ECLI:NL:RBNNE:2024:5167

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 december 2024
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
18-228853-22 ontneming
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsbeslissing inzake wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerij

Op 27 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een ontnemingsbeslissing genomen in de zaak met parketnummer 18.228853.22. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde € 56.678,08 aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten uit een hennepkwekerij. De officier van justitie had eerder gevorderd dat de rechtbank het bedrag van € 78.303,69 zou vaststellen, maar de rechtbank kwam tot een andere conclusie na het horen van de verdediging en het bestuderen van de bewijsstukken. De behandeling vond plaats op 13 december 2024, waarbij de veroordeelde en zijn raadsman, mr. C.T. Pittau, aanwezig waren, evenals de officier van justitie, mr. A.H.P. Polstra.

De rechtbank baseerde haar beslissing op verschillende bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van de veroordeelde en rapportages over de hennepkwekerij. De rechtbank stelde vast dat de veroordeelde in totaal vijf oogsten had gehad, maar dat de opbrengsten door verschillende factoren, zoals schimmel en inbeslagname, lager waren dan aanvankelijk geschat. De rechtbank concludeerde dat de elektriciteitskosten niet in mindering moesten worden gebracht, omdat de veroordeelde deze kosten niet had voldaan. Uiteindelijk werd het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 56.678,08, en werd de veroordeelde verplicht dit bedrag aan de staat te betalen. De rechtbank bepaalde ook dat de duur van de gijzeling maximaal 1080 dagen kan zijn.

Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij mr. O.J. Bosker als voorzitter fungeerde. De uitspraak werd openbaar gedaan en is van belang voor de verdere juridische afhandeling van de zaak.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.228853.22
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 27 december 2024 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
hierna te noemen: veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft d.d. 20 november 2024 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van 78.303,69 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18.228853.22 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 13 december 2024. Verschenen zijn veroordeelde, diens raadsman mr. C.T. Pittau, advocaat te Amsterdam, en de officier van justitie, mr.
A.H.P. Polstra.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat veroordeelde zal worden veroordeeld tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, dat door de officier van justitie wordt geschat op
49.595,57. Hierbij is de officier van justitie uitgegaan van de berekening in het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, omgerekend naar vijf eerdere oogsten en verminderd met de elektriciteitskosten (van [bedrijf] ).

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft primair bepleit het wederrechtelijk verkregen voordeel op nihil te schatten. Het aantal kweken kan maximaal op vier worden vastgesteld, gelet op de verklaring van veroordeelde dat hij hiermee begin 2021 is begonnen, de situatie waarin de hennepkwekerij begin 2022 is aangetroffen en de kweekcyclus die (inclusief drogen) twaalf weken bedraagt. Daarvan zijn twee oogsten waaruit veroordeelde daadwerkelijk voordeel heeft gehaald, aangezien veroordeelde heeft verklaard dat de eerste kweek is mislukt en vaststaat dat de laatste oogst in beslag is genomen. Het door veroordeelde verklaarde gewicht van deze oogsten komt neer op in totaal 2050 gram en dat vermenigvuldigd met het in de ontnemingsrapportage vastgestelde bedrag per kilo hennep ( 2.450,-) maakt dat de totale opbrengst 5.022,50 is. Daarvan dienen de in het rapport vermelde kosten per kweek
( 1.998,51) viermaal te worden afgetrokken, dus in totaal zijn 7.994,04 aan kosten gemaakt. Derhalve zijn de kosten hoger dan de opbrengsten.
De raadsman heeft subsidiair aangevoerd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat op 7.055,09. In de ontnemingsrapportage wordt in de berekening per opbrengst per plant uitgegaan van natte, althans niet volledig gedroogde hennep. Uit de verklaring van veroordeelde komt naar voren dat de hennep vijf dagen eerder was geoogst, echter dient hennep (minimaal) tien dagen te drogen. In dat kader moet de hoeveelheid van 2450 gram worden omgerekend naar droge hennep, conform de oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS) gedeeld door factor vier en vermenigvuldigd maal twee. De hoeveelheid droge hennep (op basis van 140 hennepplanten) komt dan uit op 8,75 gram per plant en dat dient te worden vermenigvuldigd met 351 hennepplanten en twee kweken. Daarmee bedraagt de opbrengst 15.049,13. De kosten zijn 7.994,04.

