ECLI:NL:RBNNE:2024:5179

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
18.091852.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en afpersing in vereniging

Op 24 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld in vereniging en afpersing in vereniging. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren. De zaak betreft twee incidenten waarbij de verdachte samen met anderen de woningen van slachtoffers heeft binnengevallen, hen heeft bedreigd met vuurwapens en goederen heeft weggenomen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die pleitte voor vrijspraak op basis van inconsistenties in de verklaringen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op meerdere tijdstippen met geweld en bedreiging handelde, wat leidde tot de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en heeft de strafmotivering gebaseerd op de aard van de misdrijven en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte hoofdelijk aansprakelijk heeft gesteld voor de schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-091852-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 december 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1990 te [geboorte plaats] , thans gedetineerd in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 december 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.W. Dirkzwager, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D.P. Menting.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 16 maart 2024 te [woonplaats] , binnen de gemeente Súdwest-Fryslân, in de woning gelegen aan de [adres] alhier, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
  • een televisie (flatscreen), merk Hisense Q Led, 50 inch en/of
  • een telefoon merk Samsung A52 5g,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een persoon genaamd [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • bij die woning aan te bellen en/of (vervolgens)
  • toen de deur van de woning werd geopend door die [slachtoffer]
  • die [slachtoffer] tegen het lichaam te duwen, althans in die woning te duwen en/of (vervolgens)
  • die [slachtoffer] meermalen in het gezicht te slaan en/of te stompen en/of (vervolgens)
  • de mobiele telefoon (merk Samsung, inclusief hoesje) uit de hand van die [slachtoffer] te pakken en/of te trekken en/of (vervolgens)
-toen die [slachtoffer] probeerde zijn telefoon terug te pakken- een klap met een vuurwapen tegen de slaap, althans in het gezicht van die [slachtoffer] te geven, althans met een vuurwapen tegen de slaap, althans in het gezicht te slaan en/of (vervolgens)
  • een vuurwapen op een afstand van ongeveer twee meter - op de borst, althans het lichaam van die [slachtoffer] te richten en/of
  • een televisie(flatscreen) los te koppelen en/of (vervolgens)
  • met de mobiele telefoon en/of die televisie (flatscreen) de woning te verlaten en/of er met genoemde goederen in een auto vandoor te gaan;
2
hij in de periode van 10 januari 2024 tot en met 15 januari 2024 te [woonplaats] , binnen de gemeente Súdwest-Fryslân, in de woning gelegen aan de [adres] alhier, meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(bij eerste feit, waarschijnlijk 12 januari 2024 in de middag)
  • een geldbedrag tussen de 70 en 100 euro, althans een hoeveelheid geld en/of
  • 20 bolletjes heroïne en/of 20 bolletjes cocaïne (straatwaarde 400 euro) en/of
  • een telefoon (merk Iphone) met vergrendelcode en/of
(bij tweede feit, waarschijnlijk 12 januari 2024 rond 21.00 uur)
-Een oplader van een elektrische fiets en/of
-Een zwarte politieknuppel (met rood koortje) en/of
-een geel zakmes en/of
-een haakse slijper op accu en/of
-een ID kaart ten name van [slachtoffer 2] en/of
-een rijbewijs ten name van [slachtoffer 2] en/of
- een telefoon en/of
-een PlayStation met vier spellen (Driveclub, Need for speed, GTA V en een Monopoly spel) en/of
- een Chromecast,
in elk geval (telkens) enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een persoon genaamd [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde (telkens) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren en/of
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld die [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van genoemde goederen, door
(bij eerste feit)
-bij die woning aan de achterzijde op de deur te kloppen en/of (vervolgens)
-toen verdachte en/of zijn mededader(s) binnen waren gelaten- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen “leg de drugs op tafel, geef mij die spullen” en/of (vervolgens)
