ECLI:NL:RBNNE:2024:5249

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
15 januari 2025
Zaaknummer
18-188041-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugshandel en vuurwapenbezit met gevangenisstraf

Op 24 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van drugshandel en het voorhanden hebben van vuurwapens. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 16 april 2024 tot en met 4 juli 2024 in Leeuwarden meermalen opzettelijk heeft gehandeld in verschillende soorten harddrugs, waaronder amfetamine, cocaïne, heroïne en GHB. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte op twee verschillende momenten vuurwapens voorhanden had, waaronder een omgebouwd gaspistool en een geladen pistool. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden. De rechtbank weegt zwaar dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat hij een bijdrage heeft geleverd aan de instandhouding van het drugscircuit, wat schadelijk is voor de samenleving. De verdachte heeft verklaard gemotiveerd te zijn voor een klinische behandeling, wat door de rechtbank in overweging is genomen bij de strafmotivering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/188041-24
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/066931-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 december in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 december 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.M.G. Wolffs, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door officier van justitie mr. L. Lübbers.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 16 april 2024 tot en met 4 juli 2024 te Leeuwarden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
(een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende Amfetamine en/of
(een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende GHB (Gammahydroxyboterzuur) en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of
(een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende heroïne en/of
(een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA (XTC), zijnde Amfetamine en/of GHB (Gammahydroxyboterzuur) en/of cocaïne en/of heroïne en/of MDMA (XTC)
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 16 april 2024 tot en met 4 juli 2024 te Leeuwarden,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
(op 16 april 2024) (netto) 68,15 gram amfetamine, in elk geval een materiaal bevattende amfetamine en/of (netto) 0,74 gram cocaïne, in elk geval een materiaal bevattende cocaïne en/of
(op 19 mei 2024) netto 8,40 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of
(op 4 juli 2024 in de woning [adres] ) 4,05 gram heroïne, in elk geval een materiaal bevattende heroïne en/of 13,08 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid bevattende cocaïne en/of
(op 4 juli 2024 in de woning [adres] ) netto 462,91 gram amfetamine en/of 31,25 gram (droge) amfetamine, in el geval een materiaal bevattende amfetamine en/of netto 178,25 gram
GHB (Gammahydroxyboterzuur), in elk geval een materiaal bevattende GHB (
Gammahydroxyboterzuur), (telkens) een materiaal bevattende Amfetamine en/of Cocaïne en/of heroïne en/of GHB (Gammahydroxyboterzuur), zijnde Amfetamine en/of Cocaïne en/of GHB (Gammahydroxyboterzuur) en/of heroïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 19 mei 2024 te Leeuwarden, op of nabij de [adres] , althans op de
openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Retay, type Pm, kaliber 9 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool (en/of revolver) en/of munitie van de categorie III van de Wet Wapens en munitie, te weten vier kogelpatronen. Type S&B, kaliber 9mm voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 4 juli 2024, althans in de periode 19 mei 2024 tot en met 4 juli 2024 te
Leeuwarden, in de woning [adres] alhier, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd Gaspistool, van het merk Ekol, type Jackal Dual, kaliber 9 mm met een bijbehorend patroonmagazijn, en aldus geschikt gemaakt voor het schieten met kogelpatronen, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool (en/of revolver),
voorhanden heeft gehad.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1, 2, 3 en 4.
Ten aanzien van het aanwezig hebben van de 8,40 gram amfetamine op 19 mei 2024 (feit 2), heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd, omdat geen sprake is van medeplegen.
Voor wat betreft het aanwezig hebben van de drugs op 16 april 2024 en 4 juli 2024 in de woningen [adres] en [adres] (feit 2), heeft de officier van justitie aangevoerd dat sprake is van medeplegen, gelet op het feit dat de drugs op beide data zijn aangetroffen op een plek waar verdachte gezamenlijk met anderen aanwezig was en zij gezamenlijk de drugs gebruikten en verhandelden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd op feit 1.
Voor wat betreft feit 2 heeft de raadsvrouw bepleit dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, met uitzondering van de 8,40 gram amfetamine die is aangetroffen op 19 mei 2024 en de 13,08 gram cocaïne die is aangetroffen op 4 juli 2024 in de [adres] . De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de 13,08 gram cocaïne afkomstig is van medeverdachte [medeverdachte] .