Bewijsmiddelen

De rechtbank baseert de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op de volgende bewijsmiddelen:
het vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 27 december 2024 in de onderliggende strafzaak met parketnummer 18.228853.22;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex artikel 36e lid 2 Wetboek van Strafrecht d.d. 28 april 2022 (hierna: het rapport), opgenomen op pagina 162 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022145347 d.d. 10 juni 2022, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 februari 2022, opgenomen op pagina 44 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [veroordeelde] ;
4. de verklaring van verdachte [veroordeelde] ter terechtzitting van 13 december 2024;
5. de overige stukken behorende tot voornoemd dossier van de onderliggende strafzaak.

Beoordeling

De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 27 december 2024 in de zaak met parketnummer 18.228853.22 veroordeeld ter zake van onder meer opzettelijk handelen in strijd met de in artikelen 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verboden.
Voor de berekening van het wederrechtelijk voordeel is gebruik gemaakt van de uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen voortvloeiende gegevens, waarop ook bovenvermeld rapport is gebaseerd.
De rechtbank is daarbij uitgegaan van het volgende.
De rechtbank stelt, in afwijking van het rapport, in de berekening van de opbrengst het volgende vast. Veroordeelde heeft verklaard dat er zesmaal is geoogst en dat de kwekerij begin 2021 in bedrijf is gegaan. In het rapport wordt een kweekcyclus van tien weken genoemd. Op 7 februari 2022 is een hoeveelheid hennep(planten) in beslag genomen waardoor uit de laatste kweek geen voordeel is genoten. De rechtbank zal het aantal oogsten daarom op vijf bepalen. Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding het aantal hennepplanten naar beneden bij te stellen. In het rapport is met de in de kweekruimtes aangetroffen hoeveelheid van 351 planten gerekend, maar uit de verklaring van veroordeelde volgt dat de opbrengsten van eerdere oogsten lager zijn geweest vanwege onder andere schimmel en het doodgaan van 40 planten bij de laatste kweek. Daarom zal zij telkens uitgaan van 311 hennepplanten per oogst.
Voorts is de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel dat in het rapport de berekening van een juiste opbrengst per hennepplant (17,5 gram) is uitgegaan. Veroordeelde heeft op maandag 7 februari 2022 bij de politie verklaard dat hij de in beslag genomen oogst aanstaande woensdag zou afleveren en daaruit leidt de rechtbank af dat de hennep op het moment van inbeslagname (nagenoeg) droog moet zijn geweest. Niet bekend is hoeveel gram per plant de opbrengst in de andere oogsten precies is geweest De rechtbank zal, in het voordeel van verdachte, in de berekening van de opbrengst uitgaan van 17,5 gram per plant en niet van de 28,2 die doorgaans wordt gehanteerd als de opbrengst van de planten niet bekend is.
Verder concludeert de rechtbank, in tegenstelling tot de officier van justitie, dat de elektriciteitskosten niet in mindering dienen te worden gebracht. Uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt dat hij de door [bedrijf] in rekening gebrachte facturen ten bedrage van 15.657,51 (thans) niet heeft voldaan. De elektriciteitskosten worden daarom buiten beschouwing gelaten.
Dit levert de volgende berekening op:
Opbrengst
In kweekruimte 1 is 2450 gram hennep in beslag genomen. In deze ruimte, hebben 180 bloempotten gestaan, waarvan 40 planten dood zijn gegaan. Resteert 140 planten met een totale opbrengst van 2450 gram hennep. Dus is de opbrengst 17,5 gram hennep per plant.
Opbrengst per oogst:
  • Hennepplanten = 311 x
  • Opbrengst hennep per plant = 17,5 gram x
  • ​Opbrengst hennep per kilo = 2.450,00 =
  • Totale opbrengst per oogst 13.334,125
De totale opbrengst, gelet op vijf oogsten, is 66.670,63.
Kosten
Kosten per oogst:
  • Afschrijvingskosten = 150,00 +
  • Hennepstekken = 598,50 +
  • Variabele kosten = 1.250,01 =
  • Totale kosten per oogst = 1.998,51.
De totale kosten, gelet op vijf oogsten, zijn 9.992,55.
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel
- Opbrengst = 66.670,63 -
- Kosten = 9.992,55 =
- Totaal = 56.678,08
Het totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt 56.678,08.
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat veroordeelde 56.678,08 voordeel heeft genoten en legt aan veroordeelde een betalingsverplichting op tot dat bedrag.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op 56.678,08.
Legt [veroordeelde] voornoemd de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van 56.678,08 (zegge: zesenvijftigduizend zeshonderd achtenzeventig euro en acht eurocent) aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 dagen.
Deze uitspraak is gegeven door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. E.P. van Sloten en mr. L. Potijk, rechters, bijgestaan door mr. M. Huiskamp, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 december 2024.
Mr. L. Potijk en mr. Van Sloten zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.