ECLI:NL:RBNNE:2024:5188

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
18-311717-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een meerderjarige verdachte voor seksueel misbruik van zijn halfzusje onder toepassing van het jeugdstrafrecht

Op 24 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een inmiddels meerderjarige verdachte, die als jongen van 12 tot 15 jaar oud seksueel misbruik heeft gepleegd op zijn halfzusje. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ontuchtige handelingen heeft verricht, maar sprak hem vrij van de beschuldigingen van seksueel binnendringen. De rechtbank legde de verdachte een werkstraf op van 30 uren, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie van 15 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De zaak kwam aan het licht na aangiften van de slachtoffers, die destijds minderjarig waren. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van de slachtoffers beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de zwaardere beschuldigingen. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij pornografische beelden aan zijn halfzusjes en halfbroertje heeft getoond en dat hij zich mogelijk heeft afgetrokken in hun bijzijn. De rechtbank heeft rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte ten tijde van de feiten en zijn huidige persoonlijke omstandigheden, waaronder een verbeterde leefsituatie. De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, wat heeft geleid tot een lagere strafmaat.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.311717.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 december 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 december 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Andonovski, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 14 oktober 2008 tot en met 14 oktober 2010 te [plaats] , gemeente Dantumadeel, althans in Nederland, met [slachtoffer 1] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
- het brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] ;
2
hij in of omstreeks de periode van 11 april 2008 tot en met 25 februari 2010 te [plaats] , gemeente Dantumadeel, althans in Nederland, met [slachtoffer 2] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten
  • het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 2] , en/of
  • het brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 2] , en/of
  • het brengen van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer 2] ;
3
hij in of omstreeks de periode van 11 april 2008 tot en met 11 april 2011 te [plaats] , gemeente Dantumadiel, althans in Nederland, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2004, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
  • het door die [slachtoffer 2] betast worden bij zijn penis, en/of
  • het door die [slachtoffer 2] afgetrokken worden, en/of
  • het betasten van de vagina van die [slachtoffer 2] , en/of
  • het in de aanwezigheid van die [slachtoffer 2] zichzelf aftrekken, en/of
  • het aanzetten tot het plaatsen van een douchekop (met werkende straal) op de (eigen) geslachtsdelen van die [slachtoffer 2] en/of (vervolgens) het gedurende enige tijd vasthouden van die douchekop op die geslachtsdelen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van aangeefsters [verdachte] en [slachtoffer 2] betrouwbaar en geloofwaardig zijn. De verklaringen van beide aangeefsters ondersteunen elkaar. Daarnaast vinden de verklaringen steun in de rapporten van de Raad van de Kinderbescherming (2011), Fier Fryslân (2013) en
Jeugdhulp Friesland (2013) (hierna: de rapporten). Uit die rapporten blijkt dat er destijds al vermoedens waren van seksueel misbruik en dat aangeefster [slachtoffer 2] destijds onder andere aan haar toenmalige pleegouders heeft verteld over seksuele handelingen. Verdachte heeft tevens een aantal seksuele handelingen bekend.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken.
Primair heeft de raadsvrouw betoogd dat het dossier onvoldoende wettig bewijs bevat. Alle verklaringen in het dossier zijn terug te voeren op hetgeen de aangeefsters hebben verteld en er is geen of onvoldoende steunbewijs. Daarnaast kunnen de verklaringen van beide aangeefsters over en weer niet dienen als schakelbewijs, omdat daaruit niet blijkt dat het handelen van verdachte bij verschillende feiten op essentiële punten overeenkomt.
Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat er onvoldoende overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen. De betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefsters kan niet inhoudelijk worden getoetst, omdat zij pas jaren na de vermoedelijke pleegdata aangifte hebben gedaan en er niet valt uit te sluiten dat de verklaringen tot stand zijn gekomen door vooroverleg.
Oordeel van de rechtbank
Overwegingen
Verdachte wordt verweten dat hij met zijn zusje en halfzusje in de jaren 2008 tot en met 2011 ontuchtige handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam. De rechtbank merkt op dat het in zedenzaken zaken veelal gaat om feiten die zich in het verborgene hebben afgespeeld en waarbij het vooral zo is dat het woord van aangever tegen dat van de verdachte staat. Dat geldt ook in deze zaak, waarbij het tijdsverloop sinds de tenlastegelegde feiten ook nog eens aanzienlijk is. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verklaringen van aangeefster [verdachte] en aangeefster [slachtoffer 2] betrouwbaar zijn, en of deze verklaringen voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Betrouwbaarheid van de verklaringen
De rechtbank dient de betrouwbaarheid van de verklaringen te beoordelen aan de hand van criteria als consistentie (geen innerlijke tegenstrijdigheden) en authenticiteit (echtheid; oorspronkelijkheid). In haar beoordeling betrekt de rechtbank de volgende overwegingen.
