In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 20 december 2024, wordt het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 10 september 2024 behandeld. In die eerdere uitspraak had de rechtbank het beroep van de opposant niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het verzet op 26 november 2024 ter zitting behandeld, maar de opposant was niet aanwezig. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of de eerdere beslissing terecht was. De rechtbank concludeert dat het verzet ongegrond is en bevestigt de eerdere uitspraak.
De zaak betreft een beroep van de opposant over het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was omdat de opposant niet had voldaan aan de vereisten van artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De opposant had pas een ingebrekestelling gestuurd nadat hij beroep had ingesteld, wat niet in overeenstemming is met de wettelijke vereisten.
De rechtbank legt uit dat de opposant in zijn verzetschrift aangeeft dat de eerdere uitspraak te beperkt is, maar de rechtbank oordeelt dat de gronden van het verzet niet slagen. De rechtbank bevestigt dat de eerdere uitspraak in stand blijft en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.