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 3 en 4. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte op 19 mei 2024 en 4 juli 2024 geen wetenschap heeft gehad van het vuurwapen en op 19 mei 2024 van de bijbehorende munitie en dat verdachte geen beschikkingsmacht heeft gehad over deze wapens. Bovendien kan het DNA van verdachte indirect op het wapen terecht zijn gekomen. Tot slot voert zij aan dat, zelfs bij direct contact met het wapen, niet kan worden vastgesteld wanneer verdachte het wapen zou hebben aangeraakt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 1, 2, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Bewijsmiddelen
Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 december 2024;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 juli 2024, opgenomen op pagina 169 e.v. van het dossier van Politie Eenheid Noord-Nederland, Criminaliteit interventiegroep (drugsteam), met proces-verbaalnummer 2024131544 d.d. 5 september 2024, inhoudend het relaas van verbalisant [naam] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juni 2024, opgenomen op pagina 310 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [naam] .
Bewijsoverweging
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij heeft gehandeld in cocaïne, heroïne en speed, maar niet in de andere in feit 1 ten laste gelegde drugs. De rechtbank acht de verklaring van verdachte op dit punt ongeloofwaardig, gelet op het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam] en de verklaring van getuige [naam] . Verbalisant [naam] stelt vast dat in diverse onderschepte telefoongesprekken termen worden gebruikt die binnen de drugsscene bekend staan als XTC en GHB. [naam] heeft verklaard dat verdachte ook handelde in GHB. De rechtbank acht derhalve de handel in alle in de tenlastelegging genoemde drugs wettig en overtuigend te bewijzen.
Ten aanzien van feit 2 (16 april 2024)
De rechtbank acht feit 2, voor zover dit ziet op 16 april 2024, wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Bewijsmiddelen
Nu verdachte feit 2, voor zover dit ziet op 16 april 2024, duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 december 2024;
een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 16 april 2024, opgenomen op pagina 487 van voornoemd dossier;
een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 23 april 2024, opgenomen op pagina 489 van voornoemd dossier;
een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 16 april 2024, opgenomen op pagina 490 van voornoemd dossier;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 17 mei 2024, opgenomen op pagina 491 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [naam] en [naam] ;
een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2024.05.07.092 (aanvraag 003) d.d. 16 mei 2024, opgenomen op pagina 497 van voornoemd dossier, opgemaakt door ing. [naam] op de door hem afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige;
een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2024.05.07.092 (aanvraag 002) d.d. 7 mei 2024, opgenomen op pagina 498 van voornoemd dossier, opgemaakt door ing. [naam] op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige;
een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2024.05.07.092 (aanvraag 001) d.d. 7 mei 2024, opgenomen op pagina 499 van voornoemd dossier, opgemaakt door ing. [naam] op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige.
Partiële vrijspraak
In feit 2, voor zover dit ziet op 16 april 2024, is -kortgezegd- ten laste gelegd het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine en cocaïne. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor het ten laste gelegde medeplegen, zodat verdachte slechts als pleger deze drugs voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van feit 2 (19 mei 2024)
De rechtbank acht feit 2, voor zover dit ziet op 19 mei 2024, niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte van dit deel van feit 2 zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Partiële vrijspraak
De ten laste gelegde 8,40 gram amfetamine is onder medeverdachte [medeverdachte] in beslag genomen. Verdachte zou daarvoor echter eveneens strafrechtelijk aansprakelijk kunnen zijn, indien het ten laste gelegde medeplegen bewezen kan worden. Hiervoor is vereist dat er tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] een voldoende nauwe en bewuste samenwerking op het voorhanden hebben van deze drugs is geweest. Hoewel verdachte ten tijde van het in beslag nemen van deze drugs in de nabijheid van medeverdachte [medeverdachte] was, oordeelt de rechtbank dat dit gegeven onvoldoende is om zonder meer van een nauwe en bewuste samenwerking te kunnen spreken mede gelet op de verklaring van [medeverdachte] dat zij deze drugs alleen voorhanden had, zodat verdachte moet worden vrijgesproken van dit deel van de tenlastelegging.
Ten aanzien van feit 2 (4 juli 2024, [adres] )
De rechtbank acht feit 2, voor zover dit ziet op 4 juli 2024 in de [adres] , wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juli 2024, opgenomen op pagina 371 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Op 4 juli 2024 werd de woning aan de [adres] te Leeuwarden betreden. Op de begane grond (woonkamer) werden verdachten [verdachte] en [medeverdachte] aangehouden.