-toen die [slachtoffer 2] blijkbaar niet deed wat verdachte(n) vroeg(en)- begon te schreeuwen en riep “geef die spullen, ik jaag een kogel door je kop “ en/of
-een revolver, althans een vuurwapen op die [slachtoffer 2] te richten en daarbij wederom aan die [slachtoffer 2] te vragen om geld en/of drugs en/of
-nadat die [slachtoffer 2] drugs en/of geld aan verdachte(n) had gegeven- aan die [slachtoffer 2] te vragen om diens werktelefoon/dealtelefoon(merk Iphone) en de daarbij behorende vergrendelcode te geven en/of
-nadat die [slachtoffer 2] genoemde werktelefoon/dealtelefoon met vergrendelcode had gegeven- te vragen om de Icloud gegevens/code van die telefoon (merk Iphone) en/of
-toen die [slachtoffer 2] de Icloud gegevens/code niet gaf wederom begon te schreeuwen en/of te dreigen richting die [slachtoffer 2] (en nog steeds de revolver in de hand hield) en/of met kracht en/of met gebalde vuist die [slachtoffer 2] tegen de rechterzijde van diens hoofd te stompen en/of slaan en/of (vervolgens)
-wederom om de Icloud gegevens/code van de telefoon (Iphone) te vragen en/of nogmaals een klap tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] te geven en/of
(bij tweede feit)
-bij die woning aan de achterzijde op de deur te kloppen en/of (vervolgens)
-toen verdachte en/of zijn mededader(s) binnen waren gelaten tegen die [slachtoffer 2] (en diens broer [getuige] ) te schreeuwen dat ze moesten gaan zitten en/of daarbij een revolver, althans een vuurwapen te richten op die [slachtoffer 2] en/of (vervolgens)
-meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer 2] met de vuist(en) op de kaak, althans in het gezicht te stompen en/of te slaan en/of (vervolgens)
-nog een (ander) vuurwapen aan die [slachtoffer 2] te tonen en/of (vervolgens)
-die [slachtoffer 2] (en diens broertje [getuige] ) te dwingen naar de slaapkamer van genoemde woning te gaan en/of te en/of daarbij wederom een revolver, althans vuurwapen te richten op die [slachtoffer 2] en/of daarbij te zeggen dat deze op zijn knieën moest gaan zitten en/of daarbij te roepen “zuig mijn lul” en/of (vervolgens)
-terwijl die [slachtoffer 2] (en zijn broer [getuige] ) achterbleven in de slaapkamer- er met de genoemde goederen vandoor te gaan;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1 en 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feiten 1 en 2. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht behoedzaam om te gaan met de verklaringen van aangever [slachtoffer] . Hij zou bij de rechter-commissaris op bepaalde punten anders hebben verklaard dan bij de politie en zijn verklaringen vinden geen steun in het dossier, waarbij de raadvrouw specifiek wijst op het gebrek aan aangetroffen DNA-sporen.
Voorts is door de raadsvrouw aangevoerd dat er geen bewijs is voor het ten laste gelegde medeplegen, nu verdachte geen opzet gehad zou hebben op de diefstal en het geweld.
Voor het geval de rechtbank wel tot een veroordeling van feit 1 komt, heeft de raadsvrouw verzocht om partiële vrijspraak van de diefstal van de telefoon, nu de aangever wisselend hierover heeft verklaard. Daarbij heeft zij tevens verzocht om partiële vrijspraak van de onderdelen van de tenlastelegging die zien op het gebruik van het vuurwapen, nu alleen aangever hierover heeft verklaard en zijn beschrijving van het vuurwapen erg algemeen is.
Ten aanzien van feit 2
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verklaringen van aangever [slachtoffer 2] en getuige [getuige] onbetrouwbaar zijn, aangezien deze verklaringen innerlijk en onderling tegenstrijdig zijn. Nu er geen ander bewijs is dat deze verklaringen ondersteunt dient verdachte dan ook van het onder 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
De betrouwbaarheid van aangever [slachtoffer]
De rechtbank acht de verklaring van aangever [slachtoffer] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank overweegt hiertoe dat hij bij zijn aangifte uitgebreid en gedetailleerd heeft verklaard over de diefstal en het hierbij toegepaste geweld. Vervolgens heeft aangever bij de rechter-commissaris op de voor de bewijsvoering essentiële onderdelen duidelijk en consistent verklaard. Hij heeft hierbij immers wederom verklaard dat verdachte en een donkere jongen bij hem aan de deur kwamen, dat verdachte zei dat aangever zijn naam bij de politie had genoemd en aangever sloeg wanneer aangever ontkende, dat de donkere jongen hem sloeg met een vuurwapen en dat zij vervolgens zijn televisie hebben meegenomen.
