ECLI:NL:RBNNE:2024:5182

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
18-130459-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in vereniging en voorhanden hebben van verboden vuurwapens

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 24 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2000, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld in vereniging en het voorhanden hebben van verboden vuurwapens. De verdachte werd beschuldigd van het afnemen van een mobiele telefoon en een televisie van het slachtoffer, waarbij geweld werd gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte op 16 maart 2024 in de woning van het slachtoffer in [plaats] is binnengekomen, hem heeft bedreigd met een vuurwapen en vervolgens de goederen heeft weggenomen. De verdachte is ook beschuldigd van het voorhanden hebben van twee vuurwapens op 19 april 2024 in Leeuwarden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer voor immateriële schade, maar de materiële schade werd niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende onderbouwing. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsmisdrijven en het ongecontroleerde bezit van vuurwapens, en de rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor de bewezen feiten.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-130459-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 december 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 december 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. Albayrak, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D.P. Menting.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 16 maart 2024 te [plaats] , binnen de gemeente Súdwest-Fryslân, in de woning gelegen aan de [adres] alhier, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
  • een televisie (flatscreen), merk Hisense Q Led, 50 inch en/of
  • een telefoon merk Samsung A52 5g,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een persoon genaamd [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • bij die woning aan te bellen en/of (vervolgens)
  • toen de deur van de woning werd geopend door die [slachtoffer] - die [slachtoffer] tegen het lichaam te duwen, althans in die woning te duwen en/of (vervolgens)
  • die [slachtoffer] meermalen in het gezicht te slaan en/of te stompen en/of (vervolgens)
  • de mobiele telefoon (merk Samsung, inclusief hoesje) uit de hand van die [slachtoffer] te pakken en/of te trekken en/of (vervolgens)
-toen die [slachtoffer] probeerde zijn telefoon terug te pakken- een klap met een vuurwapen tegen de slaap, althans in het gezicht van die [slachtoffer] te geven, althans met een vuurwapen tegen de slaap, althans in het gezicht te slaan en/of (vervolgens)
  • een vuurwapen op een afstand van ongeveer twee meter - op de borst, althans het lichaam van die [slachtoffer] te richten en/of
  • een televisie(flatscreen) los te koppelen en/of (vervolgens)
  • met de mobiele telefoon en/of die televisie (flatscreen) de woning te verlaten en/of er met genoemde goederen in een auto vandoor te gaan;
2
hij op of omstreeks 19 april 2024 te Leeuwarden, in of nabij de woning [adres] en/of in de kelderbox behorende bij die woning, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd (alarm)pistool, van het merk Retay, type G19, kaliber 9 mm (kort), zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en/of geschikt gemaakt voor het afschieten van kogelpatronen 9 mm en/of tien centraalvuur kogelpatronen van het merk Prvi Partizan, kaliber 9 mm (kort) zijnde munitie van de categorie III Wet wapens en munitie en/of 50 stuks knalpatronen , merk PA Knal, kaliber 9 mm , zijnde munitie van de categorie III Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 19 april 2024 te Leeuwarden, in of nabij de woning [adres] en/of in de kelderbox behorende bij die woning, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd (gas)revolver, van het merk BBM, type Olympic 38, kaliber .22 zijnde een vuurwapen in de vorm van revolver geschikt gemaakt voor het verschieten van kogelpatronen kaliber.22 Long Rifle en/of acht kogelpatronen van het merk CCI, kaliber .22 Long Rifle, type Lead RoundNose, zijnde munitie van de categorie III Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1, 2 en 3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1. Hij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat uit de mastgegevens blijkt dat de telefoon van verdachte een gsm-mast in Leeuwarden aanstraalde, wat maakt dat hij ten tijde van de overval niet in de woning van aangever in [plaats] kan zijn geweest.
Daarbij blijkt uit de verklaringen van aangever [slachtoffer] en getuige [naam] dat zij er niet zeker van zijn dat verdachte de man is geweest die zij die dag hebben gezien.