Op de eettafel werd aangetroffen:
  • 1 koffiefilter, inhoudende kristalachtige stoffen, vermoedelijke crack cocaïne, bruto gewogen 13,12 gram;
  • 3 plastic zakjes, bruin, vermoedelijk inhoudende heroïne, bruto gewogen 2 gram;
  • 12 gripzakjes, bruin, vermoedelijke heroïne, bruto gewogen 0,34 gram per stuk;
  • 1 plastic zak, vermoedelijk inhoudende amfetamine, bruto gewogen 28 gram.
2. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 4 juli 2024, opgenomen op pagina 379 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Plaats: [adres] , Leeuwarden
Datum 4 juli 2024
Beslagene
Achternaam: [verdachte] Voornamen: [verdachte]
Volgnummer 1
Goednummer: PL0100-2024142655-1732537
Object Verdovende mid (Amfetamine) Totale hoeveelheid: 28 g Bijzonderheden Bruto gewicht
Volgnummer 3
Goednummer: PL0100-2024142655-1732543
Object Verdovende mid (Heroïne) Kleur: Bruin
Bijzonderheden 3 seal bags bruin poeder
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 4 juli 2024, opgenomen op pagina 381 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Plaats: [adres] , Leeuwarden Datum 4 juli 2024
Beslagene
Achternaam: [verdachte] Voornamen: [verdachte] Volgnummer 1
Goednummer: PL0100-2024142655-1732538
Object: Verdovende mid (Heroïne)
Bijzonderheden 12 zakjes a bruto 0.34 gram, 1 zak a 2.53 bruto gram
Volgnummer 3
Goednummer: PL0100-2024142655-1732552
Object: Verdovende mid (Cocaïne Crack)
Bijzonderheden: Koffiefilter met vermoedelijk cocaine/crack. Bruto 13.12 g
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 23 juli 2024, opgenomen op 408 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [naam] en [naam] :
Uniek voorwerp: AASB3387NL BVH Goednummer: 1732543
Object omschrijving: 3 mini gripzakjes welke aan de bovenzijde zijn
dichtgesmolten met daarin bruin poeder en brokjes gemengd met een kleine hoeveelheid witte brokjes. Netto gewicht: 0,50 gram
Uniek voorwerp: AASB3386NL BVH Goednummer: 1732538
Object omschrijving: 12 mini gripzakjes welke aan de bovenzijde zijn
dichtgesmolten met daarin bruin poeder en brokjes gemengd met een kleine hoeveelheid witte brokjes en 1 dichtgeknoopt kleurloos plastic zakje met daarin bruin poeder en brokjes gemengd met een kleine hoeveelheid witte brokjes.
Netto gewicht: 3,55 gram
Uniek voorwerp: AASB3384NL BVH Goednummer: 1732552
Object omschrijving: Een bruin koffiefilter en crèmekleurige brokjes los in de sealbag.
Netto gewicht: 3,28 gram
Uniek voorwerp: AASB3389NL BVH Goednummer: 1732537
Object omschrijving: Een open deel van een kleurloze sealbag waarop met blauw schrijvende stift 2 maal "30" is geschreven met daarin een
gripzak met blauwe en rode rand waarop met zwart schrijvende stift "10" is geschreven met daarin witte brokjes. Netto gewicht: 9,80 gram
5. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2024.07.10.114 (aanvraag 002), d.d. 11 juli 2024 opgemaakt door ing. [naam] , op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 407 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AASB3387NL
poeder en brokvormig, uit 0,50 gram
bevat heroïne
6. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2024.07.10.114 (aanvraag 003), d.d. 11 juli 2024 opgemaakt door ing. [naam] , op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 418 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AASB3386NL
poeder en brokvormig, uit 3,55 gram
bevat heroïne
7. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2024.07.10.114 (aanvraag 004), d.d. 11 juli 2024 opgemaakt door ing. [naam] , op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 420 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AASB3384NL
brokvormig, uit 3,28 gram
bevat cocaïne
8. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2024.07.10.114 (aanvraag 001), d.d. 11 juli 2024 opgemaakt door ing. [naam] , op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 419 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AASB3389NL
brokvormig, WIT, uit 9,80 gram; aantal
bemonsteringen in onderzoek: een
bevat cocaïne
9. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 december 2024, voor zover inhoudend: Op 4 juli 2024 was ik op de [adres] te Leeuwarden. Ik kwam daar wel vaker.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt vast dat op 4 juli 2024 in de woning [adres] te Leeuwarden op de eettafel 4,05 gram heroïne en 13,08 cocaïne is aangetroffen. De op de eettafel aangetroffen cocaïne betrof overigens andere cocaïne dan de cocaïne weggegooid door [medeverdachte] richting de poef. Ter terechtzitting van 10 december 2024 heeft verdachte verklaard dat hij op voornoemde datum aanwezig was op de [adres] en dat hij daar wel vaker kwam. Verder heeft verdachte verklaard dat hij geen wetenschap van deze aangetroffen drugs heeft gehad. De rechtbank stelt vast dat, nu verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zich op 4 juli 2024 in de voornoemde woning bevonden en de drugs hier open en bloot op de eettafel lagen, verdachte weet moet hebben gehad van de aanwezigheid van deze drugs en dat zij ook over deze drugs konden beschikken. Daarbij heeft de rechtbank tevens in acht genomen dat uit de in het dossier voorhanden zijnde observaties waaronder op 2 juli 2024 volgt dat de handel in gelijksoortige drugs zoals bewezen verklaard onder feit 1 tevens plaatsvond vanuit de [adres] . De rechtbank acht daarmee het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van voornoemde drugs wettig en overtuigend te bewijzen.