Dat aangever tijdens het verhoor door de rechter-commissaris over één of meer andere onderdelen niet of anders zou hebben verklaard doet naar het oordeel van de rechtbank aan de betrouwbaarheid van de door aangever, kort na het voorval bij de politie afgelegde verklaring, niet af. Dat er geen bruikbare DNA-sporen zijn aangetroffen op plekken die verdachte volgens aangever zou hebben aangeraakt, doet evenmin iets af aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever. Te meer nu bij aangever wel letsel is geconstateerd dat overeenkomt met het op hem toegepaste geweld. Voorts wordt het verhaal van aangever ondersteund door getuige [getuige] , die heeft gezegd dat aangever overstuur bij hem was gekomen, omdat hij geen telefoon meer had. Ook heeft [getuige] kort na de diefstal gebeld met verdachte en in dit gesprek vertelt [getuige] dat hij had gehoord dat de televisie en telefoon waren meegenomen.
Ten slotte wordt de verklaring van aangever ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] .
De betrouwbaarheid van aangever [slachtoffer 2] en getuige [getuige]
De rechtbank acht de verklaringen van aangever [slachtoffer 2] en getuige [getuige] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Aangever [slachtoffer 2] en getuige [getuige] hebben bij de politie uitgebreide en gedetailleerde verklaringen afgelegd. Het feit dat zij deze verklaringen twee maanden na de diefstal hebben afgelegd, maakt deze verklaringen niet minder betrouwbaar, nu hiervoor door beiden een duidelijke en niet op voorhand onaannemelijke reden is gegeven. Vervolgens zijn zij beiden verhoord bij de rechter- commissaris. De rechtbank oordeelt dat zij op essentiële onderdelen duidelijk en consistent hebben
verklaard. Zij hebben beiden verklaard dat verdachte s middags naar de woning is gekomen met één andere persoon, dat zij toen drugs en geld hebben meegenomen, dat hierbij gedreigd is met een revolver en dat er geweld is gebruikt tegen [slachtoffer 2] . Over de avond hebben zij beiden verklaard dat verdachte toen terugkwam met meer mannen, dat er door verdachte en door een andere man met vuurwapens werd gedreigd en dat aangever en getuige vervolgens naar de slaapkamer zijn geleid en gehouden, terwijl goederen werden meegenomen. Dat zij niet precies hetzelfde verklaren over alle details, of dat zij bepaalde details over bijvoorbeeld het vuurwapen niet noemen, maakt de verklaringen naar het oordeel van de rechtbank niet minder betrouwbaar. De rechtbank kan er bovendien niet aan voorbij zien dat wel erg opvallend is dat uit de verklaringen van aangever en de getuige volgt dat verdachte bij deze voorvallen in januari een revolver zou hebben gebruikt en een andere man een pistool, terwijl relatief korte tijd later (april), in een kelderbox die in gebruik is bij medeverdachte [medeverdachte] (feit 1) een revolver én een pistool zijn aangetroffen.1
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van feit 1
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 maart 2024, opgenomen op pagina 154 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN1R024021 d.d. 15 oktober 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op 16 maart ging de deurbel van de [adres] te [woonplaats] . Ik zag toen die [naam] en een Antilliaan die ik niet kende voor de deur staan. [naam] zei dat ik zijn naam door had gegeven bij de politie. Ik zei dat dit niet zo was. Bij elke ontkenning gaf hij mij een klap in het gezicht. Toen pakte die Antilliaan mijn telefoon af. Ik stond op om die telefoon van die Antilliaan af te pakken en toen kreeg ik een klap met het vuurwapen in mijn gezicht. Deze klap kreeg ik van de Antilliaan. Toen zag ik dat [naam] de tv loskoppelde van de kabels en de tv meenam. Vervolgens gingen ze naar buiten en stapten ze in een auto.
