ECLI:NL:RBNNE:2024:5178

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
18.254811.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het dealen en aanwezig hebben van cocaïne met gevangenisstraf

Op 10 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het dealen en het aanwezig hebben van cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte, geboren in 2002 en thans gedetineerd, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden. De zaak kwam ter terechtzitting op 26 november 2024, waar de verdachte aanwezig was met zijn advocaat, mr. R.F. Klunder, en het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. A.H.P. Polstra. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het opzettelijk verkopen, afleveren en vervoeren van cocaïne in de periode van 7 februari 2024 tot en met 7 augustus 2024, en het opzettelijk aanwezig hebben van 4,39 gram cocaïne op 7 augustus 2024. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van enkele onderdelen van de tenlastelegging. De verdachte werd vrijgesproken van het telen, bereiden, bewerken en verwerken van cocaïne.

De rechtbank overwoog dat de verdachte strafbaar was, aangezien er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 10 maanden geëist, terwijl de verdediging pleitte voor een taakstraf en een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, met verwijzing naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de recidive en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De rechtbank concludeerde dat de opgelegde straf passend was, gezien de aard en ernst van de feiten en de recidive.

Daarnaast werd de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf gelast, die eerder was opgelegd bij een vonnis van 11 april 2022. De rechtbank verklaarde de inbeslaggenomen goederen, waaronder geldbedragen en een iPhone, verbeurd, terwijl andere goederen, zoals vapes en een andere iPhone, aan de verdachte werden teruggegeven. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-254811-24
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18-224624-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 december 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 2002 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 november 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.F. Klunder, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.H.P. Polstra.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 7 februari 2024 tot en met 7 augustus 2024 te Drachten, althans in de gemeente Smallingerland, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 7 augustus 2024 te Drachten en/of Leeuwarden, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 4,39 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die Wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat een bewezenverklaring kan volgen voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het telen, bereiden, bewerken en verwerken van cocaïne.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past de bewijsmiddelen toe zoals die zullen worden opgenomen in de eventueel later op te maken aanvulling van dit vonnis. Deze bewijsmiddelen bevatten de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden, waarbij ieder bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts gebruikt is voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 7 februari 2024 tot en met 7 augustus 2024 te Drachten, meermalen, opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd en vervoerd, telkens hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
2.
hij op 7 augustus 2024 te Leeuwarden, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad 4,39 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een taakstraf en een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Daartoe heeft zij aangevoerd dat afgeweken dient te worden van de oriëntatiepunten, gelet op het feit dat verdachte de ten laste gelegde feiten onder druk van zijn medeverdachten heeft begaan. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met de persoonlijke omstandigheden, de jonge leeftijd en de kwetsbaarheid van verdachte. Bovendien dient in strafmatigende zin rekening te worden gehouden met de proceshouding van verdachte. Tot slot heeft de raadsvrouw aangevoerd dat sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Verbalisanten hebben verdachte tijdens de insluiting onderzocht aan zijn lichaam en kleding, zonder dat daarvoor toestemming van een (hulp)officier van justitie was verleend, hetgeen vereist is op grond van artikel 56 lid 1 Wetboek van Strafvordering.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
Vormverzuim
De rechtbank stelt vast dat de raadsvrouw weliswaar heeft aangevoerd dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek en dat dat moet leiden tot strafvermindering, maar zij heeft daarbij niet aangegeven welk belang het geschonden voorschrift dient, wat de ernst van het verzuim is en in welke mate verdachte door het verzuim is benadeeld. Omdat sprake is van een niet uitdrukkelijk onderbouwd standpunt, is de rechtbank niet gehouden om daar gemotiveerd op in te gaan en zal zij daar dan ook niet op ingaan.
Uitgeoefende druk op verdachte
Verdachte heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij onder druk is gezet waardoor hij is overgegaan tot het plegen van strafbare feiten. De rechtbank acht niet aannemelijk geworden dat verdachte aan druk heeft blootgestaan waaraan hij redelijkerwijs geen weerstand heeft kunnen bieden. De verklaring van verdachte is onvoldoende concreet en niet verifieerbaar.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een halfjaar schuldig gemaakt aan het dealen van cocaïne. Tevens heeft hij cocaïne voorhanden gehad. Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in verdovende middelen en het gebruik daarvan vaak gepaard gaan met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, wat overlast en schade voor de maatschappij veroorzaakt. Verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van het drugscircuit en de daaraan gerelateerde criminaliteit. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Persoon van de verdachte
Naast de ernst van de feiten houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit de justitiële documentatie van 10 september 2024 blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Zo is hij in 2022 onherroepelijk veroordeeld wegens handel in verdovende middelen en het aanwezig hebben van verdovende middelen, waarvoor hij ten tijde van de bewezenverklaarde feiten in een proeftijd liep van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De eerdere veroordeling en de dreiging van een gevangenisstraf hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw soortgelijke strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft daarnaast gelet op het reclasseringsadvies van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 23 oktober 2024. Uit het rapport blijkt dat bij verdachte sprake is van enige kwetsbaarheid op het gebied van het psychosociaal functioneren. De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld tot hoog, nu verdachte tijdens een lopende proeftijd opnieuw soortgelijke feiten heeft begaan. De reclassering ziet voorts risicos in het sociale netwerk van verdachte. Zijn ouders en partner worden daarentegen als een beschermende factor aangemerkt. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht tot gedragsverandering te komen en het recidiverisico te beperken. Bij een veroordeling adviseert de reclassering daarom een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Op te leggen straf
De door de raadsvrouw bepleite afdoening met een taakstraf en een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, is volgens de rechtbank niet meer passend. Verdachte heeft binnen een lopende proeftijd opnieuw soortgelijke feiten gepleegd.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank rekening houden met de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Als oriëntatiepunt voor het dealen van harddrugs voor de duur van zes maanden tot twaalf maanden, geldt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
De rechtbank acht mede gelet op het vorenstaande de eis van de officier van justitie een passende afdoening. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de aard, ernst en recidive van de bewezenverklaarde feiten oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van tien (10) maanden, met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de inbeslaggenomen geldbedragen van 145,00 en 5,00 vatbaar voor verbeurdverklaring, nu deze bedragen aan verdachte toebehoren en aannemelijk is geworden dat deze geheel of grotendeels door middel van het strafbare feit zijn verkregen.
De rechtbank acht de inbeslaggenomen iPhone12 eveneens vatbaar voor verbeurdverklaring, nu de mobiele telefoon aan verdachte toebehoort en met behulp van de mobiele telefoon het strafbare feit is begaan.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de inbeslaggenomen vapes en iPhone 13 moeten worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 11 april 2022 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 135 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 26 april 2022.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 18 november 2024 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair betoogd dat de vordering dient te worden afgewezen, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de proeftijd te verlengen met één jaar.
Oordeel van de rechtbank
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van tien (10) maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Verklaart verbeurd de volgende inbeslaggenomen goederen:

  • geldbedrag ter grootte van 145,00 (goednummer: PL0100-2024214412-1743366);
  • geldbedrag ter grootte van 5,00 (goednummer: PL0100-2024214412-1747122);
- iPhone 12 (goednummer: PL0100-2024214417-G1743360).

Gelast de teruggave van de volgende inbeslaggenomen goederen:

- vapes (goednummer: PL0100-2024214412-1743374);
- iPhone 13 (goednummer: PL0100-2024214412-1743359).

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.224624-21:

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 11 april 2022, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 135 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma - Oude Nijeweme, voorzitter, mr. N.A. Vlietstra en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. R.D. Ensel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 december 2024.
Mr. C. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.