Ten aanzien van feit 2 (4 juli 2024, [adres] )
De rechtbank acht feit 2, voor zover dit ziet op 4 juli 2024 in de [adres] , wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Bewijsmiddelen
Nu verdachte feit 2, voor zover dit ziet op 4 juli 2024 in de [adres] , duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 december 2024;
een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 4 juli 2024, opgenomen op pagina 386 e.v. van voornoemd dossier;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 10 juli 2024, opgenomen op pagina 421 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [naam] en [naam] ;
4. een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2024.07.10.088 (aanvraag 001) d.d. 11 juli 2024, opgenomen op pagina 439 van voornoemd dossier, opgemaakt door ing. [naam] op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige;
5. een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2024.07.10.088 (aanvraag 002) d.d. 11 juli 2024, opgenomen op pagina 440 van voornoemd dossier, opgemaakt door ing. [naam] op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige.
Partiële vrijspraak
In feit 2, voor zover dit ziet op 4 juli 2024 in de [adres] , is -kortgezegd- ten laste gelegd het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine en GHB. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor het ten laste gelegde medeplegen, zodat verdachte slechts als pleger deze drugs voorhanden heeft gehad. Daarnaast is onvoldoende bewijs voorhanden dat verdachte GHB aanwezig heeft gehad. Uit onderzoek is gebleken dat de aangetroffen vloeistof GBL betrof zijnde een grondstof voor het maken van GHB en dus (nog) niet het verboden middel GHB, zodat verdachte ook van dit onderdeel zal moeten worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 mei 2024, opgenomen op pagina 139 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verbalisanten [naam] en
[naam] :
Op 19 mei 2024 zagen wij op de kruising [adres] [adres] te Leeuwarden een persoon staan. Ik, verbalisant [naam] , herkende dat dit de voor mij bekende [verdachte] was. Vervolgens reden wij over de [adres] .
Wij zagen op dat moment een persoon achter de flat van de [adres] met een fiets staan. Wij zagen dat deze persoon met de fiets wegliep in de richting van de achterzijde van de flat op de [adres] . Ik, verbalisant [naam] , hield deze persoon staande. Ik zag dat in de rechter fietstas een op een vuurwapengelijkend voorwerp lag. Ik, verbalisant [naam] , hoorde [naam] zeggen dat [verdachte] iets in haar fietstas had gestopt.
2. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 19 mei 2024, opgenomen op pagina 523 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Plaats: [adres] , Leeuwarden Datum: 19 mei 2024
Beslagene Achternaam: [naam] Voornamen: [naam]
Volgnummer 1
Goednummer: PL0100-2024131447-1719143
Object: Vuurwapen Merk/type: Retay Pm
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 11 juni 2024, opgenomen op pagina 527 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisant [naam] :
Wapenomschrijving 1:
Goednummer: PL0100-2024131447-1719143
Object: Vuurwapen (Pistool) Merk/type: Retay, PM Spooridentificatienr: AAQN7213NL Kaliber: 9mm Kort
Bijzonderheden: Omgebouwd gaspistool + patr.magazijn + munitie
Het inbeslaggenomen voorwerp is een semi-automatisch centraalvuur pistool geschikt om projectielen door een loop af te schieten. Derhalve is dit pistool een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
Wapenomschrijving 2:
Goednummer: PL0100-2024131447-1721696
Object: Munitie (Kogelpatroon) Aantal/eenheid: 4 stuks
Merk/typ: Sellier & Bellot, Volmantel Spoor identificatienr: AAQX4080NL
De hier beschreven kogelpatronen zijn afkomstig uit het patroonmagazijn dat zich in de
greep van het Retay pistool bevond. Het betreft vier (4) stuks centraalvuur kogelpatronen van het merk Sellier 4 Bellot (S&B) in het kaliber 9 millimeter Kort type volmantel, geschikt om een projectiel met behulp van een vuurwapen, onder andere het hier beschreven Retay pistool, af te schieten. Dit is munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal vooronderzoek lab d.d. 28 mei 2024, opgenomen op pagina 299 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisant [naam] :
Sporendragers
Goednummer: PL0100-2024131447-1719143 SIN: AAQN7213NL
Object: Vuurwapen Merk: Retay Pm
Veiliggestelde sporenSIN: AAQX4077NL
Relatie met SIN: AAQN7213NL
Plaats veiligstellen: Ruwe delen + trekker + onderzijde (achterzijde) slede
5. Een deskundigenrapport afkomstig van The Maastricht Forensic Institute, zaaknummer TMFI2024.2648,
d.d. 21 juni 2024, opgenomen op pagina 295 e.v. van voornoemd dossier, opgemaakt door dr. [naam] op de door hem afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend:
OnderzoeksmateriaalSIN Omschrijving
AAQX4077NL Bemonstering ruwe delen trekker + onderzijde (achterzijde) slede
Vergeleken DNA-profielen van personen
SIN
Persoon
REN911
Verdachte [verdachte]
Resultaat van het (vergelijkend) DNA-onderzoek
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van
celmateriaal
Ruwe delen + trekker
DNA-mengprofiel afkomstig
Verdachte [verdachte]
+ onderzijde
van minimaal vier donoren.
(achterzijde) slede
van wie zeker één man.
AAQX4077NL
Het DNA-mengprofiel is
geschikt voor vergelijkend
DNA-onderzoek.
Hypothese 1: de bemonstering bevat DNA van [verdachte] en drie onbekende personen. Hypothese 2: de bemonstering bevat DNA van vier onbekende personen.
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker (>1.000.000) wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
Bewijsoverweging
Voor een veroordeling voor het als pleger voorhanden hebben van een wapen of munitie is vereist dat de verdachte het wapen of de munitie bewust aanwezig had. De in de rechtspraak van de Hoge Raad in dit verband gebruikte aanduiding van een meerdere of mindere mate van bewustheid geeft aan dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen of de munitie, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad (vgl. HR 20 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP5992).
Hoewel verdachte ontkent dat bij hem enige bewustheid was van de aanwezigheid van het wapen, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat hij zulke bewustheid wel heeft gehad. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende. Het wapen en de bijbehorende munitie is aangetroffen in een fietstas van medeverdachte [naam] . [naam] heeft verklaard dat zij zag dat verdachte iets in haar fietstas stopte. Deze verklaring is consistent en gedetailleerd en acht de rechtbank derhalve betrouwbaar.
Bovendien wordt haar verklaring ondersteund door het deskundigenrapport. Uit het onderzoek blijkt dat de uitslag van het onderzoek extreem veel waarschijnlijker is als de bemonstering DNA bevat van verdachte, dan van vier onbekende personen. De rechtbank concludeert op basis van voornoemde dat het vuurwapen van verdachte is en dat verdachte het vuurwapen op 19 mei 2024 voorhanden heeft gehad.
Over het aantreffen van het DNA verklaart verdachte dat hij intiem contact had met medeverdachte [naam] en dat zijn DNA mogelijk op die manier op het wapen terecht is gekomen. De rechtbank stelt vast dat verdachte hiermee een mogelijk scenario voor secundaire overdracht van DNA schetst, maar de rechtbank acht dit scenario volstrekt ongeloofwaardig. Zij heeft hierbij acht geslagen op het feit dat het DNA van verdachte op meerdere plekken op het vuurwapen is aangetroffen, daarnaast heeft verdachte niet concreet gemaakt hoe die secundaire overdracht concreet zou moeten hebben plaatsgevonden en bevond verdachte zich in de nabije omgeving van [naam] ten tijde van het aantreffen van het vuurwapen. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde.