Beide aangeefsters verklaren consequent en gedetailleerd over het vermeende seksueel misbruik. Zij verklaren eensluidend over de plaats van het misbruik: in de woonkamer, badkamer en slaapkamer van het huis waar het gezin destijds woonde. Er waren destijds zoals op te maken valt uit de rapporten, vermoedens dat zowel aangeefster [slachtoffer 2] als aangeefster [verdachte] seksueel werden misbruikt door verdachte. Uit deze rapporten blijkt verder dat aangeefster [slachtoffer 2] destijds onder andere haar pleegouders al heeft verteld over seksueel misbruik door verdachte. Verdachte bevestigt de door aangeefsters geschetste situatie in het ouderlijk huis waar aangeefsters, hun jongere (half)broertje en verdachte op initiatief van verdachte naar pornofilmpjes op de computer moesten kijken en de situatie dat ze met zijn vieren onder de douche gingen zonder aanwezigheid van de ouders.
Op basis van het voorgaande acht de rechtbank zowel de verklaring van aangeefster [verdachte] als de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] betrouwbaar en daarmee bruikbaar voor het bewijs.
Bewijsminimum
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte een ten laste gelegd feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige, oftewel in deze zaak alleen op grond van hetgeen één van de aangeefsters heeft verklaard. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Daarbij geldt wel dat deze bepaling betrekking heeft op de bewezenverklaring als geheel en niet vereist dat elk aspect van de bewezenverklaring door meer dan één bewijsmiddel wordt ondersteund.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat het zedendelict als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van het slachtoffer op onderdelen voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Vrijspraak feit 1, feit 2 en gedachtestreepje 3 van feit 3
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende steunbewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen voor het seksueel binnendringen van beide aangeefsters, en zal verdachte vrijspreken van - kort gezegd de feiten 1 en 2.
Weliswaar beschikt de rechtbank over de verklaringen hierover van aangeefsters, maar ander bewijs is er niet. Verdachte heeft het seksueel binnendringen ontkend. De rapporten kunnen ook geen steun bieden, omdat zij enkel
vermoedensbevatten van seksueel misbruik en er dus niet uit kan worden afgeleid dat er sprake is geweest van seksueel binnendringen. Dat geldt ook voor hetgeen uit de rapporten blijkt van wat aangeefster [slachtoffer 2] destijds aan de pleegouders heeft verteld. Tot slot kan ook de verklaring van getuige [naam] niet als steunbewijs dienen, omdat de bron van zijn verklaring aangeefster [verdachte] is.
Onder omstandigheden kunnen verklaringen van aangevers of getuigen elkaar niettemin ondersteunen als daaruit blijkt dat de handelwijze van verdachte op essentiële punten overeenkomt. Hoewel de rechtbank de verklaringen van beide aangeefsters betrouwbaar vindt, is de rechtbank van oordeel dat deze verklaringen geen ondersteuning aan elkaar kunnen bieden in voornoemde zin. Uit de afgelegde verklaringen van aangeefster [verdachte] en aangeefster [slachtoffer 2] volgt dat zij niet over en weer het seksueel binnendringen bij elkaar hebben waargenomen. De rechtbank is voorts van oordeel dat uit de verklaringen van beide aangeefsters te weinig essentiële of kenmerkende gelijkenissen in het handelen van verdachte zijn af te leiden, zodat deze verklaringen niet onderling als schakelbewijs en daarmee als steunbewijs kunnen dienen. Bovendien is er sprake van aanzienlijk tijdsverloop. De verklaringen betreffen gedragingen die 13 tot 16 jaar geleden zouden hebben plaatsgevonden. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het dossier ten aanzien van het seksueel binnendringen van zowel aangeefster [verdachte] als aangeefster [slachtoffer 2] onvoldoende steunbewijs bevat.
Met betrekking tot het derde gedachtestreepje van feit 3 - het betasten van de vagina van aangeefster [slachtoffer 2] - zal de rechtbank verdachte vrijspreken. Uit de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] kan de rechtbank namelijk niet afleiden of verdachte haar vagina heeft betast. Uit het dossier en hetgeen op zitting is besproken blijkt evenmin dat verdachte deze handeling bij aangeefster heeft verricht. De
rechtbank zal verdachte ten aanzien van dit onderdeel van de tenlastelegging dan ook vrijspreken.