Voorts heeft het DNA-onderzoek naar de aangetroffen sporen op de telefoonhoes uitgewezen dat het slechts 155.000 keer waarschijnlijker is dat verdachte donor is van het DNA-materiaal, dan wanneer hij geen donor is, terwijl volgens het NFI bij het DNA-onderzoek naar de vuurwapens sprake is van meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker. Ook zou er meer dan een relatief kleine hoeveelheid DNA van verdachte moeten zitten op de telefoonhoes als hij de telefoon van aangever meerdere keren zou hebben afgepakt en daarna deze uit de hoes zou hebben gehaald.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 maart 2024, opgenomen op pagina 154 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN1R024021 d.d. 15 oktober 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op 16 maart ging de deurbel van de [adres] te [plaats] . Ik zag toen die [naam] en een Antilliaan die ik niet kende voor de deur staan. [naam] zei dat ik zijn naam door had gegeven bij de politie. Ik zei dat dit niet zo was. Bij elke ontkenning gaf hij mij een klap in het gezicht. Toen pakte die Antilliaan mijn telefoon af. Ik stond op om die telefoon van die Antilliaan af te pakken en toen kreeg ik een klap met het vuurwapen in mijn gezicht. Deze klap kreeg ik van de Antilliaan. Toen zag ik dat [naam] de tv loskoppelde van de kabels en de tv meenam. Vervolgens gingen ze naar buiten en stapten ze in een auto.
V: Wie is [naam] ? A: [naam]
Ik ontkende dat ik zijn naam bij de politie had genoemd. Toen kreeg ik een klap in mijn gezicht. [naam] sloeg mij met zijn vlakke hand in mijn gezicht. Toen ontkende ik weer en kreeg ik weer een klap. Zo ging dat vier of vijf keer achter elkaar. Op een gegeven moment pakte die donkere jongen mijn telefoon af. Die wilde ik toen terugpakken. Ik had hem in mijn handen. Die jongen pakte hem toen weer terug en ik kreeg een klap met dat vuurwapen in mijn gezicht. Hij sloeg mij met het handvat van het vuurwapen tegen de linkerkant van mijn gezicht ter hoogte van mijn slaap.
V: na die klap wat gebeurde er toen?
A: Ik ben weer gaan zitten, omdat ik schrok. Toen richtte die donkere jongen dat wapen op mijn borst en zei dat ik moest blijven zitten. Toen begon [naam] de tv los te koppelen van de kabeltjes. [naam] zei tegen die jongen dat hij die tv in de auto moest leggen.
V: Wat is er nu vandaag bij jou weggenomen? A: Mijn mobiele telefoon en mijn televisie.
V: Wat voor telefoon heb je?
A: Een Samsung Galaxy A52 5G, zwarte. V: Wat voor televisie heb je?
A: Een Hisense 50 inch Qled.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d.
24 mei 2024, opgenomen op pagina 705 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
V: Met wie reed jij naar [plaats] ? A: Met [naam]
V: En met wie nog meer?
A: Met die [naam] . [naam] . Dat is hoe ik hem ken. V: Wat gebeurde er in [plaats] ?
A: Ik weet dat zij naar binnen gingen.
V: Waar gingen ze naar binnen?
A: Bij een huis. Ik zag ze naar binnen gaan.
V: Hoe komen ze naar buiten, hadden zij iets bij zich?
A: Een tv. [naam] zei dat hij niet kon betalen en dat ze de tv meenamen. De tv kwam in eerste instantie in mijn auto en werd later meegenomen door [naam] .
V: Gingen [naam] en [naam] samen naar binnen? A: Ja.
V: We kunnen zien dat jouw telefoon op 16 maart 2024 een tijd stil heeft gestaan ter hoogte van de [adres] te Leeuwarden. Waarom stopte je daar?
A: Dat is de wijk waar wij [naam] hebben opgehaald.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
10 oktober 2024, opgenomen op pagina 77 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Tapgesprekken 16 maart 2024 (dag van de overval) 15:50 uur
[naam] vraagt aan [naam] of hij (hiermee doelt hij vermoedelijk op [slachtoffer] ) heeft gezongen bij de politie. [naam] zegt tegen [naam] dat hij had gehoord dat hij daar was geweest en dat zijn tv en zijn telefoon zijn meegenomen.
Datum : 16-03-2024 15:50:32.
Gebelde: [nummer] Tnv: [naam]
NNM7972: [slachtoffer] Heeft hij gezongen.
: Hoe bedoel je?
NNM7972: (schreeuwt) Bij de wouten
: Uh bij de wouten uuh dat weet ik niet, wattan
NNM7972: Je zei net: Ik weet het en dit en dat. Je had nog wat gehoord.