Partiële vrijspraak
In feit 3 is -kortgezegd- ten laste gelegd het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen. Met andere woorden: de rechtbank dient te beoordelen of verdachte het vuurwapen samen met medeverdachte [naam] voorhanden heeft gehad. Voor medeplegen is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte [naam] . De rechtbank is van oordeel dat daarvan geen sprake is geweest. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de verklaring van medeverdachte [naam] , die heeft verklaard dat zij niet wist dat verdachte een vuurwapen in haar fietstas had gestopt. Dit gegeven wordt naar het oordeel van de rechtbank ondersteund door het feit dat haar fietstas openstond ten tijde van haar aanhouding waardoor het vuurwapen zichtbaar was. De rechtbank acht het onaannemelijk dat zij haar fietstas open zou hebben gehad als zij had geweten dat daar een vuurwapen in lag. De rechtbank spreekt verdachte derhalve partieel vrij van het medeplegen.
Ten aanzien van feit 4
De rechtbank acht feit 4 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juli 2024, opgenomen op pagina 223 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisant [naam] :
Op 4 juli 2024 kreeg ik het verzoek te gaan naar de [adres] te Leeuwarden. Ik zag daar een op een vuurwapen gelijkend voorwerp liggen op de grond in een grijze tas.
2. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 4 juli 2024, opgenomen op pagina 384 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Plaats: [adres] , Leeuwarden Datum: 4 juli 2024
Beslagene
Achternaam: [verdachte] Voornamen: [verdachte]
Volgnummer 1
Goednummer: PL0100-2024177669-1732565
Object: Vuurwapen Merk/type: Onbekend
Volgnummer 2
Goednummer: PL0100-2024177669-1732564
Object: Vuurwapen (Patroonhouder) Merk/type: Onbekend Bijzonderheden: Patroonhouder
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juli 2024, opgenomen op pagina 225 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisant [naam] :
Met betrekking tot een inbeslaggenomen wapen kan ik het volgende voorlopig verklaren: Wapen: Gaspistool
Merk: Ekol
Model: Jackal Dual Kaliber: 9 mm PAK
Het wapen heeft een open loop waardoor in ieder geval een stof verschoten kan worden
middels scheikundige werking. Derhalve is dit pistool een vuurwapen als bedoeld in artikel 1 onder 3 gelet op artikel 2 lid 1 categorie III lid 1 van de Wet wapens en munitie. Bij het wapen is een patroonmagazijn aanwezig.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal vooronderzoek lab d.d. 15 juli 2024, opgenomen op pagina 307 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisant [naam] :
Sporendragers
Goednummer: PL0100-2024177669-1732565 SIN: AAQQ4O33NL
Object: Vuurwapen
Veiliggestelde sporenSIN: AARW7648NL
Relatie met SIN: AAQQ4033NL Plaats veiligstellen: Ruwe delen
5. Een deskundigenrapport afkomstig van The Maastricht Forensic Institute, zaaknummer TMFI2024.3311,
d.d. 2 augustus 2024, opgenomen op pagina 303 e.v. van voornoemd dossier, opgemaakt door dr. [naam] op de door hem afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend:
Ontvangen sporenmateriaalAARW7648NL Bemonstering ruwe delen
Tabel 2 Vergeleken DNA-profielen van personen
SIN
Persoon
REN911
Verdachte [verdachte]
Tabel 3 Resultaat van het (vergelijkend) DNA-onderzoek
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van
celmateriaal
Ruwe delen AARW7648NL
DNA-mengprofiel afkomstig van minimaal drie donoren, van wie zeker één man.
Het DNA-mengprofiel is geschikt voor vergelijkend
DNA-onderzoek.
Verdachte [verdachte]
Hypothese 1: de bemonstering bevat DNA van verdachte [verdachte] en twee onbekende personen. Hypothese 2: de bemonstering bevat DNA van drie onbekende personen.
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker (>1.000.000) wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 augustus 2024, opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
Op 4 juli 2024 was ik op de [adres] te Leeuwarden.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 11 juli 2024, opgenomen op pagina 73 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte] :
De grijze tas die op 4 juli 2024 is aangetroffen op de [adres] te Leeuwarden is van mij. Het vuurwapen dat daarin is aangetroffen heb ik erin gedaan.
Bewijsoverweging
Hoewel verdachte ontkent dat bij hem enige bewustheid was van de aanwezigheid van het vuurwapen, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat hij zulke bewustheid wel heeft gehad. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende. Het wapen is aangetroffen in een tas van medeverdachte [medeverdachte] op de [adres] te Leeuwarden. Verdachte was op dat moment ook in de woning. De rechtbank stelt op basis van het DNA-onderzoek vast dat het DNA van verdachte op het vuurwapen is aangetroffen. Op basis van voornoemde concludeert de rechtbank dat verdachte het vuurwapen op 4 juli
2024 voorhanden heeft gehad.
