [naam] heeft gebeld met de deallijn van [medeverdachte] ( [telefoonnummer] ).
A: [medeverdachte] B: [naam]
B: Heb je twintig licht A: Jawel
B: Moet ik [adres] komen waar kan ik het ophalen? A: Ja ja [adres] ja
Deal 2
Op 2 juli zagen wij, verbalisanten [naam] , en [naam] de voor ons bekende harddrugsgebruiker [naam] aan komen fietsen vanaf de [adres] . Wij, zagen vervolgens dat [naam] de [adres] in reed. Wij, verbalisanten, zagen dat, [verdachte] ten tonele kwam en dat er tussen [naam] en [verdachte] iets kleins werd overhandigd.
Uit onderzoek van de tap bleek later dat door een manspersoon werd ingebeld op de deallijn van [medeverdachte] ( [telefoonnummer] ). De volgende conversatie sluit aan bij dat wat er is waargenomen:
A: [medeverdachte] B: NNM8194
B: Oke kan je dan eentje voor 15 maken voor mij A: 15?
B: Ja gewoon eentje voor mij maken zeg maar A: Oke is goed
B: Dan komt [naam] daar zo heen ja?
B: Zelfde tijd ongeveer dan laat hij wel even weten als hij er is A: Ja is goed
Deal 3
Op 2 juli 2024 werd er op de zogenoemde deallijn van [medeverdachte] ( [telefoonnummer] ) ingebeld door het telefoonnummer [telefoonnummer] . De volgende conversatie vond vervolgens plaats:
A: [medeverdachte] B: NNM8309
A: Ja hallo
B: Ik sta er al hoor
A: OKe oke. 2 Donker moest je hebben toch? B: Ja ja klopt.
Uit onderzoek bleek dat het telefoonnummer [telefoonnummer] is gekoppeld aan de bekende
harddrugsgebruiker [naam] . Hierop volgend wordt er waargenomen dat verdachte [verdachte] de woning gelegen aan de [adres] te Leeuwarden uit komt lopen. [verdachte] komt slechts een minuut na het uitgewerkte tapgesprek naar buiten lopen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 juli 2024, opgenomen op pagina 169 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Tussen de periode van 11 juni 2024 en 5 juli 2024, werd door het onderzoeksteam het telefoonnummer + [telefoonnummer] afgeluisterd welke in gebruik was bij verdachte [medeverdachte] . Genoemd telefoonnummer bleek geabonneerd te zijn op naam van verdachte [medeverdachte] ingaand op 28
november 2009, aangesloten bij provider ODIDO Nederland. Uit deze onderschepte gesprekken is duidelijk geworden dat dit telefoonnummer daadwerkelijk in gebruik is bij verdachte [medeverdachte] en dat hij samen met [verdachte] met dit telefoonnummer in contact staan met diverse afnemers van harddrugs.
Tijdens de onderschepte telefoongesprekken wordt al dan niet in versluierde taal over het verkopen dan wel kopen van drugs gesproken. In diverse gesprekken worden termen genoemd die binnen de drugscene de volgende betekenis hebben;
Koffie, bruin, donker = heroïne Licht, wit, suiker = cocaïne
Pep, snelle, nat en droog= amfetamine Snoep, X, mollys, mdma, = XTC pillen G, borrel, buisje, dopje= GHB
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juli 2024, opgenomen op pagina 371 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Op 4 juli 2024 werd de woning aan de [adres] te Leeuwarden betreden. Op de begane grond (woonkamer) werden verdachten [medeverdachte] en [verdachte] aangehouden.
5. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 december 2024, voor zover inhoudend:
Ik heb wel eens de dealtelefoon opgenomen en ik bracht wel eens wat drugs weg. Dit deed ik als [medeverdachte] out was. Ik wist waar de drugs lag en leverde het dan af bij de klanten.
Bewijsoverweging
Door de verdediging is aangevoerd dat de dealperiode korter was dan de ten laste gelegde periode. Uit de bewijsmiddelen blijkt echter genoegzaam dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] gedurende ruim 2,5 maand in harddrugs heeft gehandeld. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn op 16 april 2024 aangehouden in een auto waarin harddrugs is aangetroffen. Door de verbalisant is op dat moment een drugsdeal waargenomen. De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat de handel in ieder geval op deze dag is begonnen. Bij de drugshandel werd (onder meer) gebruik gemaakt van het telefoonnummer + [telefoonnummer] . Ter terechtzitting heeft verdachte bekend dat zij wel eens deze dealtelefoon opnam en drugs naar klanten bracht. Deze verklaring wordt ondersteund door de observaties van de politie op 2 juli 2024 en de tapgesprekken. De rechtbank stelt op basis van voornoemde omstandigheden vast dat sprake is geweest van drugshandel vanaf 16 april 2024 tot de dag van de aanhouding van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op 4 juli 2024.