: Uh dat jij daar was uuhh geweest. NNM7972: Wat heeft hij allemaal gezegd
: Hij heeft uuhh gezegd uuh dat zijn TV weg was en zijn telefoon.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
18 maart 2024, opgenomen op pagina 247 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van [naam] en [naam] :
Toen we uitlegden dat er met zijn telefoon was gebeld en dat wij niet vermoedden dat hij er iets mee te maken had, gaf [naam] aan dat [slachtoffer] helemaal overstuur bij hem was gekomen. Hij had geen telefoon meer en daarom had [slachtoffer] de politie gebeld met zijn telefoon. [naam] gaf aan dat [slachtoffer] met de politie had gesproken over [naam] en dat hij dat beter niet had kunnen doen. Dat nu zijn telefoon en tv waren gestolen door [naam] en nog een donkere jongen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d.
19 april 2024, opgenomen op pagina 654 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Waar verblijf je naast je eigen woning?
A: Ja, bij mijn moeder op de [adres] te Leeuwarden.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
21 maart 2024, opgenomen op pagina 320 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
[naam] heeft aangifte gedaan tegen [naam] . Zij spreekt over een [naam] (fon). Op 16 maart 2024 werd [naam] aangehouden in verband met de diefstal met geweld. Bij hem werd een gsm aangetroffen die in beslag genomen werd. In deze telefoon spreekt [naam] over een [naam] en hier staat een telefoonnummer aan gekoppeld. Dit betreft [nummer] . Dit nummer blijkt gekoppeld aan een terugbelverzoek.
TEL + [nummer] PARTIJ [verdachte] [geboortedatum] .
Bij het zoeken naar [verdachte] van [geboortedatum] /2000 kom ik uit op: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] /2000 te Curaçao en woonachtig [adres] te Leeuwarden.
Ik vermoed dat genoemde [verdachte] de persoon is die door [naam] wordt genoemd.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] [plaats] ) d.d. 26 maart 2024, opgenomen op pagina 364 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
[slachtoffer] had een hoesje om zijn telefoon. Dit telefoonhoesje is door de daders van de telefoon verwijderd en teruggegeven aan [slachtoffer] . [slachtoffer] vertelde dat hij zag dat de twee daders geen handschoenen droegen tijdens het incident. Op de tafel voor [slachtoffer] zag ik een telefoonhoes liggen. Door mij is deze telefoonhoes veiliggesteld ten behoeve van een eventueel DNA-onderzoek.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal vooronderzoek lab d.d.
22 maart 2024, opgenomen op pagina 372 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Ik heb de hoeken van het kunststof gedeelte van het telefoonhoesje bemonsterd op humane biologische sporen. Ik heb de sporen veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AARH8984NL, verpakt en verzegeld.
9. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2024.04.26.113, d.d. 19 juli 2024, opgenomen op pagina 427 van voornoemd dossier, opgemaakt door ing. J.L.W. Dieltjes, op de door hem afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn verklaring:
AARH8984NL DNA kan afkomstig zijn van: Bewijskracht Hoeken kunststof
minimaal vier personen:
gedeelte telefoonhoes een relatief kleine hoeveelheid DNA:
-verdachte [verdachte] Zie bewijskracht van het vergelijkend
DNA-onderzoek
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
Uit de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek en de uitgevoerde berekeningen volgt voor de vraag of verdachte [verdachte] individueel donor kan zijn:
DNA-mengprofiel AARH8984NL#01 ongeveer 155 duizend keer waarschijnlijker is wanneer verdachte [verdachte] wel donor is, dan wanneer hij geen donor is.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. De raadsman heeft aangevoerd dat uit het dossier zou blijken dat de telefoon van verdachte zich in
Leeuwarden bevond vlak voor de overval. De rechtbank overweegt dat in het dossier een aanvullend proces-verbaal is opgenomen met nadere uitleg omtrent de data van de telefoongegevens. Hieruit blijkt - samengevat- dat niet exact valt te achterhalen wanneer het basisstation is gebruikt binnen het tijdslot.