Verdachte verklaart dat hij intiem contact had met medeverdachte [medeverdachte] en dat zijn DNA mogelijk op die manier op het wapen terecht is gekomen. De rechtbank stelt vast dat verdachte hiermee een mogelijk scenario voor secundaire overdracht van DNA schetst, maar acht dit scenario ongeloofwaardig. De rechtbank heeft daarbij in overweging genomen dat verdachte reeds hetzelfde standpunt heeft ingenomen ten aanzien van het aangetroffen vuurwapen onder feit 3 en ook ten aanzien van het aangetroffen onderhavige vuurwapen in het geheel geen handen en voeten heeft gegeven over de wijze waarop secundaire overdracht in dit geval dan kan plaatsvinden via intiem contact. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1, 2, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat: 1.
hij in de periode van 16 april 2024 tot en met 4 juli 2024 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met
een ander, meermalen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt een hoeveelheid van een materiaal bevattende Amfetamine en
een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB (Gammahydroxyboterzuur) en een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en
een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (XTC),
zijnde Amfetamine en GHB (Gammahydroxyboterzuur) en cocaïne en heroïne en MDMA (XTC), telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 16 april 2024 tot en met 4 juli 2024 te Leeuwarden, alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
op 16 april 2024 netto 68,15 gram amfetamine en 0,74 gram cocaïne en
op 4 juli in de woning [adres] netto 462,91 gram amfetamine en 31,25 gram (droge) amfetamine en tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad,
op 4 juli 2024 in de woning [adres] 13,08 gram cocaïne en 4,05 gram heroïne, zijnde amfetamine, cocaïne en heroïne,
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 19 mei 2024 te Leeuwarden, op de openbare weg, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Retay, type Pm, kaliber 9 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en munitie van de categorie III van de Wet Wapens en munitie, te weten vier kogelpatronen, type S&B, kaliber 9mm voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 4 juli 2024, in de woning [adres] alhier, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd Gaspistool, van het merk Ekol, type Jackal Dual, kaliber 9 mm met een bijbehorend patroonmagazijn, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
3. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit
begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
4. medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1, 2, 3 en 4 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd
van drie jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, in combinatie met een voorwaardelijke straf waarbij de voorwaarden van de reclassering kunnen worden opgelegd.
Subsidiair heeft de verdediging verzocht - bij oplegging van een lange(re) onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan drie maanden - de zitting aan te houden, en de reclassering er zorg voor te laten dragen dat verdachte met spoed een opnameplek krijgt en de reclassering eventueel een aangepast plan te laten maken. De verdediging verzoekt daarbij om verdachte te schorsen vanaf het moment dat er plek is in de kliniek.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de reclasseringsrapportages over verdachte, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende ruim 2,5 maand schuldig gemaakt aan de handel van verschillende soorten harddrugs. Daarbij heeft hij op verschillende momenten tijdens deze periode amfetamine, cocaïne, heroïne en GHB, al dan niet tezamen met een ander, aanwezig gehad. Door aldus te handelen heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het drugscircuit en de vele daarmee gepaard gaande vormen van criminaliteit, waardoor de samenleving schade werd berokkend. Daarbij heeft verdachte tevens bijgedragen aan de instandhouding van het gebruik van verdovende middelen, terwijl algemeen bekend is dat harddrugs zeer schadelijk zijn voor de gezondheid.
Daarnaast heeft verdachte tot twee keer toe een vuurwapen voorhanden gehad, op 19 mei 2024 in een openbare ruimte en op 4 juli 2024 in een woning. Op 19 mei 2024 was dit wapen zelfs geladen. De rechtbank is van oordeel dat het ongecontroleerde bezit van wapens onaanvaardbare risicos met zich meebrengt te meer nu dit ook gepaard ging met de handel in drugs. Wapens worden gebruikt in het criminele circuit bij het plegen van ernstige strafbare feiten en vormen daardoor een ernstige bedreiging voor de veiligheid van de samenleving. Bij de rechtbank is de indruk ontstaan dat verdachte niet doordrongen is van de ernst van deze feiten en de gevaren die deze met zich meebrengen. De rechtbank rekent dit verdachte dan ook zwaar aan.