Ten aanzien van feit 2 (19 mei 2024)
De rechtbank acht feit 2, voor zover dit ziet op 19 mei 2024, wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Bewijsmiddelen
Nu verdachte feit 2, voor zover dit ziet op 19 mei 2024, duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 december 2024;
2. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 22 mei 2024 opgenomen op pagina 547 van voornoemd dossier;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 13 juni 2024, opgenomen op pagina 552 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [naam] en [naam] ;
4. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2024.06.03.091 (aanvraag 001) d.d. 3 juni 2024, opgenomen op pagina 556 van voornoemd dossier, opgemaakt door ing. [naam] op de door hem afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige;
5. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2024.06.03.091 (aanvraag 003) d.d. 6 juni 2024, opgenomen op pagina 557 van voornoemd dossier, opgemaakt door ing. [naam] op de door hem afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige.
Partiële vrijspraak
In feit 2, voor zover dit ziet op 19 mei 2024, is -kortgezegd- ten laste gelegd het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor het ten laste gelegde medeplegen, zodat verdachte slechts als pleger deze drugs voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van feit 2 (4 juli 2024, [adres] )
De rechtbank acht feit 2, voor zover dit ziet op 4 juli 2024 op de [adres] , wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 december 2024, voor zover inhoudend: Ik was op 4 juli 2024 in de woning [adres] te Leeuwarden.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juli 2024, opgenomen op pagina 371 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Op 4 juli 2024 werd de woning aan de [adres] te Leeuwarden betreden. Op de begane grond (woonkamer) werden verdachten [medeverdachte] en [verdachte] aangehouden.
Op de eettafel werd aangetroffen:
  • 3 plastic zakjes, bruin, vermoedelijk inhoudende heroïne, bruto gewogen 2 gram;
  • 12 gripzakjes, bruin vermoedelijke heroïne, bruto gewogen 0,34 gram per stuk;
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 4 juli 2024, opgenomen op pagina 379 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Plaats: [adres] , Leeuwarden Datum 4 juli 2024
Beslagene
Achternaam: [medeverdachte] Voornamen: [medeverdachte]
Volgnummer 3
Goednummer: PL0100-2024142655-1732543
Object Verdovende mid (Heroïne) Bijzonderheden 3 seal bags bruin poeder
4. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 4 juli 2024, opgenomen op pagina 381 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Plaats: [adres] , Leeuwarden Datum 4 juli 2024
Beslagene
Achternaam: [medeverdachte] Voornamen: [medeverdachte]
Volgnummer 1
Goednummer: PL0100-2024142655-1732538
Object: Verdovende mid (Heroïne)
Bijzonderheden 12 zakjes a bruto 0.34 gram, 1 zak a 2.53 bruto gram
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 23 juli 2024, opgenomen op 408 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [naam] en [naam] :
Uniek voorwerp: AASB3387NL BVH Goednummer: 1732543
Object omschrijving: 3 mini gripzakjes welke aan de bovenzijde zijn dichtgesmolten met daarin bruin poeder en brokjes gemengd met een kleine hoeveelheid witte brokjes.
Netto gewicht: 0,50 gram
Uniek voorwerp: AASB3386NL BVH Goednummer: 1732538
Object omschrijving: 12 mini gripzakjes welke aan de bovenzijde zijn dichtgesmolten met daarin bruin poeder en brokjes gemengd met een kleine hoeveelheid witte brokjes en 1 dichtgeknoopt kleurloos plastic zakje met daarin bruin poeder en brokjes gemengd met een kleine hoeveelheid witte brokjes.