V: Wie is [naam] ? A: [verdachte]
Ik ontkende dat ik zijn naam bij de politie had genoemd. Toen kreeg ik een klap in mijn gezicht. [naam] sloeg mij met zijn vlakke hand in mijn gezicht. Toen ontkende ik weer en kreeg ik weer een klap. Zo ging dat vier of vijf keer achter elkaar. Op een gegeven moment pakte die donkere jongen mijn telefoon af. Die wilde ik toen terugpakken. Ik had hem in mijn handen. Die jongen pakte hem toen weer terug en ik kreeg een klap met dat vuurwapen in mijn gezicht. Hij sloeg mij met het handvat van het vuurwapen tegen de linkerkant van mijn gezicht ter hoogte van mijn slaap.
V: na die klap wat gebeurde er toen?
A: Ik ben weer gaan zitten, omdat ik schrok. Toen richtte die donkere jongen dat wapen op mijn borst en zei dat ik moest blijven zitten. Toen begon [naam] de tv los te koppelen van de kabeltjes. [naam] zei tegen die jongen dat hij die tv in de auto moest leggen.
V: Wat is er nu vandaag bij jou weggenomen? A: Mijn mobiele telefoon en mijn televisie.
V: Wat voor telefoon heb je?
A: Een Samsung Galaxy A52 5G, zwarte. V: Wat voor televisie heb je?
A: Een Hisense 50 inch Qled.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 24 mei 2024, opgenomen op pagina 705 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
V: Met wie reed jij naar [woonplaats] ? A: Met [verdachte]
V: En met wie nog meer?
A: Met die [medeverdachte] . [medeverdachte] . Dat is hoe ik hem ken. V: Wat gebeurde er in [woonplaats] ?
A: Ik weet dat zij naar binnen gingen.
V: Waar gingen ze naar binnen?
A: Bij een huis. Ik zag ze naar binnen gaan.
V: Hoe komen ze naar buiten, hadden zij iets bij zich?
A: Een tv. [verdachte] zei dat hij niet kon betalen en dat ze de tv meenamen. De tv kwam in eerste instantie in mijn auto en werd later meegenomen door [medeverdachte] .
V: Gingen [verdachte] en [medeverdachte] samen naar binnen? A: Ja.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
10 oktober 2024, opgenomen op pagina 77 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Tapgesprekken 16 maart 2024 (dag van de overval) 15:50 uur
[verdachte] vraagt aan [getuige] of hij (hiermee doelt hij vermoedelijk op [slachtoffer] ) heeft gezongen bij de politie. [getuige] zegt tegen [verdachte] dat hij had gehoord dat hij daar was geweest en dat zijn tv en zijn telefoon zijn meegenomen.
Datum : 16-03-2024 15:50:32.
Gebelde: [telefoonnummer] Tnv: [getuige]
NNM7972: [slachtoffer] Heeft hij gezongen.
: Hoe bedoel je?
NNM7972: (schreeuwt) Bij de wouten
: Uh bij de wouten uuh dat weet ik niet, wattan
NNM7972: Je zei net: Ik weet het en dit en dat. Je had nog wat gehoord.
: Uh dat jij daar was uuhh geweest. NNM7972: Wat heeft hij allemaal gezegd
: Hij heeft uuhh gezegd uuh dat zijn TV weg was en zijn telefoon.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
18 maart 2024, opgenomen op pagina 247 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van [verbalisant] en [verbalisant] :
Toen we uitlegden dat er met zijn telefoon was gebeld en dat wij niet vermoedden dat hij er iets mee te maken had, gaf [getuige] aan dat [slachtoffer] helemaal overstuur bij hem was gekomen. Hij had geen telefoon meer en daarom had [slachtoffer] de politie gebeld met zijn telefoon. [getuige] gaf aan dat [slachtoffer] met de politie had gesproken over [naam] en dat hij dat beter niet had kunnen doen. Dat nu zijn telefoon en tv waren gestolen door [naam] en nog een donkere jongen.