Dat de telefoon van verdachte een mast heeft aangestraald in Leeuwarden binnen een tijdslot van drie uren rond het tijdstip van de overval, leidt niet zonder meer tot het oordeel dat verdachte niet aanwezig kan zijn geweest bij de overval in [plaats] . Derhalve verwerpt de rechtbank dit verweer van de raadsman.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat aangever [slachtoffer] en getuige [naam] verdachte niet ondubbelzinnig hebben herkend als de tweede persoon bij de overval. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe dat getuige [naam] de tweede persoon [naam] noemt. Uit de bewijsmiddelen volgt dat [naam] deze [naam] op 16 maart 2024 heeft opgehaald bij de [adres] in Leeuwarden, alwaar verdachte toentertijd verbleef bij zijn moeder. Daarnaast blijkt uit het proces-verbaal van de politie dat het telefoonnummer van verdachte gekoppeld is aan iemand die de medeverdachte [naam] noemt. Dat er bij aangever en getuige niet sprake is geweest van een ondubbelzinnige herkenning van verdachte als de tweede persoon die aanwezig was, leidt bij de rechtbank niet tot het oordeel dat het verdachte niet geweest kan zijn, des te meer nu aangever en getuige verdachte niet goed kenden. Daarbij is door het NFI onderzoek verricht naar het aangetroffen DNA op de telefoonhoes, die volgens aangever is aangeraakt door de tweede persoon. Hierop is een relatief kleine hoeveelheid DNA van verdachte aangetroffen. Dat dit een relatief kleine hoeveelheid DNA is en dat het onderzoeksresultaat volgens het NFI slechts 155.000 keer waarschijnlijker is wanneer dit afkomstig is van verdachte dan van een andere persoon, leidt bij de rechtbank niet tot het oordeel dat dit onbruikbaar is voor het bewijs. De rechtbank verwerpt het verweer
van de raadsman dat er meer DNA aangetroffen had moeten worden met een grotere bewijskracht na de vermeende handelingen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank is het immers niet onaannemelijk dat op de telefoonhoes een relatief kleine hoeveelheid DNA is aangetroffen met een lagere bewijskracht dan bij het DNA dat is aangetroffen op de vuurwapens, waarvan verdachte heeft bekend dat die van hem zijn. De verdachte heeft de telefoon afgepakt, de hoes er vervolgens afgehaald en teruggeven. Verdachte heeft de telefoonhoes maar kort in handen gehad en dat zal zeer waarschijnlijk anders zijn bij de vuurwapens. Overigens leidt een relatief kleine hoeveelheid aangetroffen DNA in de meeste gevallen niet tot de hoogste waarschijnlijkheidswaardering van het NFI.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat verdachte de persoon is die door [naam] en de medeverdachte is opgehaald in Leeuwarden, dat het aangetroffen DNA op de telefoonhoes afkomstig is van verdachte en dat hij dus de tweede persoon is geweest waarover aangever spreekt.
Ten aanzien van feiten 2 en 3
De rechtbank acht feiten 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 december 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek wapen d.d.
22 mei 2024, opgenomen op pagina 401 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN1R024021 d.d. 15 oktober 2024, inhoudend het relaas van verbalisant
[naam] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek wapen d.d.
23 mei 2024, opgenomen op pagina 409 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [naam] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
19 april 2024, opgenomen op pagina 65 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [naam] en [naam] ;
5. een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 19 april 2024, opgenomen op pagina 118 van voornoemd dossier;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 april 2024, opgenomen op pagina 349 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [naam] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 16 maart 2024 te [plaats] in de woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een ander,
  • een televisie, merk Hisense Q Led, 50 inch en
  • een telefoon merk Samsung A52 5g,
die aan een persoon genaamd [slachtoffer] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
  • die [slachtoffer] meermalen in het gezicht te slaan en vervolgens
  • de mobiele telefoon, merk Samsung, inclusief hoesje, uit de hand van die [slachtoffer] te pakken en vervolgens
-toen die [slachtoffer] probeerde zijn telefoon terug te pakken - een klap met een vuurwapen in het gezicht van die [slachtoffer] te geven, en vervolgens
  • een vuurwapen - op een afstand van ongeveer twee meter - op de borst van die [slachtoffer] te richten en
  • een televisie los te koppelen en vervolgens
  • met de mobiele telefoon en die televisie de woning te verlaten en er met genoemde goederen in een auto vandoor te gaan;
2
hij op 19 april 2024 te Leeuwarden, in de woning [adres] en in de kelderbox behorende bij die woning, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd alarmpistool, van het merk Retay, type G19, kaliber 9 mm kort, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en geschikt gemaakt voor het afschieten van kogelpatronen 9 mm en tien centraalvuur kogelpatronen van het merk Prvi Partizan, kaliber 9 mm kort, zijnde munitie van de categorie III Wet wapens en munitie en 50 stuks knalpatronen, merk PA Knal, kaliber 9 mm, zijnde munitie van de categorie III Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad;
3
hij op 19 april 2024 te Leeuwarden, in de kelderbox behorende bij de woning [adres] , een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd gasrevolver, van het merk BBM, type Olympic 38, kaliber .22 zijnde een vuurwapen in de vorm van revolver geschikt gemaakt voor het verschieten van kogelpatronen kaliber.22 Long Rifle en acht kogelpatronen van het merk CCI,
kaliber .22 Long Rifle, type Lead RoundNose, zijnde munitie van de categorie III Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
3. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om in hoge mate rekening te houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en het vonnis van de rechtbank van 23 juli 2024, op basis waarvan verdachte is gestart met het uitzitten van een gevangenisstraf van 24 maanden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van Reclassering Nederland, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan diefstal met geweld in vereniging. Hij is samen met de medeverdachte naar de woning van het kwetsbare slachtoffer gegaan, waarna het slachtoffer in zijn
eigen vertrouwde omgeving met onder andere een vuurwapen is geslagen en bedreigd. Vervolgens hebben zij zijn televisie en telefoon meegenomen. Dit moet voor het slachtoffer een zeer angstige en heftige gebeurtenis zijn geweest.
