ECLI:NL:RBNNE:2024:5170

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
18-060568-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan woningoverval en bankhelpdeskfraude met gevangenisstraf van 30 maanden

Op 10 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan een woningoverval en bankhelpdeskfraude. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door het verstrekken van adresgegevens van het slachtoffer aan medeverdachten, een faciliterende rol heeft gespeeld in de woningoverval die op 13 januari 2024 plaatsvond. Tijdens deze overval werd het slachtoffer bedreigd met een vuurwapen en werden waardevolle goederen, waaronder bankpassen en sieraden, ontvreemd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet zelf aanwezig was bij de uitvoering van de overval, maar dat zijn bijdrage in de voorbereiding en het verstrekken van informatie voldoende was om hem als medeplichtige aan te merken. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan meerdere feiten van bankhelpdeskfraude, waarbij hij kwetsbare slachtoffers op slinkse wijze benadeelde. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 30 maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in deze misdrijven een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Tevens werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, en werd de verbeurdverklaring van een inbeslaggenomen auto uitgesproken.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-060568-24
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18-043405-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 december 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 november 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.O. Roosjen, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.H.P. Polstra.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 januari 2024 te [adres] , gemeente Leeuwarden, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee (met inhoud en/of geld) en/of een of meer bankpas(sen) en/of (een doosje met) een gouden ketting en/of overige sieraden (zilveren oorbellen en/of een speldje), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (- zakelijk weergegeven -) met geheel of deels gemaskerde/bedekte gezicht(en) en/of met (een) (op een) vuurwapen(s) (gelijkend(e) voorwerp(en)) de woning en/of (vervolgens) de slaapkamer van die [slachtoffer 1] te betreden en/of binnen te dringen/gaan en/of die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of uit haar bed te trekken en/of een (op een) (vuur)wapen (gelijkend voorwerp) op die [slachtoffer 1] te richten en/of gericht te houden en/of (meermalen) aan die [slachtoffer 1] toe te voegen: “geld, goud” en/of “Ik wil geld, ik wil goud. Ik weet dat je goud hebt” en/of “Waar is je tas(!)” en/of “Bankpas en pincode(!)” en/of “Je gaat mee, je gaat mee” en/of “naar boven jij en blijven jij”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 13 januari 2024 te [adres] , gemeente Leeuwarden, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van (een portemonnee (met inhoud en/of geld) en/of) een of meer bankpas(sen) (en/of (een doosje met) een gouden ketting en/of overige sieraden (zilveren oorbellen en/of een speldje)), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of een derde toebehoorde(n) door (- zakelijk weergegeven -) met geheel of deels gemaskerde/bedekte gezicht(en) en/of met (een) (op een) vuurwapen(s) (gelijkend(e) voorwerp(en)) de woning en/of (vervolgens) de slaapkamer van die [slachtoffer 1] te betreden en/of binnen te dringen/gaan en/of die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of uit haar bed te trekken en/of een (op een) (vuur)wapen (gelijkend voorwerp) op die [slachtoffer 1] te richten en/of gericht te houden en/of (meermalen) aan die [slachtoffer 1] toe te voegen: “geld, goud” en/of “Ik wil geld, ik wil goud. Ik weet dat je goud hebt” en/of “Waar is je tas(!)” en/of “Bankpas en pincode(!)” en/of “Je gaat mee, je gaat mee” en/of “naar boven jij en blijven jij”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of een of meer (andere) onbekend gebleven dader(s) op of omstreeks 13 januari 2024 te [adres] , gemeente Leeuwarden, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee (met inhoud en/of geld) en/of een of meer bankpas(sen) en/of (een doosje met) een gouden ketting en/of overige sieraden (zilveren oorbellen en/of een speldje), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer
1] , in elk geval aan een ander dan aan [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (- zakelijk weergegeven -) met geheel of deels gemaskerde/bedekte gezicht(en) en/of met (een) (op een) vuurwapen(s) (gelijkend(e) voorwerp(en)) de woning en/of (vervolgens) de slaapkamer van die [slachtoffer 1] te betreden en/of binnen te dringen/gaan en/of die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of uit haar bed te trekken en/of een (op een) (vuur)wapen (gelijkend voorwerp) op die [slachtoffer 1] te richten en/of
gericht te houden en/of (meermalen) aan die [slachtoffer 1] toe te voegen: “geld, goud” en/of “Ik wil geld, ik wil goud. Ik weet dat je goud hebt” en/of “Waar is je tas(!)” en/of Bankpas en pincode(!)” en/of “Je gaat mee, je gaat mee” en/of “naar boven jij en blijven jij”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking, welk bovenomschreven strafbaar feit verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op of omstreeks (13) januari 2024 (/op of omstreeks 2023 /2024) te Leeuwarden, in elk geval in
Nederland, opzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging, en/of misleiding en/of door het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen, immers heeft verdachte (- zakelijk weergegeven -) het slachtoffer in beeld gebracht en/of aangedragen als vermogend en/of in het bezit van goud en/of geld en/of