5. Een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskunde verklaring d.d. 22 maart 2024, opgenomen op pagina 165 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Medische informatie betreffende:
Achternaam : [slachtoffer] Voornamen : [slachtoffer]
Uitwending waargenomen letsel: hematoom zygemacomplex links Is er sprake van uitwending bloedverlies? Ja
- Gering? Ja
Ten aanzien van feit 2
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 maart 2024, opgenomen op pagina 451 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Begin januari 2024, rond 12 januari, ben ik overvallen door [naam] . [naam] is een bijnaam. Hij heet [verdachte] . Op die dag van de overval aan het einde van de middag werd er aan de achterdeur van mijn woning aan de [adres] te [woonplaats] geklopt. Mijn broer genaamd [getuige] liep naar achteren en deed de deur open. Ik hoorde dat [naam] zei leg de drugs op tafel. Geef mij die spullen. Ik vroeg waarom en zei dat ik dit niet ging doen. Ik hoorde dat [naam] tegen mij begon te schreeuwen. Ik hoorde dat hij zei Geef die spullen. Ik jaag een kogel door je kankerkop. Op dat moment zag ik dat hij met zijn rechterhand op heuphoogte een kleine zwarte revolver pakte, welke hij direct op mij richtte. Wederom herhaalde hij dat hij drugs en geld van mij wilde hebben. Ik geef hem dan het geld wat ik had. Ik heb hem toen ook de drugs gegevens, dit was ongeveer 20 bolletjes wit (cocaïne) en 20 bolletjes bruin (heroïne). Ook vroeg [naam] om de werktelefoon. Ik heb hem die telefoon gegeven. Op deze telefoon zat een vergrendeling.
Deze code gaf ik ook aan [naam] . Toen hij in de telefoon ging wilde hij ook in de iCloud van Apple. Hiervan wist ik niet de code. Hierop ging [naam] wederom schreeuwen en dreigen, hij had nog steeds de revolver in zijn rechterhand. Ik zag dat [naam] hierop met zijn linker gebalde vuist met kracht tegen de rechterzijde van mijn hoofd sloeg. Dit herhaalde zich nogmaals. Ik kreeg wederom een klap van [naam] waarop hij de code wilde.
Dezelfde dag rond 21:00 uur was ik nog steeds met mijn broer [getuige] aan de [adres] te [woonplaats] . Ik hoorde dat op de achterdeur werd geklopt. Ik ben toen naar de achterdeur gelopen en deed open. Ik zag dat er vijf mannen stonden, ik liep hierop mijn woning in en die vijf mannen liepen achter mij aan. Van die vijf herkende ik [naam] . Ik zag dat [naam] wederom de kleine zwarte revolver in zijn hand had en deze richtte hij op mij. Hij schreeuwde gelijk dat [getuige] en ik moesten gaan zitten. Toen werd ik wederom door [naam] 3 à 4 keer met de vuist geslagen op mijn kaak. Ook liet de kleine Surinaamse jongen met zwarte krullen zien dat hij een vuurwapen bij zich had. [naam] wilde dat ik, mijn broertje en de jongen uit Leeuwarden met hem mee kwamen naar mijn slaapkamer. [naam] heeft mij toen nog een paar keer bedreigd. Hij richtte hierbij met zijn revolver op mij. Ik hoorde dat de andere jongens in kastjes aan het rommelen waren. Na die 5 à 10 minuten liepen wij weer de woonkamer in. Ik zag dat er spullen weg waren. Ik weet dat toen is weggenomen:
- Oplader elektrische fiets
  • Zwarte politieknuppel (met rood koortje)
  • Geel zakmes
  • Haakse slijper op accu
  • Mijn ID-kaart
  • Mijn rijbewijs
  • [getuige] en mijn telefoon.
  • Playstation 4 met vier spellen te weten Driveclub, Need for Speed, GTA V en een monopoly spel.