Veroordeling feit 3
Ten aanzien van de ontuchtige handelingen met aangeefster [slachtoffer 2] stelt de rechtbank het volgende vast. Op 8 februari 2023 heeft aangeefster [slachtoffer 2] aangifte jegens verdachte gedaan. Zij heeft onder meer verklaard dat zij samen met haar halfzus en broertje naar porno moest kijken van verdachte. Aangeefster [slachtoffer 2] heeft daarnaast verklaard dat zij verdachte heeft moeten aftrekken toen zij samen in bed lagen in de slaapkamer op de bovenverdieping. Verder heeft zij verklaard dat zij samen met verdachte, haar halfzus en broertje in de douche moesten gaan zitten. Hier moesten zij van verdachte enige tijd een douchekop tegen hun geslachtsdelen houden. Het seksueel misbruik is volgens aangeefster [slachtoffer 2] gestopt toen zij in 2011 uit huis werden geplaatst.
Op 21 maart 2023 heeft aangeefster [verdachte] ook aangifte van seksueel misbruik door verdachte gedaan. Ook zij heeft verklaard dat verdachte haar samen met haar halfzusje en -broertje heeft verplicht om porno te kijken. Volgens aangeefster [verdachte] heeft verdachte zich tijdens die gebeurtenissen afgetrokken in hun bijzijn. Met betrekking tot de gebeurtenis in de douche heeft zij eveneens gedetailleerd verklaard. Aangeefster [verdachte] was getuige van deze seksuele handelingen en haar verklaring komt grotendeels overeen met de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] .
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter zitting bekend dat hij pornografische beelden aan zijn jongere halfbroertje en (half)zusjes heeft getoond. Verdachte heeft verklaard dat het kan zijn dat de andere kinderen hem zich tijdens die gebeurtenissen hebben zien aftrekken. Daarnaast heeft verdachte bij de politie verklaard dat het zou kunnen dat aangeefster [slachtoffer 2] hem heeft afgetrokken. Verdachte heeft verklaard dat dit boven in de slaapkamer heeft plaatsgevonden. De seksuele handelingen met de douchekop heeft verdachte stellig ontkend. Zowel aangeefster [slachtoffer 2] als aangeefster [verdachte] hebben echter gedetailleerd over deze gebeurtenis verklaard waar zij beide bij aanwezig waren. Bovendien heeft verdachte bevestigd dat hij samen met zijn halfbroertje en (half)zusjes onder de douche is geweest. Met zijn verklaring plaatst verdachte zich op de specifieke plaatsen waar de feiten zich volgens de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] en de verklaring van aangeefster [verdachte] hebben afgespeeld.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat de verklaring van verdachte en de verklaring van aangeefster [verdachte] steun bieden aan de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] . Door die omstandigheid staat de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] niet op zichzelf, maar wordt deze ingebed in een concrete context. De rechtbank acht gelet op het voorgaande het onder 3 ten laste gelegde feit, met uitzondering van het derde gedachtestreepje, wettig en overtuigend bewezen.
Conclusie
De rechtbank acht feit 1 en 2 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. Wel acht de rechtbank feit 3 (gedeeltelijk) wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 12 december 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik porno heb laten zien aan mijn (half)zusjes en halfbroertje. Het kan voorgekomen zijn dat zij hebben gezien dat ik mijzelf heb afgetrokken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 februari 2023, opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN 2022340507 en 202311026 d.d. 21 november 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
A: Hij (
de rechtbank begrijpt: [verdachte]) zette drie stoelen voor de computer, hij zette porno aan. A: We waren in de slaapkamer. Ik moest hem aftrekken.
A: We waren met zijn vieren in de badkamer. Fernando pakte de douchekop en we moesten de sproeikop tegen ons geslachtsdeel houden. De douche was aan. Dan moesten we daarmee doorgaan tot we moesten plassen.
V: Hoe oud was jij toen?
A: Ik ben op mijn zevende uit huis geplaatst. Tussen mijn vierde en zevende is het vaker gebeurd. V: Waar is het gebeurd?
A: [plaats] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 21 maart 2023, opgenomen op pagina 77 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Hij (
de rechtbank begrijpt: [verdachte] )zette porno op, waar [naam] en [naam] en ik bij waren. Hij ging zichzelf aftrekken. In de badkamer waren we met [naam] , ik en [naam] . We moesten de douchekop op ons geslachtsdeel houden tot we moesten plassen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 16 november 2023, opgenomen op pagina 129 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Gingen jullie wel eens met zn allen onder de douche? A: Ja dat wel.