(daartoe) de naam en/of adresgegevens van het slachtoffer doorgespeeld/doorgegeven en/of aangereikt en/of [medeverdachte 1] en/of (een) (andere) uitvoerder(s) benaderd en/of in stelling gebracht en/of aangestuurd en/of gefaciliteerd;
en/of
[medeverdachte 1] en/of een of meer (andere) onbekend gebleven dader(s) op of omstreeks 13 januari 2024 te [adres] , gemeente Leeuwarden, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van (een portemonnee (met inhoud en/of geld) en/of) een of meer bankpas(sen) (en/of (een doosje met) een gouden ketting en/of overige sieraden (zilveren oorbellen en/of een speldje)), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of een derde toebehoorde(n) door (- zakelijk weergegeven -) met geheel of deels gemaskerde/bedekte gezicht(en) en/of met (een) (op een) vuurwapen(s) (gelijkend(e) voorwerp(en)) de woning en/of (vervolgens) de slaapkamer van die [slachtoffer 1] te betreden en/of binnen te dringen/gaan en/of die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of uit haar bed te trekken en/of een (op een) (vuur)wapen (gelijkend voorwerp) op die [slachtoffer 1] te richten en/of gericht te houden en/of (meermalen) aan die [slachtoffer 1] toe te voegen: “geld, goud” en/of “Ik wil geld, ik wil goud. Ik weet dat je goud hebt” en/of “Waar is je tas(!)” en/of
“Bankpas en pincode(!)” en/of “Je gaat mee, je gaat mee en/of “naar boven jij en blijven jij, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking, welk bovenomschreven strafbaar feit verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op of omstreeks (13) januari 2024 (/op of omstreeks 2023/2024) te Leeuwarden, in elk geval in
Nederland, opzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging, en/of misleiding en/of door het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen, immers heeft verdachte (- zakelijk weergegeven -) het slachtoffer in beeld gebracht en/of aangedragen als vermogend en/of in het bezit van goud en/of geld en/of (daartoe) de naam en/of adresgegevens van het slachtoffer doorgespeeld/doorgegeven en/of aangereikt en/of [medeverdachte 1] en/of (een) (andere) uitvoerder(s) benaderd en/of in stelling gebracht en/of aangestuurd en/of gefaciliteerd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of een of meer (andere) onbekend gebleven dader(s) op of omstreeks 13 januari 2024 te [adres] , gemeente Leeuwarden, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee (met inhoud en/of geld) en/of een of meer bankpas(sen) en/of (een doosje met) een gouden ketting en/of overige sieraden (zilveren oorbellen en/of een speldje), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren door (- zakelijk weergegeven -) met geheel of deels gemaskerde/bedekte gezicht(en) en/of met (een) (op een) vuurwapen(s) (gelijkend(e) voorwerp(en)) de woning en/of (vervolgens) de slaapkamer van die [slachtoffer 1] te betreden en/of
binnen te dringen/gaan en/of die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of uit haar bed te trekken en/of een (op een) (vuur)wapen (gelijkend voorwerp) op die [slachtoffer 1] te richten en/of gericht te houden en/of (meermalen) aan die [slachtoffer 1] toe te voegen: “geld, goud” en/of “Ik wil geld, ik wil goud. Ik weet dat je goud hebt” en/of “Waar is je tas(!)” en/of “Bankpas en pincode(!)” en/of “Je gaat mee, je gaat mee” en/of “naar boven jij en blijven jij”, althans
woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op of omstreeks (13) januari 2024 (/op of omstreeks 2023/2024) te Leeuwarden, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door (- zakelijk weergegeven -) het slachtoffer in beeld te brengen en/of aan te dragen als vermogend en/of in het bezit van goud en/of geld en/of (daartoe) de naam en/of adresgegevens van het slachtoffer door te spelen/geven en/of aan te reiken en/of [medeverdachte 1] en/of (een) (andere) uitvoerder(s) te benaderen en/of in stelling te brengen en/of aan te sturen en/of te faciliteren;
en/of
[medeverdachte 1] en/of een of meer (andere) onbekend gebleven dader(s) op of omstreeks 13 januari 2024 te [adres] , gemeente Leeuwarden, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van (een portemonnee (met
inhoud en/of geld) en/of) een of meer bankpas(sen) (en/of (een doosje met) een gouden ketting en/of overige sieraden (zilveren oorbellen en/of een speldje)), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of een derde toebehoorde(n) door (- zakelijk weergegeven -) met geheel of deels gemaskerde/bedekte gezicht(en) en/of met (een) (op een) vuurwapen(s) (gelijkend(e) voorwerp(en)) de woning en/of (vervolgens) de slaapkamer van die [slachtoffer 1] te betreden en/of binnen te dringen/gaan en/of die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of uit haar bed te trekken en/of een (op een) (vuur)wapen (gelijkend voorwerp) op die [slachtoffer 1] te richten en/of gericht te houden en/of (meermalen) aan die [slachtoffer 1] toe te voegen: “geld, goud” en/of Ik wil geld, ik wil goud. Ik weet dat je goud hebt” en/of “Waar is je tas(!)” en/of “Bankpas en pincode(!)” en/of “Je gaat mee, je gaat mee” en/of “naar boven jij en blijven jij”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op of omstreeks (13) januari 2024 (/op of omstreeks 2023/2024) te Leeuwarden, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door (- zakelijk weergegeven -) het slachtoffer in beeld te brengen en/of aan te dragen als vermogend en/of in het bezit van goud en/of geld en/of (daartoe) de naam en/of adresgegevens van het
slachtoffer door te spelen/geven en/of aan te reiken en/of [medeverdachte 1] en/of (een) (andere) uitvoerder(s) te benaderen en/of in stelling te brengen en/of aan te sturen en/of te faciliteren.