  • Chromecast
Daarna zijn ze mijn woning uitgelopen.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 19 maart 2024, opgenomen op pagina 464 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
De overval gebeurde ergens tussen 10 en 15 januari 2024. Ik was in de woning van mijn oudere broer [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] woont op het adres [adres] in [woonplaats] . Ergens na 12:00 uur werd er op de achterdeur van de woning van [slachtoffer 2] geklopt. Ik deed de deur open en zag dat [naam] en een grote neger binnen stapte. Ik zag dat [naam] een revolver trok. [naam] richtte het wapen op [slachtoffer 2] . [naam] zei dat hij wilde zien wat wij hadden dus legde [slachtoffer 2] het spul op tafel. [naam] heeft toen driehonderd euro en ongeveer veertig bolletjes van ons gestolen.
Om ongeveer 20:30 uur zag ik dat [naam] en vier andere mannen ook het huis van [slachtoffer 2] binnenliepen. Wij werden door de mannen naar de slaapkamer gedreven. Ik zag dat [naam] dat revolver weer trok. Ik zag dat die andere man ook en pistool trok. [slachtoffer 2] kreeg wat klappen en het huis werd doorzocht. De mannen doorzochten het huis terwijl [naam] en die andere man ons bewaakten. Ze hebben een PS-4 met spelletjes meegenomen. Ook hebben ze de oplader van mijn elektrische fiets, een Parkside, snoerloze slijptol en wat klein handgereedschap meegenomen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van feit 1
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat er geen bewijs is voor het ten laste gelegde medeplegen, nu verdachte geen opzet gehad zou hebben op de diefstal en het geweld. Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat verdachte samen met de medeverdachte de woning van aangever is binnengegaan, dat zij allebei geweld hebben toegepast, dat verdachte de televisie loskoppelde terwijl de medeverdachte een vuurwapen richtte op de borst van aangever en dat zij vervolgens met de televisie in de auto samen zijn weggegaan. De rechtbank is van oordeel dat hieruit wel het opzet van verdachte op de diefstal en het daarbij toegepaste geweld blijkt en ook de bewuste en nauwe samenwerking die vereist is voor het ten laste gelegde medeplegen. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsvrouw.
De raadsvrouw heeft subsidiair verzocht om verdachte partieel vrij te spreken van de diefstal van de telefoon en het gebruik van een vuurwapen. Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat aangever bij de politie heeft verklaard dat zijn telefoon was meegenomen. Daarbij heeft getuige [getuige] vrijwel direct na het voorval tegenover de verbalisant verklaard dat aangever, toen deze overstuur bij hem was gekomen, geen telefoon meer had en daarom met de telefoon van [getuige] de politie had gebeld. De rechtbank zal dan ook niet meegaan in het standpunt van de raadsvrouw om verdachte partieel vrij te spreken van dit onderdeel van de tenlastelegging. Ten aanzien van het gebruik van het vuurwapen heeft de rechtbank - gelet op hetgeen zij heeft overwogen omtrent de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] - geen enkele reden om te twijfelen aan het hetgeen aangever hieromtrent heeft verklaard.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 16 maart 2024 te [woonplaats] in de woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een ander,
  • een televisie, merk Hisense Q Led, 50 inch en
  • een telefoon merk Samsung A52 5g,
die aan een persoon genaamd [slachtoffer] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
  • die [slachtoffer] meermalen in het gezicht te slaan en vervolgens
  • de mobiele telefoon, merk Samsung, inclusief hoesje, uit de hand van die [slachtoffer] te pakken en vervolgens
-toen die [slachtoffer] probeerde zijn telefoon terug te pakken- een klap met een vuurwapen in het gezicht van die [slachtoffer] te geven, en vervolgens
  • een vuurwapen - op een afstand van ongeveer twee meter - op de borst van die [slachtoffer] te richten en
  • een televisie los te koppelen en vervolgens
  • met de mobiele telefoon en die televisie de woning te verlaten en er met genoemde goederen in een auto vandoor te gaan;
2
hij in de periode van 10 januari 2024 tot en met 15 januari 2024 te [woonplaats] , in de woning gelegen aan de [adres] , meermalen, op verschillende tijdstippen, telkens tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