Verdachte heeft met zijn handelen geen enkel respect getoond voor andermans eigendommen en diens lichamelijke integriteit. Verdachte heeft op geen enkel moment stilgestaan bij de impact die zijn gedragingen zouden hebben op het slachtoffer. Tevens heeft hij ter terechtzitting geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. De rechtbank rekent de verdachte dit alles zwaar aan.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van verboden wapens en munitie, hetgeen hij ter terechtzitting heeft bekend. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie brengt grote risicos met zich voor de veiligheid van personen. Het bezit daarvan leidt maar al te vaak tot het gebruik daarvan, zoals ook te zien bij het onder 1 bewezen verklaarde feit. De rechtbank rekent de verdachte dit aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 november 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens het bezit van vuurwapens en een geweldsdelict. Voorts blijkt hieruit dat verdachte na onderhavige feiten is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de straftoemeting aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Gelet op alle hierboven genoemd omstandigheden en de aard en ernst van de door verdachte gepleegde misdrijven, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarnaast houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Alles afwegende acht de rechtbank, met de officier van justitie, een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 650,00 ter vergoeding van materiële schade en 2.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft integrale toewijzing van de vordering gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijkheid.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, vanwege het late tijdstip van indiening dan wel vanwege de verzochte vrijspraak. Subsidiair vraagt de rechtbank rekening te houden met het gebrek aan onderbouwing en de omstandigheid dat aangever zich bewust in een gevaarlijk milieu heeft begeven.
Oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft vergoeding gevorderd van materiële en immateriële schade.
Ten aanzien van de materiële schade is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. Echter, de rechtbank beschikt over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen, nu de benadeelde partij dit onvoldoende heeft onderbouwd. Omdat aanhouding van de zaak om de benadeelde partij de gelegenheid te bieden dit te herstellen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, zal de rechtbank dit deel van de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van een dergelijke aantasting in de persoon is in ieder geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, kunnen de aard en ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b BW bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is, zonder nadere onderbouwing.
In dit geval heeft de normschending eruit bestaan dat verdachte samen met een ander tijdens een woningoverval de benadeelde partij heeft geduwd, meermalen geslagen en bedreigd met een vuurwapen. Onder deze omstandigheden is sprake van een zodanige ernstige normschending dat het voor de hand ligt dat dit handelen een zodanige impact op het slachtoffer heeft gehad dat de aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b BW kan worden aangenomen. Bij het bepalen van de hoogte van de immateriële schade heeft de rechtbank acht geslagen op de letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De vordering zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 maart 2024. De rechtbank zal de vordering voor het overige deel van de immateriële schade niet ontvankelijk verklaren, nu dat deel van de vordering onvoldoende onderbouwd is en aanhouding van de zaak om de benadeelde partij de gelegenheid te bieden dit te herstellen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom
bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 63, 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van feit 1
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 1.000,00 (zegge: duizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 maart 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.000,00 (zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
16 maart 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Maring, voorzitter, mr. M.M. Spooren en mr. L. Potijk, rechters, bijgestaan door mr. S. Runia, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 december 2024.
Mr. Potijk is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.