Persoonlijke omstandigheden
Voorts houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening met het feit dat verdachte eerder onherroepelijk voor Opiumfeiten en feiten uit de Wet Wapens en Munitie is veroordeeld. Deze eerder opgelegde straffen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw soortgelijke strafbare feiten te plegen. De rechtbank heeft daarnaast gelet op de over verdachte opgemaakte reclasseringsadviezen. Uit het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 14 november 2024
blijkt dat bij verdachte sprake is van psychische problematiek, waaronder PTSS en problematisch middelengebruik. Een eerdere opname in de kliniek in [plaatsnaam] , waar verdachte in het kader van zijn schorsing van de voorlopige hechtenis verbleef, stagneerde omdat het behandelaanbod niet voldoende aansloot bij zijn problematiek. Uit een aanvullende mail van de reclassering van 10 december 2024 blijkt dat verdachte inmiddels is aangemeld bij de Forensisch Psychiatrische Afdeling in [plaatsnaam] , waar een lange wachtlijst is. De reclassering heeft aanvullend geadviseerd om aan verdachte overbruggingszorg op te leggen, zodat hij zolang er geen plek is in de kliniek een plek heeft waar hij terecht kan. Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven gemotiveerd te zijn voor een klinische behandeling.
Op te leggen straf
Gelet op de geldende oriëntatiepunten, ernst van de feiten en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Wel geven de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het ingeschatte hoge recidiverisico aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Alles afwegend acht de rechtbank, een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, passend en geboden.
Gelet op de hoogte van het onvoorwaardelijke deel van voornoemde gevangenisstraf, ziet de rechtbank geen aanleiding om overbruggingszorg in de bijzondere voorwaarden op te nemen, noch de behandeling van de zaak aan te houden, zoals door de verdediging is verzocht.

In beslag genomen goederen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verbeurd verklaring van het in beslag genomen geld gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het in beslag genomen geld verzocht om teruggave aan verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat dit geld zijn vakantiegeld betreft en niet afkomstig was uit drugshandel. De raadsvrouw heeft het verzoek ondersteund met een bankafschrift waarop te zien is dat verdachte op 14 juni 2024 een bedrag van 350,00 heeft opgenomen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank verklaart het in beslag genomen geld vatbaar voor verbeurdverklaring, nu dit geld betreft dat aan verdachte toebehoort en dat door middel van het strafbare feit, te weten drugshandel, is verkregen. De verklaring van verdachte, dat het in beslag genomen geld vakantiegeld is, is niet aannemelijk geworden. De rechtbank heeft hierbij gelet op het tijdsverloop tussen het pinnen en het aantreffen van het geldbedrag en dat het aangetroffen geldbedrag niet overeenkomt met het gepinde geldbedrag.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij onherroepelijk vonnis van 14 augustus 2020 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 29 augustus 2020. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen. De proeftijd is op 18 januari 2023 verlengd met één jaar, tot 18 november 2024.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair betoogd dat de vordering dient te worden afgewezen gelet op het feit dat de voorwaardelijke veroordeling geruime tijd geleden - in 2020 - is opgelegd en de onderhavige tenlastegelegde feiten geen soortgelijke feiten betreffen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van haar vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf. In het dossier ontbreken zowel de schriftelijke vordering hiertoe als de dagbepaling. Uit vaste jurisprudentie volgt dat het ontbreken van deze schriftelijke stukken leidt tot niet-ontvankelijkheid.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden gedurende de proeftijd:
dat de veroordeelde zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Verslavingszorg Noord Nederland, [adres] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat veroordeelde zich gedurende een jaar, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, laat opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de reclassering. Aansluitend op de detentie werkt veroordeelde mee aan het vervoer door DV&O van de penitentiaire inrichting naar de zorginstelling. Veroordeelde werkt mee aan het opstellen van diagnostiek en de daaruit voorkomende behandeling. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
dat veroordeelde zich, zolang de reclassering dat nodig vindt, laat behandelen door een forensisch ambulante zorginstelling, of een soortgelijke zorgverlener, nog nader te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat veroordeelde, zolang de reclassering dat nodig vindt, verblijft in een instelling voor begeleid wonen of een maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem/haar heeft opgesteld;
dat veroordeelde geen drugs gebruikt en, zo vaak de reclassering dit nodig acht, meewerkt aan urineonderzoek, ter controle van dit verbod;
dat veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Verklaart verbeurdhet onder verdachte in beslag genomen geld, te weten een bedrag van 315,00 euro (goednummer PL0100-2024131544-1732519).

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.066931-20:

Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 18/066931-20.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Spooren voorzitter, mr. R.B. Maring en mr. L. Potijk, rechters, bijgestaan door mr. J.R. Dijkstra griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 december 2024.
Mr. L. Potijk en mr. J.R. Dijkstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.