bij het eerste feit, in de middag
  • een hoeveelheid geld en
  • 20 bolletjes heroïne en 20 bolletjes cocaïne en
  • een telefoon, merk Iphone, met vergrendelcode
die aan een ander dan aan verdachte of zijn mededaders toebehoorden
telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld die [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van genoemde goederen, door
-tegen die [slachtoffer 2] te zeggen “leg de drugs op tafel, geef mij die spullen” en vervolgens
-toen die [slachtoffer 2] blijkbaar niet deed wat verdachte vroeg- begon te schreeuwen en riep “geef die spullen, ik jaag een kogel door je kop “ en
-een revolver op die [slachtoffer 2] te richten en daarbij wederom aan die [slachtoffer 2] te vragen om geld en drugs en
-nadat die [slachtoffer 2] drugs en geld aan verdachte had gegeven- aan die [slachtoffer 2] te vragen om diens telefoon en de daarbij behorende vergrendelcode te geven en
-nadat die [slachtoffer 2] genoemde telefoon met vergrendelcode had gegeven- te vragen om de Icloud code van die telefoon en
-toen die [slachtoffer 2] de Icloud code niet gaf wederom begon te schreeuwen en te dreigen richting die [slachtoffer 2] en nog steeds de revolver in de hand hield en met kracht en met gebalde vuist die [slachtoffer 2] tegen de rechterzijde van diens hoofd te stompen en vervolgens
-wederom om de Icloud code van de telefoon te vragen en nogmaals een klap tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] te geven
en
bij het tweede feit, rond 21.00 uur
-een oplader van een elektrische fiets en
-een zwarte politieknuppel, met rood koortje en
-een geel zakmes en
-een haakse slijper op accu en
-een ID kaart ten name van [slachtoffer 2] en
-een rijbewijs ten name van [slachtoffer 2] en
- een telefoon en
-een PlayStation met vier spellen (Driveclub, Need for speed, GTA V en een Monopoly spel) en
-een Chromecast,
die aan een ander dan aan verdachte of zijn mededaders toebehoorden
die goederen telkens heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
-toen verdachte en zijn mededaders binnen waren gelaten tegen die [slachtoffer 2] en diens broer [getuige] te schreeuwen dat ze moesten gaan zitten en daarbij een vuurwapen te richten op die [slachtoffer 2] en vervolgens
-meermalen die [slachtoffer 2] met de vuist op de kaak te stompen en vervolgens
-nog een ander vuurwapen aan die [slachtoffer 2] te tonen en vervolgens
-die [slachtoffer 2] en diens broertje [getuige] te dwingen naar de slaapkamer van genoemde woning te gaan en daarbij wederom een vuurwapen te richten op die [slachtoffer 2] en daarbij te zeggen dat deze op zijn knieën moet gaan zitten en vervolgens
-terwijl die [slachtoffer 2] en zijn broer [getuige] achterbleven in de slaapkamer- er met de genoemde goederen vandoor te gaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van Reclassering Nederland, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing en aan meerdere diefstallen met geweld. Hij is op meerdere tijdstippen met anderen naar de woningen van kwetsbare slachtoffers gegaan. Hierbij zijn de slachtoffers in hun eigen vertrouwde omgeving, met onder andere vuurwapens geslagen, gestompt en bedreigd. Dit moeten voor hen zeer angstige en heftige gebeurtenissen zijn geweest. Bij twee van de slachtoffers is verdachte zelfs twee keer op één dag langsgekomen.
Verdachte heeft met zijn handelen geen enkel respect getoond voor andermans eigendommen en hun lichamelijke integriteit. Hij heeft op geen enkel moment stilgestaan bij de impact die zijn gedragingen zouden hebben op de slachtoffers. Daarbij heeft hij ook ter terechtzitting geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. De rechtbank rekent de verdachte dit alles zwaar aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 november 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens een bedreiging en geweldsdelicten. Voorts blijkt hieruit dat verdachte na het onder 2 ten laste gelegde feit is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, zodat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het advies van Reclassering Nederland van 3 juni 2024. Hierin wordt geconcludeerd dat de reclassering geen mogelijkheden ziet tot samenwerking met verdachte ter beperking van het hoge recidiverisico.