Netto gewicht: 3,55 gram
6. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2024.07.10.114 (aanvraag 002), d.d. 11 juli 2024, opgenomen op pagina 407 van voornoemd dossier, opgemaakt door ing. [naam] , op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende:
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AASB3387NL
poeder en brokvormig, uit 0,50 gram
bevat heroïne
7. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2024.07.10.114 (aanvraag 003), d.d. 11 juli 2024, opgenomen op pagina 418 van voornoemd dossier opgemaakt door ing. [naam] , op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende:
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AASB3386NL
poeder en brokvormig, uit 3,55 gram
bevat heroïne
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt vast dat op 4 juli 2024 in de woning [adres] te Leeuwarden op de eettafel 4,05 gram heroïne en 13,08 gram cocaïne is aangetroffen. Ter terechtzitting van 10 december 2024 heeft verdachte verklaard dat zij op voornoemde datum in deze woning aanwezig was met medeverdachte [medeverdachte] . Verder heeft verdachte verklaard dat zij geen wetenschap van deze aangetroffen drugs heeft gehad. De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat, nu verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zich op 4 juli 2024 in voornoemde woning bevonden en de drugs hier open en bloot op de eettafel lagen, verdachte weet moet hebben gehad van de aanwezigheid van deze drugs en dat zij ook over deze drugs konden beschikken. Daarbij heeft de rechtbank tevens in acht genomen dat uit de in het dossier voorhanden zijnde observaties waaronder op 2 juli 2024 volgt dat de handel in gelijksoortige drugs zoals bewezen verklaard onder feit 1 tevens plaatsvond vanuit de [adres] . Dit betekent dat de rechtbank het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van heroïne wettig en overtuigend te bewijzen acht.
De rechtbank zal verdachte echter vrijspreken van het aanwezig hebben van cocaïne en de vermalen MDMA. De rechtbank merkt hieromtrent op dat op de tenlastelegging een hoeveelheid van 13,91 gram cocaïne staat vermeld en niet 13.08 gram cocaïne zoals is aangetroffen op de eettafel. Het gewicht van 13,91 gram komt overeen met die van het gripzakje (met witte substantie) dat door [medeverdachte] richting de poef is gegooid. De rechtbank acht het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van voornoemd gripzakje niet wettig en overtuigend bewezen, omdat uit het dossier niet blijkt dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van deze drugs. Hoewel in de woning ook nog op de eettafel cocaïne is aangetroffen zal de rechtbank niet overgaan tot een bewezenverklaring van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne nu naar het oordeel van de rechtbank de opsteller van de tenlastelegging duidelijk ten doel had de 13,91 gram cocaïne ten laste te leggen en niet de andere aangetroffen cocaïne in de woning. Voor wat betreft het ten laste gelegde aanwezig hebben van 187,57 gram (vermalen) MDMA geldt dat uit het NFI-rapport niet blijkt dat dit MDMA betreft.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Bewijsmiddelen
Nu verdachte feit 3 duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 december 2024;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 augustus, opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juli 2024, opgenomen op pagina 223 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verbalisant [naam] ;
Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 4 juli 2024, opgenomen op pagina 384 e.v. van voornoemd dossier;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juli 2024, opgenomen op pagina 225 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verbalisant [naam] ;
Een deskundigenrapport afkomstig van The Maastricht Forensic Institute, zaaknummer TMFI2024.3311,
d.d. 2 augustus 2024, opgenomen op pagina 303 e.v. van voornoemd dossier, opgemaakt door dr. [naam] op de door hem afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft bekend dat zij op 4 juli 2024 in de woning [adres] te Leeuwarden een vuurwapen voorhanden heeft gehad. Zij wilde bij de politie echter niet verklaren over wie de eigenaar is van het wapen. Op basis van de op het vuurwapen aangetroffen DNA-sporen en het ontbreken van een verklaring daaromtrent stelt de rechtbank vast dat ook medeverdachte [medeverdachte] het vuurwapen voorhanden heeft gehad. Gelet op alle omstandigheden waaronder het feit dat verdachte en medeverdachte beiden verbleven in de voornoemde woning waar het wapen is aangetroffen en vanuit welke woning zij samen dealden in drugs concludeert de rechtbank dat tussen verdachte en medeverdachte een nauwe en bewuste samenwerking bestond op het voorhanden hebben van het vuurwapen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat: 1.
zij in de periode van 16 april 2024 tot en met 4 juli 2024 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met
een ander, meermalen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt een hoeveelheid van een materiaal bevattende Amfetamine en
een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB (Gammahydroxyboterzuur) en een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en
een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (XTC),
zijnde Amfetamine en GHB (Gammahydroxyboterzuur) en cocaïne en heroïne en MDMA (XTC), telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2.