2.
hij in of omstreeks de periode gevormd door de jaren 2021 tot en met 2024, in elk geval op of omstreeks 15 februari 2024, te [adres] , gemeente Opsterland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen meermalen, althans eenmaal (van) (een of meer) geld(bedrag(en)) en/of een of meer bankpas(sen) en/of een mobiele telefoon, althans een of meer voorwerpen
  • heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
  • gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en)
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf. 3.
hij op of omstreeks 15 februari 2024 te [adres] en/of Drachten en/of Leeuwarden, in elk geval in de
provincie Friesland, dan wel Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (meermalen, op verschillende tijdstippen) (telkens) (een) geld(bedrag(en)), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geld(bedrag(en)) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s), door (- zakelijk weergegeven -) met (een) (uit oplichting en/of witwassen, en dus) onrechtmatig verkregen bank/ pinpas(sen) transacties en/of betalingen en/of geldopnames te verrichten.
4.
hij op of omstreeks 8 februari 2024, te [adres] , gemeente Tytsjerksteradiel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn/haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om (van) een of meer bankpas(sen) en/of geld, althans een of meer voorwerpen
  • te verwerven, voorhanden te krijgen, over te dragen, om te zetten, en/of
  • gebruik te maken
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en)
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf, (- zakelijk weergegeven -) zich naar het huisadres van [slachtoffer 3] heeft begeven en/of (eerst) (een) (na oplichting verkregen/te verkrijgen) (oude) bankpas(sen) in ontvangst heeft genomen en/of zich (vervolgens) (nogmaals) heeft gemeld bij en/of begeven naar het huisadres van die [slachtoffer 3] om (een) (na oplichting verkregen/te verkrijgen) (werkzame) bankpas(sen) in ontvangst te nemen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair ten laste gelegde feit. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om verdachte aan te kunnen merken als medepleger van de woningoverval. Verdachte heeft
aangeefster aangemerkt als een zogenaamd makkelijk slachtoffer en heeft informatie over de mogelijke aanwezigheid van goud in haar woning aan zijn medeverdachte verstrekt. Daarnaast heeft verdachte het adres van aangeefster aan zijn medeverdachte verstrekt. Zonder deze informatie had de woningoverval niet plaats kunnen vinden. Bovendien heeft medeverdachte [medeverdachte 1] verdachte genoemd als opdrachtgever van de woningoverval. Ondanks dat verdachte niet feitelijk aanwezig is geweest bij de overval is zijn rol van dusdanig belang geweest dat gesteld kan worden dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten gericht op de overval. Zo heeft verdachte kort voor en kort na de overval contact gehad met zijn medeverdachten. Na de overval heeft verdachte zijn medeverdachte gewezen op locaties van pinautomaten waar gepind kon worden met de bankpassen van aangeefster die tijdens de woningoveral zijn weggenomen.
Daarnaast heeft de officier van justitie veroordeling gevorderd voor de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft zich met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit op het standpunt gesteld dat verdachte zich in de periode van 2021 tot en met 15 februari 2024 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om verdachte aan te kunnen merken als medepleger of uitlokker van de woningoverval. Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte medeplichtig is geweest aan de overval.
Verdachte heeft het adres van aangeefster verstrekt aan de medeverdachte en wist wat er zou gebeuren.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat onvoldoende concreet is wat verdachte ten laste wordt gelegd. De ten laste gelegde periode omvat bovendien een periode waarin verdachte langdurig gedetineerd is geweest. Daar staat tegenover dat verdachte zijn betrokkenheid bij de zaken van aangevers [naam] , [naam] en [slachtoffer 2] heeft bekend. Het dossier bevat ten aanzien van de overige zaken onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Op grond van de inhoud van na te noemen bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. In de nacht van 13 januari 2024 is aangeefster terwijl zij in bed lag, door medeverdachte [medeverdachte 1] en twee onbekend gebleven medeverdachten overvallen in haar woning. De medeverdachten zijn de woning binnengedrongen en hebben een vuurwapen op aangeefster gericht, waarna zij haar bankpas van de ING heeft afgegeven en de onbekend gebleven medeverdachten haar portemonnee, sieraden en bankpas van de Rabobank hebben weggenomen. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verdachte de adresgegevens van aangeefster heeft gedeeld met de medeverdachte [medeverdachte 2] . Kort na de overval heeft medeverdachte [medeverdachte 2] contact met verdachte gezocht. Verdachte heeft toen zijn medeverdachten gewezen op locaties van pinautomaten waar zij konden pinnen met de weggenomen bankpassen van aangeefster.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de diefstal met bedreiging van geweld en afpersing wettig en overtuigend bewezen zijn. Daarbij vindt de rechtbank niet bewezen dat aangeefster tijdens de woningoverval is vastgepakt en uit het bed is getrokken. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft dit ontkend en aangeefster heeft hier geen eenduidige verklaring over afgelegd.