Op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de straftoemeting aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Verdachte heeft zich meermalen aan een dergelijke overval schuldig gemaakt, met gebruik van vuurwapens en in samenwerking met anderen.
Gelet op alle hierboven genoemde omstandigheden en de aard en ernst van de door verdachte gepleegde misdrijven, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegende acht de rechtbank, met de officier van justitie, een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer] , tot een bedrag van 650,00 ter zake van materiële schade en 2.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van 1.487,00 ter zake van materiële schade en 2.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft integrale toewijzing van beide vordering gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijkheid.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de beide vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, primair in verband met de gevraagde vrijspraken en subsidiair vanwege gebrekkige onderbouwingen.
Oordeel van de rechtbank
1. De benadeelde partij [slachtoffer] heeft vergoeding gevorderd van materiële en immateriële schade.
Ten aanzien van de materiële schade is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. Echter, de rechtbank beschikt over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen, nu de benadeelde partij dit onvoldoende heeft onderbouwd. Omdat aanhouding van de zaak om de benadeelde partij de gelegenheid te bieden dit te herstellen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, zal de rechtbank dit deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank het volgende. Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is
aangetast. Van een dergelijke aantasting in de persoon is in ieder geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, kunnen de aard en ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b BW bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is, zonder nadere onderbouwing.
In dit geval heeft de normschending eruit bestaan dat verdachte samen met een ander tijdens een woningoverval de benadeelde partij heeft geduwd, meermalen geslagen en bedreigd met een vuurwapen. Onder deze omstandigheden is sprake van een zodanige ernstige normschending dat het voor de hand ligt dat dit handelen een zodanige impact op het slachtoffer heeft gehad dat aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b BW kan worden aangenomen. Bij het bepalen van de hoogte van de immateriële schade heeft de rechtbank acht geslagen op de letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De vordering zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van
1.00 ,00,
,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 maart 2024. De rechtbank zal de vordering voor het overige deel van de immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren, nu dat deel van de vordering onvoldoende onderbouwd is en aanhouding van de zaak om de benadeelde partij de gelegenheid te bieden dit te herstellen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
2. De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft vergoeding gevorderd van materiële en immateriële schade.
Ten aanzien van de materiële schade is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. Echter, de rechtbank beschikt over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen, nu de benadeelde partij dit onvoldoende heeft onderbouwd. Omdat aanhouding van de zaak om de benadeelde partij de gelegenheid te bieden om dit te herstellen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, zal de rechtbank dit deel van de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Onder verwijzing naar de hierboven ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer] weergegeven maatstaven die gelden voor het toekennen van immateriële schadevergoeding, overweegt de rechtbank het volgende. Ook in dit geval heeft de normschending eruit bestaan dat verdachte samen met een anderen tijdens twee woningovervallen de benadeelde partij meermalen heeft geslagen en bedreigd met
een vuurwapen. Onder deze omstandigheden is sprake van een zodanige ernstige normschending dat het voor de hand ligt dat dit handelen een zodanige impact op het slachtoffer heeft gehad dat de aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b BW kan worden aangenomen. De rechtbank heeft tevens acht geslagen op de letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De vordering zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van
2.00 ,00,
,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 januari 2024.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 63, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van feit 1
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 1000,00 (zegge: duizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 maart 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.000,00 (zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
16 maart 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 2
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van 2.000,00 (zegge: tweeduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 januari 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van 2.000 (zegge: tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
15 januari 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 30 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R .B. Maring, voorzitter, mr. M.M. Spooren en mr. L. Potijk, rechters, bijgestaan door mr. S. Runia, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 december 2024.
Mr. Potijk is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Paginas 65, 118, 349, 401 e.v. en 409 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer
NN1R024021 d.d. 15 oktober 2024.