zij in de periode van 19 mei 2024 tot en met 4 juli 2024 te Leeuwarden, alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
  • op 19 mei 2024 netto 8,40 gram materiaal bevattende amfetamine en tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad,
  • op 4 juli 2024 in de woning [adres] 4,05 gram heroïne,
zijnde amfetamine en heroïne, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
zij op 4 juli 2024 te Leeuwarden, in de woning [adres] alhier, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd Gaspistool, van het merk Ekol, type Jackal Dual, kaliber 9 mm met een bijbehorende patroonmagazijn, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
3. medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1, 2, en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke straf in combinatie met de voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht om een aanvullende bijzondere voorwaarde op te leggen die ziet op overbruggingszorg.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de reclasseringsrapportages over verdachte, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende ruim 2,5 maand schuldig gemaakt aan de handel van verschillende soorten harddrugs. Daarbij heeft zij op verschillende momenten tijdens deze periode amfetamine en heroïne, al dan niet tezamen met een ander, aanwezig gehad. Door aldus te handelen heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het drugscircuit en de vele daarmee gepaard gaande vormen van criminaliteit, waardoor de samenleving schade werd berokkend. Daarbij heeft verdachte tevens bijgedragen aan de instandhouding van het gebruik van verdovende middelen, terwijl algemeen bekend is dat harddrugs zeer schadelijk zijn voor de gezondheid.
Daarnaast heeft verdachte op 4 juli 2024 een vuurwapen voorhanden gehad in een woning. De rechtbank is van oordeel dat het ongecontroleerde bezit van wapens onaanvaardbare risicos met zich meebrengt te meer nu dit ook gepaard ging met de handel in drugs. Wapens worden gebruikt in het criminele circuit bij het plegen van ernstige strafbare feiten en vormen daardoor een ernstige bedreiging voor de veiligheid van de samenleving. Bij de rechtbank is de indruk ontstaan dat verdachte niet doordrongen is van de ernst van deze feiten en de gevaren die deze met zich meebrengen. De rechtbank rekent dit verdachte dan ook zwaar aan.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met de over verdachte opgemaakte reclasseringsrapporten. Uit het reclasseringsrapport van 4 december 2024 blijkt dat verdachte sinds 25 jaar kampt met een verslaving aan verschillende harddrugs. Verdachte heeft aangegeven gemotiveerd te zijn voor reclasseringstoezicht met als voorwaarden onder andere een klinische opname. De reclassering geeft aan hierover sceptisch te zijn, nu verdachte bij eerdere behandeling de hulpverlening heeft misleid.
Ter terechtzitting heeft mevrouw [naam] van de reclassering gepersisteerd bij het advies. Als aanvulling heeft zij naar voren gebracht dat zij niet weet wanneer er plek is voor verdachte in een kliniek en dat daarom het opnemen van overbruggingszorg als bijzondere voorwaarde van belang is.
Tot slot houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld is.
Op te leggen straf
Gelet op de aard, ernst en combinatie van de bewezen verklaarde feiten alsook de geldende oriëntatiepunten is een gevangenisstraf van aanzienlijke duur gerechtvaardigd. Gezien de problemen die spelen in het leven van verdachte en om herhaling van strafbare feiten te voorkomen, acht de rechtbank
het van belang dat verdachte hulp en ondersteuning krijgt. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven open te staan voor hulp. De rechtbank zal daarom wel een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Daarbij zal de rechtbank ook de bijzondere voorwaarde van overbruggingszorg opleggen, zoals door de verdediging verzocht.
Alles afwegend acht de rechtbank, een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, passend en geboden.

Inbeslaggenomen goederen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verbeurdverklaring van de in beslag genomen telefoon gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de in beslag genomen telefoon geen standpunt ingenomen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank verklaart de in beslag genomen telefoon vatbaar voor verbeurdverklaring, nu dit een voorwerp betreft met betrekking tot welke het feit is begaan.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden gedurende de proeftijd:
dat de veroordeelde zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Verslavingszorg Noord Nederland, [adres] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat veroordeelde zich, een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, laat opnemen in een nader te bepalen zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
dat veroordeelde meewerkt aan de door de reclassering te bepalen overbruggingszorg, totdat zij in een zorginstelling geplaatst kan worden;
dat veroordeelde zich, zolang de reclassering dat nodig vindt, laat behandelen door een nader te bepalen zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
dat veroordeelde zich, zolang de reclassering dat nodig vindt, verblijft in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
dat veroordeelde zich spant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
dat veroordeelde geen alcohol en drugs gebruikt en, zo vaak de reclassering dit nodig acht, meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest), ter controle van dit verbod.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten
behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde:
  • ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Verklaart verbeurdde onder verdachte in beslag genomen mobiele telefoon, te weten een Huawei (goednummer PL0100-2024131445-G1719144).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Spooren voorzitter, mr. R.B. Maring en mr. L. Potijk, rechters, bijgestaan door mr. J.R. Dijkstra griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 december 2024.
Mr. L. Potijk en mr. J.R. Dijkstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.