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of verdachte als een strafbare deelnemer kan worden aangemerkt en zo ja, hoe verdachtes gedragingen juridisch gekwalificeerd dienen te worden.
Medeplegen
Onder feit 1 primair is het medeplegen van de woningoverval en afpersing ten laste gelegd. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook wanneer het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling van de vraag of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
De rechtbank stelt vast dat verdachte niet aanwezig is geweest bij de uitvoering van de woningoverval. Verdachtes afwezigheid bij de uitvoering, hoeft niet direct aan een bewezenverklaring van medeplegen in de weg te staan. Immers, indien sprake is van voldoende compensatie, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding, kan ook zonder uitvoeringshandelingen aan en/of aanwezigheid bij het delict sprake zijn van medeplegen. De rechtbank stelt aan de hand van het dossier en het verhandelde ter zitting vast dat verdachte zowel voorafgaand aan als na de woningoverval handelingen heeft verricht die daarmee op enigerlei wijze verband houden. Verdachte heeft voorafgaand aan de woningoverval het adres van aangeefster genoemd en bevestigd. Nadien heeft verdachte zijn medeverdachten op locaties van pinautomaten gewezen waar gepind kon worden met de weggenomen bankpassen van aangeefster. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat het verdachte is geweest die contact heeft gezocht met zijn medeverdachten. Evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte op enigerlei wijze bemoeienissen heeft
gehad met de uitvoering van de woningoverval, nu niet is komen vast te staan dat verdachte precies wist wanneer en ook door wie de woningoverval zou worden uitgevoerd. Bij die stand van zaken zijn er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende factoren die het ontbreken van een rol in de uitvoering kunnen compenseren. De door de officier van justitie aangedragen factoren zijn naar het oordeel van de rechtbank evenmin voldoende. Verdachte heeft immers niet zelf contact gezocht met zijn medeverdachten, maar er is contact met hem gezocht. Dat contact had alleen betrekking op de adresgegevens van aangeefster én op een opmerking die verdachte zou hebben gemaakt over de weerbaarheid van aangeefster. De rechtbank kan niet vaststellen dat het initiatief voor de woningoverval afkomstig is van verdachte. Het achteraf op verzoek aanwijzen van locaties van pinautomaten acht de rechtbank van onvoldoende belang in het kader van de waardering van verdachtes bijdrage aan de woningoverval. Evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte een andere bijdrage heeft geleverd dan hiervoor benoemd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van verdachte zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang beschouwd onvoldoende zijn om te kunnen vaststellen dat zijn bijdrage van zodanig gewicht is geweest dat sprake is van een voldoende nauwe en bewust samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten, gericht op de woningoverval. De rechtbank zal verdachte gelet op het voorgaande dan ook vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
Uitlokking
Onder feit 1 subsidiair is het uitlokken van de woningoverval en afpersing ten laste gelegd. De rechtbank stelt voorop dat er sprake is van uitlokking, zoals bedoeld in artikel 47, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, indien iemand een ander aanzet tot het begaan van een strafbaar feit waarvoor de uitgelokte zelf kan worden gestraft. De uitlokking moet opzettelijk zijn geschied, waarbij het opzet van de uitlokker gericht moet zijn op zowel het aanzetten van een ander een delict te begaan als op de bestanddelen van dat delict waartoe wordt uitgelokt.
Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van uitlokking zoals bedoeld in artikel 47, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Verdachte heeft verklaard dat hij ver voor de woningoverval aan medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verteld dat aangeefster geld spaart, goud heeft en vermogend is. De rechtbank volgt verdachte op dit punt in zijn verklaring, nu het dossier geen bewijsmiddelen bevat die deze verklaring tegenspreken. De rechtbank kan niet vaststellen of deze mededeling van verdachte aan medeverdachte [medeverdachte 2] door verdachte is gedaan om [medeverdachte 2] te bewegen tot het (doen) wegnemen van kostbaarheden van aangeefster, dan wel dat verdachte er op het moment van het doen van deze mededelingen rekening mee moest houden dat [medeverdachte 2] daardoor tot het voornemen zou komen om aangeefster te beroven. Het dossier en het verhandelde ter zitting bieden daarvoor onvoldoende aanknopingspunten. Kort voor de woningoverval, op 7 januari 2024, heeft medeverdachte [medeverdachte 2] verdachte gevraagd naar het adres van aangeefster. Verdachte heeft toen het adres van aangeefster aan medeverdachte [medeverdachte 2] doorgegeven. De rechtbank leidt daaruit af dat medeverdachte [medeverdachte 2] op dat moment kennelijk al van plan was om aangeefster te beroven. In de nacht van 12 op 13 januari 2024 heeft medeverdachte [medeverdachte 2] wederom om het adres van aangeefster gevraagd, waarop verdachte het adres van aangeefster heeft bevestigd. Naar het oordeel van de rechtbank kan daardoor niet worden vastgesteld dat verdachte zijn medeverdachte op de wijze als bedoeld in artikel 47 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht heeft aangezet tot het plegen van de woningoverval. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het subsidiair ten laste gelegde.
Medeplichtigheid
Onder feit 1 meer subsidiair is de medeplichtigheid aan de woningoverval en afpersing ten laste gelegd. De rechtbank stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige
als bedoeld in artikel 48, aanhef en onder 1º of 2º van het Wetboek van Strafrecht, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict). Bij de bewezenverklaring en kwalificatie van de medeplichtigheid moet worden uitgegaan van de door de dader verrichte handelingen, ook indien het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan. Het opzet van de medeplichtige behoeft niet te zijn gericht op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan. Onder die precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan, is ook begrepen of het gronddelict al dan niet in deelneming wordt begaan; op die deelnemingsvorm behoeft het opzet van de medeplichtige dus niet te zijn gericht.
De rol van verdachte - die ter plaatse van de overval niet aanwezig was - is naar het oordeel van de rechtbank zodanig ondersteunend en faciliterend geweest dat van medeplichtigheid als bedoeld in artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht sprake is. Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank voorts voldoende aanknopingspunten voor een bewezenverklaring van het voor medeplichtigheid vereiste dubbele opzet (zowel op het gronddelict als op het behulpzaam zijn). Verdachte heeft kort voor de woningoverval de adresgegevens van aangeefster met medeverdachte [medeverdachte 2] gedeeld, waarbij hij heeft aangegeven “doe wat je moet doen”. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij wist dat aangeefster beroofd zou worden. Verdachte was dus op de hoogte van het voornemen van zijn medeverdachten om de woning te overvallen en heeft daarbij een faciliterende rol gehad. De door verdachte verstrekte informatie (adresgegevens) zijn dienstbaar geweest aan het gronddelict (de woningoverval).
De rechtbank acht het meer subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Bewijsmiddelen
Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
De door verdachte ter zitting van 26 november 2024 afgelegde verklaring;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 januari 2024, opgenomen op pagina 23 e.v.
(procesdossier 1)van het dossier van Districtsrecherche Fryslân, Eenheid Noord- Nederland met onderzoeksnaam Nashville en -nummer NN1R024002 d.d. 17 juni 2024, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 juni 2024, opgenomen op pagina 142 e.v. (
procesdossier 3)van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] .
Ten aanzien van feit 2 en feit 3
De rechtbank acht de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 november 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 februari 2024, opgenomen op pagina 484 e.v.
(procesdossier 2)van het dossier van Districtsrecherche Fryslân, Eenheid Noord-Nederland met onderzoeksnaam Raleigh en -nummer NN1R024015 d.d. 26 augustus 2024, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 december 2021, opgenomen op pagina 563 e.v.
(procesdossier 2)van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 december 2023, opgenomen op pagina 569 e.v.
(procesdossier 2)van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] .
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
De rechtbank is van oordeel dat het dossier ten aanzien van de zaken van aangevers [naam] , [naam] en [slachtoffer 2] voldoende wettig en overtuigend bewijs bevat. Bovendien heeft verdachte zijn betrokkenheid bij deze zaken bekend.
Ten aanzien van de zaken van aangevers [naam] en [naam] is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat. De op verdachtes telefoon aangetroffen schermafbeeldingen van rekeningafschriften van voornoemde aangevers zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om de strafbare betrokkenheid van verdachte vast te kunnen stellen bij deze zaken. De rechtbank zal de bewezen verklaarde periode onder feit 2 dan ook beperken tot de periodes waarin de zaken van aangevers [naam] , [naam] en [slachtoffer 2] zich hebben afgespeeld.
Ten aanzien van feit 4
De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 november 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 februari 2024, opgenomen op pagina 583 e.v.
