ECLI:NL:RBNNE:2024:515

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
18.011744.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van jeugdstrafrecht bij seksueel binnendringen van een bewusteloze persoon

Op 20 februari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel binnendringen van zijn ex-vriendin, terwijl zij in een staat van lichamelijke onmacht verkeerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op of omstreeks 18 maart 2022 in de gemeente Oldambt handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van de aangeefster. De rechtbank heeft besloten het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de leeftijd van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 6 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De bijzondere voorwaarden omvatten onder andere meldplicht bij de jeugdreclassering en medewerking aan diagnostiek en behandeling. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder WhatsApp-berichten en een videogesprek waarin de verdachte zijn daden erkent. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op de aangeefster zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/011744-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 februari 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 2002 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 februari 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.G. Knegt, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, primair, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 maart 2022 te [plaats] in de gemeente Oldambt, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] lag te slapen, door:
- zijn hand in de legging van die [slachtoffer] te brengen en/of de string van die [slachtoffer] opzij teschuiven en/of daarbij zijn vinger(s) op en/of in de vagina van die [slachtoffer] te brengen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 maart 2022 te [plaats] in de gemeente Oldambt, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, terwijl die [slachtoffer] lag te slapen, door:
- zijn hand in de legging van die [slachtoffer] te brengen en/of de string van die [slachtoffer] opzij teschuiven en/of daarbij zijn vinger(s) op en/of in de vagina van die [slachtoffer] te brengen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit de aangifte blijkt dat de bron van de verklaringen van aangeefster verdachte is en niet de eigen waarnemingen van aangeefster zelf. Bij de betrouwbaarheid van aangeefster zijn daarnaast nog meer kanttekeningen te plaatsen, zoals ook blijkt uit het dossier. Verdachte schaamt zich voor wat hij die nacht heeft gedaan, maar ontkent dat hij seksueel is binnengedrongen in het lichaam van aangeefster. Uit de Whatsappgesprekken met aangeefster blijkt dat verdachte dom heeft gehandeld en grenzen is overgegaan. Hieruit blijkt echter niet dat verdachte seksueel is binnengedrongen bij aangeefster. De Whatsappgesprekken betreffen daarnaast een selectie, gemaakt door aangeefster zelf, waardoor de berichten terughoudend moeten worden gelezen. Over het videogesprek met [slachtoffer] geeft verdachte aan dat dit gesprek niet letterlijk moet worden opgevat, maar moet worden bezien in het licht van de humor tussen [slachtoffer] en verdachte. Verdachte spreekt niet makkelijk over seksualiteit, waardoor het lastig is voor hem om uit te leggen wat er de bewuste nacht is gebeurd. Verdachte heeft wel openheid van zaken gegeven. Hij heeft de legging van aangeefster, en mogelijk haar string, naar beneden getrokken en over haar bil gewreven.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring, van het primair ten laste gelegde, redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 6 februari 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Ik heb een stukje van haar legging naar beneden getrokken. Mogelijk is daarbij haar string ook naar beneden gegaan. Ik heb daarna met mijn hand over haar bil gestreeld. De condoom heb ik uit de verpakking gehaald. Door de alcohol was ik een beetje opgewonden. De condoom heb ik geprobeerd om te doen. Toen ik deze dingen deed sliep zij.
Het klopt dat ik met haar heb geappt over de gebeurtenissen en ik heb er ook met [slachtoffer] over gesproken in een videogesprek.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 mei 2022, opgenomen oppagina 12 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022077141 d.d. 29 december 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
In de nacht van 18 op 19 maart 2022 sliep ik bij [verdachte] in [plaats] . We sliepen op een matras op de grond. [verdachte] is ook direct gaan liggen. We hebben nog even gekletst. Hij lag eerst om mij heen. Ik heb toen gezegd: Donder op, anders ga je maar op de bank. Je bent behoorlijk hinderlijk. Hij hield uiteindelijk op en ik ging slapen. Ik werd de volgende ochtend wakker. Ik sta op en ik merk dat mijn kleding heel anders zat dan de dag ervoor. Mijn top zat helemaal omhoog. Mijn legging zat deels net boven mijn knie. Mijn legging zat scheef. De banden van mijn string zaten helemaal gedraaid. Het kruis van mijn string zat in mijn lies. De achterkant zat op mijn bil in plaats van tussen mijn billen. Ik ben naar het toilet gegaan en toen merkte ik dat ik last had van mijn vagina. Het was opgezwollen en het brandde. Ik heb die zaterdagochtend ook een hoekje van een condoomverpakking gevonden. Ik heb [verdachte] op maandag gebeld. Hij heeft toen uitgelegd dat hij mij die nacht in mijn nek kuste en om me heen hing. Daarna zat hij met zijn hand in mijn top. Uiteindelijk zat hij met zijn hand in mijn legging. Hij heeft gezegd dat hij mij heeft gevingerd. Hij heeft uiteindelijk die condoom gepakt en om gedaan. Hij zei dat hij mijn legging naar beneden had gedaan en mijn string aan de kant en toen heeft hij geprobeerd om seks met mij te hebben.