V: [naam] verklaarde over seksuele handelingen door jou. Die zij moest ondergaan en moest doen. A: Aftrekken misschien.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 11 april 2008 tot en met 11 april 2011 te [plaats] met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2004, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
  • het door die [slachtoffer 2] betast worden bij zijn penis, en
  • het door die [slachtoffer 2] afgetrokken worden, en
  • het in de aanwezigheid van die [slachtoffer 2] zichzelf aftrekken, en
  • het aanzetten tot het plaatsen van een douchekop met werkende straal op de eigen geslachtsdelen van die [slachtoffer 2] en vervolgens het gedurende enige tijd vasthouden van die douchekop op die geslachtsdelen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen jeugddetentie. Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie er rekening mee gehouden dat de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat gelet op het tijdsverloop, de destijds jeugdige leeftijd van verdachte, de moeilijke thuissituatie en zijn huidige persoonlijke omstandigheden een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel passend zou zijn. Indien de rechtbank die afdoening niet passend vindt, heeft de raadsvrouw oplegging van een taakstraf bepleit. Zij heeft aangevoerd dat de eis van de officier van justitie gematigd dient te worden. De feiten dateren van 13 tot 16 jaar geleden en inmiddels heeft verdachte zijn leven goed op orde. Daarnaast heeft de raadsvrouw betoogd dat de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van
de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft als jongen - destijds van 12 tot 15 jaar oud - seksueel misbruik gemaakt van zijn halfzusje [naam] . Zij was toen 4 tot 7 jaar oud. Verdachte heeft op meerdere momenten en tijdens meerdere gelegenheden ontuchtige handelingen met haar gepleegd. Hiermee heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn halfzusje. Verdachte heeft haar misbruikt, terwijl zij in een onveilige gezinssituatie opgroeide en heeft daarmee haar gevoel van onveiligheid versterkt. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke feiten langdurige en ernstige schade kunnen toebrengen aan de geestelijke gezondheid van de slachtoffers. De impact die het misbruik heeft gehad, heeft ze op indringende wijze kenbaar gemaakt door haar slachtofferverklaring. Nog altijd ervaart [naam] veel hinder van wat verdachte met zijn handelen teweeg heeft gebracht. De rechtbank acht het bewezen verklaarde feit dan ook een zeer ernstig feit en rekent dit verdachte aan. Daarnaast vindt de rechtbank het kwalijk dat verdachte tot op de dag van vandaag geen volledige verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen en derhalve zijn halfzusje geen volledige erkenning heeft gegeven voor wat haar is overkomen.
Persoon van de verdachte
Naast de ernst van de feiten houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit de justitiële documentatie van 24 oktober 2024 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft daarnaast gelet op het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 23 oktober 2024. Uit het rapport blijkt dat verdachte is opgegroeid in een gezin waar sprake was van pedagogische en affectieve verwaarlozing. Verdachte is mede om die reden op vijftienjarige leeftijd uit huis geplaatst. Destijds is bij verdachte een hechtingsstoornis, een cognitieve beperking en een stoornis in het autismespectrum vastgesteld. Uit het rapport van de reclassering blijkt verder dat verdachte zijn leven inmiddels goed op orde heeft. Verdachte heeft inkomen, een baan en een woning. De reclassering schat het risico op recidive in als laag. Verdachte beschikt over beschermende factoren en is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank acht verder het volgende van belang. Uit het dossier en hetgeen op zitting is besproken, is gebleken dat ook verdachte is opgegroeid in een onveilige gezinssituatie. De vier kinderen in het gezin groeiden op bij een moeder die kampte met psychiatrische problematiek en een verstandelijke beperking. In het gezin was sprake van verwaarlozing en pedagogische onmacht. Moeder kon geen grenzen stellen en het ontbrak thuis aan duidelijke regels. De vele problematiek heeft er uiteindelijk toe geleid dat alle kinderen uit huis zijn geplaatst. Bij de beoordeling van het handelen van verdachte heeft de rechtbank oog voor de situatie waarin hij, zo jong als hij toen nog was, is opgegroeid.
De rechtbank ziet in de door de reclassering beschreven problematiek van verdachte en de opvoedingssituatie waarin verdachte is opgegroeid, aanleiding om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. De rechtbank concludeert dan ook dat het feit in verminderde mate aan verdachte is toe te rekenen en zal hiermee rekening houden bij het bepalen van de straf.
Op te leggen straf
Ondanks dat verdachte inmiddels 28 jaar oud is, is het jeugdstrafrecht van toepassing omdat hij ten tijde van het begaan van het strafbaar feit minderjarig was. De rechtbank moet bij de strafbepaling uitgaan van een jongen die toen het bewezenverklaarde feit plaatsvond, 12 tot 15 jaar oud was.
Gelet op de ernst van het feit, de opvoedingssituatie waarin verdachte het bewezenverklaarde feit heeft begaan, de jeugdige leeftijd die verdachte toen had en de huidige persoonlijke omstandigheden van verdachte is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf de enige passende afdoening is. De door de raadsvrouw bepleite afdoening met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de ernst en de gevolgen van het feit.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen jeugddetentie passend en geboden is. Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat het feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 63, 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg en 247
(oud)van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 30 (dertig) uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 15 (vijftien) dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Dijkstra, voorzitter, mr. H.C.L. Vreugdenhil en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. R.D. Ensel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 december 2024.
Mr. M. van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.