(procesdossier 3)van het dossier van Districtsrecherche Fryslân, Eenheid Noord-Nederland met onderzoeksnaam Raleigh en -nummer NN1R024015 d.d. 26 augustus 2024, inhoudend de verklaring van [naam] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de onder 1 meer subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. meer subsidiair
[medeverdachte 1] en meer andere onbekend gebleven daders op 13 januari 2024 te [adres] , gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, tezamen en in vereniging met anderen, een portemonnee met inhoud, een bankpas en een gouden ketting die aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door - zakelijk weergegeven - met bedekte gezichten en een vuurwapen de woning en vervolgens de slaapkamer van die [slachtoffer 1] binnen te dringen en een vuurwapen op die [slachtoffer 1] te richten en meermalen aan die [slachtoffer 1] toe te voegen: “geld, goud” en “Ik wil geld, ik wil goud. Ik weet dat je goud hebt” en “Waar is je tas” en “Bankpas en pincode” en “Je gaat mee, je gaat mee”, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in januari 2024 in Nederland, opzettelijk inlichtingen heeft verschaft, door de adresgegevens van het slachtoffer door te geven;
en
[medeverdachte 1] en meer andere onbekend gebleven daders op 13 januari 2024 te [adres] , gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een bankpas die aan die [slachtoffer 1] toebehoorde, door - zakelijk weergegeven - met bedekte gezichten en een vuurwapen de woning en vervolgens de slaapkamer van die [slachtoffer 1] binnen te dringen en een vuurwapen op die [slachtoffer 1] te richten en meermalen aan die [slachtoffer 1] toe te voegen: “geld, goud” en Ik wil geld, ik wil goud. Ik weet dat je goud hebt” en “Waar is je tas” en “Bankpas en pincode” en “Je gaat mee, je gaat mee”, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in januari 2024 in Nederland, opzettelijk inlichtingen heeft verschaft, door de adresgegevens van het slachtoffer door te geven.
hij in december 2021 en op 15 februari 2024 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, geldbedragen en/of bankpassen en een mobiele telefoon heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat die voorwerpen onmiddellijk afkomstig waren uit enig misdrijf.
hij op 15 februari 2024 te [adres] en Drachten en Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, op verschillende tijdstippen geldbedragen die aan [slachtoffer 2] en aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse sleutels, door met uit oplichting en dus onrechtmatig verkregen bankpassen transacties en betalingen en geldopnames te verrichten.
hij op 8 februari 2024 te [adres] , tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om bankpas(sen) en/of geld, te verwerven, terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat die voorwerpen -onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, zich naar het huisadres van [slachtoffer 3] heeft begeven om na oplichting verkregen werkzame bankpas(sen) in ontvangst te nemen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 meer subsidiair:
de eendaadse samenloop van
medeplichtigheid aan diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
medeplichtigheid aan afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 2 en feit 3:
ten aanzien van de bankpassen en geldbedragen een voortgezette handeling van
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2 voorts:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Feit 4:
medeplegen van poging tot witwassen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de cumulatief bewezen verklaarde feiten (diefstal/afpersing) onder feit 1 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet uiteenloopt.
Met betrekking tot de bewezenverklaring van feit 2 en feit 3 is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de witgewassen bankpassen en de van diefstal afkomstige geldbedragen sprake is van een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht. De bewezen verklaarde gedragingen betreffen twee opeenvolgende handelingen.
Voor het overige zal de rechtbank toepassing geven aan de regeling van de meerdaadse samenloop in artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) jaren met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie gematigd dient te worden, gelet op de door hem bepleite vrijspraak voor het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit. Daarbij heeft de raadsman in overweging meegegeven dat verdachte onder druk van zijn medeverdachte de adresgegevens van aangeefster heeft verstrekt. De raadsman heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat een (deels) voorwaardelijke straf passend zou zijn, gelet op de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Behandeling van verdachte is wenselijk en de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering kunnen bijdragen aan de goede voornemens van verdachte om zijn leven delictvrij in te richten.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte
zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich als medeplichtige schuldig gemaakt aan een gewapende woningoverval en afpersing. Verdachte heeft de adresgegevens van aangeefster, die een bekende van hem en een vriendin van zijn moeder was, gedeeld met medeverdachte [medeverdachte 2] . Het motief van verdachte om de adresgegevens van aangeefster met zijn medeverdachte te delen was naar eigen zeggen om een schuld die verdachte bij die [medeverdachte 2] zou hebben af te lossen. Een schuld die overigens verband hield met een eerder strafbaar feit waaraan verdachte had deelgenomen. Verdachte heeft hierbij enkel oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. Met zijn handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op het veiligheidsgevoel en het eigendomsrecht van aangeefster. Dat de woningoverval dan ook grote gevolgen voor aangeefster heeft gehad, blijkt uit de ter zitting voorgedragen schriftelijke slachtofferverklaring. De rechtbank acht de gewapende woningoverval op de 71-jarige aangeefster een bijzonder ernstig en zeer kwalijk feit. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij degene is geweest die de adresgegevens van aangeefster heeft verstrekt aan de medeverdachte in de volle wetenschap wat daarop zou volgen. Dat aangeefster een bekende was van verdachte en bovendien een vriendin van zijn moeder, heeft hem er kennelijk niet van weerhouden om haar adres te geven. Verdachte had op diverse momenten kunnen voorkomen dat de woningoverval zou plaatsvinden, maar heeft dat nagelaten. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een reeks feiten die verband houden met bankhelpdeskfraude. Door middel van babbeltrucs zijn van (hoog)bejaarde slachtoffers op slinkse wijze bankpassen, pincodes en telefoons bemachtigd, om daar vervolgens geld mee te pinnen en betalingen mee te verrichten. Verdachte ronselde (vaak kwetsbare) medeverdachten die de bankpassen bij de slachtoffers kwamen ophalen en vervolgens geldbedragen moesten pinnen en betalingen moesten verrichten met deze bankbassen. Verdachte trad hierbij eveneens op als chauffeur. Aldus kon verdachte zo risicoloos mogelijk deelnemen aan en profiteren van misdrijven die door anderen werden uitgevoerd. Met zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan bankhelpdeskfraude en hij heeft daarmee een grove inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de aangevers. Daarnaast heeft hij het vertrouwen dat de aangevers hadden in de medemens, in ernstige mate geschaad. Het gaat hierbij om extra kwetsbare slachtoffers die vaak afhankelijk zijn van hulp van anderen. Verdachte heeft daar in het geheel geen oog voor gehad en was wederom alleen bezig met zijn eigen financieel gewin.
