Op 9 december 2024 vond een zitting plaats in de Rechtbank Noord-Nederland, waar de Noordelijke Fraudekamer zich boog over een grootschalig witwasonderzoek, bekend als Onderzoek Lenwe. Tijdens deze zitting waren zowel het openbaar ministerie als de verdediging aanwezig, en er waren procesafspraken gemaakt. De rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. J. van Bruggen, kon zich echter niet verenigen met de voorgestelde procesafspraken en besloot het onderzoek niet te sluiten, maar voor onbepaalde tijd te schorsen. De rechtbank benadrukte dat zij niet gebonden is aan de procesafspraken en dat de beoordeling van de zaak pas definitief kan plaatsvinden na een inhoudelijke behandeling.
De zitting werd gekenmerkt door een langdurig proces met een internationale component, waarbij de officier van justitie de complexiteit van de zaak uiteenzette. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.W. Flokstra, verklaarde achter de procesafspraken te staan, maar de rechtbank gaf aan dat de voorgestelde strafafdoening niet in verhouding stond tot de ernst van de feiten. De rechtbank schorste het onderzoek en stelde een nieuwe zitting in het vooruitzicht om de voortgang van de zaak te bespreken. De beslissing van de rechtbank om het onderzoek te schorsen, werd genomen met inachtneming van de onderlinge verwevenheid van de zaken tegen de medeverdachten, die ook aan de orde waren in deze zitting.