Tot op de dag van vandaag heeft verdachte geen volledige verantwoordelijkheid willen nemen voor zijn betrokkenheid bij de ten laste gelegde feiten. Verdachte blijft zijn rol bagatelliseren. De rechtbank krijgt daardoor niet de indruk dat verdachte inzicht heeft in wat eraan heeft bijgedragen dat hij bij dergelijke feiten betrokken is geraakt en evenmin dat hij oprecht andere keuzes wil maken in de toekomst. Dat baart de rechtbank zorgen.
Persoon van verdachte
Naast de ernst van de feiten houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit de justitiële documentatie van 13 november 2024 blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Zo is hij onder andere op 9 september 2022 onherroepelijk veroordeeld wegens een diefstal met geweld tot een gevangenisstraf van vierentwintig (24) maanden waarvan acht (8) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie (3) jaar met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden. Ten tijde van de bewezenverklaarde feiten liep verdachte in deze proeftijd. De
eerdere veroordelingen, de dreiging van een gevangenisstraf en het reclasseringstoezicht hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft daarnaast gelet op het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 31 oktober 2024. Uit het rapport blijkt dat het sociaal netwerk van verdachte, zijn psychosociaal functioneren en zijn houding als criminogene factoren kunnen worden aangemerkt. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten beschikte verdachte niet over dagbesteding en inkomen. Volgens de reclassering zijn er geen beschermende factoren aanwezig. Verdachte is in 2022 gediagnostiseerd met een lichte stoornis in cannabisgebruik. De reclassering acht verdere diagnostiek geïndiceerd om meer zicht te krijgen op het functioneren van verdachte, zijn handelingsvaardigheden en zijn eventuele beïnvloedbaarheid. In het kader van een eerdere voorwaardelijk opgelegde straf heeft verdachte de CoVa-training gevolgd. Gelet op het feit dat verdachte opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd in een lopende proeftijd en vanwege de ernst van de ten laste gelegde feiten, acht de reclassering een CoVa-training niet langer toereikend. Het risico op algemene recidive wordt door de reclassering ingeschat als hoog en het risico op geweldsrecidive als gemiddeld. Teneinde het recidiverisico te beperken heeft de reclassering in het geval van een veroordeling geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, een contactverbod met aangeefster [slachtoffer 1] en de medeverdachten, een locatieverbod en locatiegebod met elektronische monitoring en dagbesteding aan verdachte op te leggen. Verdachte is gemotiveerd en heeft aangegeven zich te willen houden aan de voorwaarden.
Op te leggen straf
Anders dan de raadsman heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte onder druk werd gezet door één van zijn medeverdachten waardoor hij de adresgegevens van aangeefster heeft verstrekt. Naar eigen zeggen moest verdachte een geldbedrag aan medeverdachte [medeverdachte 2] betalen naar aanleiding van een eerder gepleegde straatroof in 2022 waar beide verdachten voor zijn veroordeeld. Toen bleek dat verdachte niet meer aan de betalingsverplichting kon voldoen, werd hij, naar eigen zeggen, onder druk gezet door medeverdachte [medeverdachte 2] . Op 19 december 2023 heeft verdachte een melding bij de politie gemaakt, omdat hij bang was voor medeverdachte [medeverdachte 2] . Na deze melding heeft verdachte geen contact meer met de politie opgenomen, terwijl dit op diverse momenten wel voor de hand had gelegen. Bovendien blijkt uit de aangetroffen chatberichten in de telefoon van verdachte niet van enig verstoord contact tussen hem en medeverdachte [medeverdachte 2] rondom het moment van de woningoverval. Daarbij komt dat verdachte bovendien bereid is gebleken om na afloop van de woningoverval te assisteren bij het lokaliseren van pinautomaten om daar met de buitgemaakte pinpassen geld van de rekening van aangeefster te halen. De bewering dat verdachte daadwerkelijk een onweerstaanbare druk heeft ervaren schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden. De eerdere veroordeling en lopende proeftijd met reclasseringstoezicht hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van dertig (30) maanden, met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest, passend en oplegging daarvan geboden is. De rechtbank legt hiermee een lagere gevangenisstraf op dan door de officier van justitie is geëist. Anders dan de officier van justitie kwalificeert de rechtbank de betrokkenheid van verdachte bij de woningoverval als medeplichtigheid en niet als medeplegen. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank eveneens
rekening gehouden met de eendaadse samenloop tussen de diefstal met bedreiging van geweld en de afpersing.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Benadeelde partijen
Ten aanzien van feit 1
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 3.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Ten aanzien van feit 3
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Op 22 november 2024 heeft de benadeelde partij een schriftelijke vordering ingediend, waarbij 7.580,79 gevorderd wordt ter vergoeding van materiële schade. Ter terechtzitting van 26 november 2024 heeft de benadeelde partij zijn vordering bijgesteld naar een bedrag van 3.100,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de beide vorderingen voor hoofdelijke toewijzing in aanmerking komen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte bereid is de beide schadevergoedingen te voldoen.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering [slachtoffer 1] :
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 meer subsidiair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen.
Ten aanzien van de vordering [slachtoffer 2] :
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 3 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt ten aanzien van de beide vorderingen vast dat verdachte de bewezen verklaarde feiten samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom telkens bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien (één van) zijn medeverdachte(n) deze al hebben betaald, en andersom.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank telkens de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. Het aantal dagen dat gijzeling kan worden toegepast bepaalt de rechtbank ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] op veertig (40) dagen en ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] op éénenveertig (41) dagen.
Veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte telkens veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over de toegewezen schadebedragen telkens toewijzen vanaf de datum van het ontstaan van de schade. Ook ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel zal dit worden bepaald.

Inbeslaggenomen goederen

Standpunt van de officier van justitie
De officier heeft zich op het standpunt gesteld dat de inbeslaggenomen personenauto verbeurd verklaard dient te worden, nu met behulp van dit voertuig de stafbare feiten zijn begaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de personenauto dient te worden teruggegeven aan de moeder van verdachte, tevens de eigenaar van het voertuig. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het voertuig dient te worden teruggegeven aan verdachte. Daartoe heeft hij aangevoerd dat, hoewel het voertuig is gebruikt bij het plegen van de strafbare feiten, de rol van het voertuig van dusdanig gering belang is geweest dat het voertuig dient te worden teruggegeven.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat het voertuig weliswaar op de naam van de moeder van verdachte staat, maar in feite eigendom van verdachte is. Verdachte heeft verklaard dat hij de enige is die het voertuig gebruikt. De rechtbank zal de inbeslaggenomen personenauto verbeurd verklaren, nu de bewezenverklaarde feiten onder 2, 3 en 4 met behulp van dit voertuig zijn begaan. Verdachte heeft met dit voertuig meermalen personen rondgereden om bankhelpdeskfraude uit te voeren.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 9 september 2022 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord- Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van vierentwintig (24) maanden, waarvan acht (8) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie (3)
jaren. De proeftijd is ingegaan op 23 september 2022.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 3 oktober 2024 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de vordering in beginsel voor toewijzing vatbaar is, nu verdachte opnieuw strafbare feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd. De raadsman heeft de rechtbank in overweging meegegeven om tenuitvoerlegging van slechts een deel van de voorwaardelijke straf te gelasten, zodat de bijzondere voorwaarden na detentie nog zullen doorlopen.
Oordeel van de rechtbank
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf. Anders dan door de raadsman is aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opdat de bijzondere voorwaarden blijven doorlopen. De eerdere voorwaardelijke straf en de bijbehorende bijzondere voorwaarden hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. Derhalve verwacht de rechtbank niet enige toegevoegde waarde van het doorlopen van de bijzondere voorwaarden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 47, 48, 49, 55, 56, 57, 311, 312, 317 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair en subsidiair ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 1 meer subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van dertig (30) maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Benadeelde partijen
Ten aanzien van feit 1 meer subsidiair
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
[slachtoffer 1]te betalen:
  • het bedrag van 3.000,00 (zegge: drieduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 januari 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 3.000,00 (zegge: drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 januari 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van veertig (40) dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 3
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
[slachtoffer 2]te betalen:
  • het bedrag van 3.100,00 (zegge: drieduizend honderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 februari 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van 3.100,00 (zegge: drieduizend honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van éénenveertig (41) dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Verklaart verbeurd het volgende inbeslaggenomen goed:

Personenauto (goednummer: PL0100-2024011154-1693715)

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.043405-22:

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 9 september 2022, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van acht (8) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma - Oude Nijeweme, voorzitter,
mr. N.A. Vlietstra en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. R.D. Ensel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 december 2024.
Mr. C. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.