Hij kreeg hem er niet in. Toen bedacht hij zich misschien was dit wel fout.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 mei 2022, opgenomenop pagina 19 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op dinsdag 5 april 2022 was ik in gesprek met [slachtoffer] . Zij heeft mij het appgesprek met [verdachte] doorgestuurd. Zie de bijlage bij dit proces-verbaal.
[22-03-2022 3:27:02 PM] [slachtoffer] : Waarom heb je het gedaan?
[22-03-2022 3:27:07 PM] [slachtoffer] : Waarom
[22-03-2022 3:27:43 PM] [verdachte] : Wat het verhaal waar we gisteren over hadden
[22-03-2022 3:27:44 PM] [verdachte] : ?
[22-03-2022 3:28:10 PM] [slachtoffer] : JA [verdachte] WRM HEB JE AAN/ME GEZETEN IN MN KKR SLAAP
[22-03-2022 3:28:14 PM] [slachtoffer] : WTF DACHT JE
[22-03-2022 3:28:45 PM] [verdachte] : Ja nee dat wat zo dom echt waar ik was echt zo dom daarin
[22-03-2022 3:28:59 PM] [verdachte] : Ik weet oprecht niet wat me bezielde
[22-03-2022 3:41:02 PM] [verdachte] : Nee ik ben gekapt ik wou niets doen want je fucking sliep dat is echt dom
[22-03-2022 3:41:20 PM] [slachtoffer] : JE HEBT T TOCH GEDAAN [22-03-2022 3:41:26 PM] [slachtoffer] : [verdachte] ?....
[22-03-2022 3:41:33 PM] [slachtoffer] : Hoe vaak heb je t gedaan?
[22-03-2022 3:41:37 PM] [slachtoffer] : Eerlijk nu
[22-03-2022 3:41:46 PM] [slachtoffer] : Intotaal
[22-03-2022 3:41:48 PM] [verdachte] : Met drank geprobeerd
[22-03-2022 3:41:53 PM] [verdachte] : Toen
[22-03-2022 3:42:18 PM] [slachtoffer] :.
[22-03-2022 3:42:56 PM] [verdachte] : Heb het vrijdag geprobeerd maar ben gestopt en toen met sanne erbij
[22-03-2022 3:43:16 PM] [verdachte] : Verder eerlijk niet dat ik weet ik ben oprecht eerlijk na je
[22-03-2022 3:43:29 PM] [verdachte] : Ik ben nu totaal eerlijk tegen je
[22-03-2022 3:43:34 PM] [verdachte] : Zweer het op me dood
[22-03-2022 3:43:40 PM] [verdachte] : Ik speel open naar je nu
[22-03-2022 3:43:42 PM] [slachtoffer] : HOE VAAK!? Getal
[22-03-2022 3:44:25 PM] [verdachte] : Ja zeg ik toch 2 maar die keer met drank toen waren we allebei wel geil van drank
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 juni 2022, opgenomen op pagina 24 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op 29 juni 2022 ontving ik van aangeefster vijf videos en twee fotos. Aangeefster vertelde mij dat op de beelden een vriendin te zien is die [verdachte] uithoort over de verkrachting die hij gepleegd zou hebben in de nacht van 18 op 19 maart 2022 in de woning van [verdachte] . Het gesprek dat de persoon voert heb ik hieronder verder uitgewerkt.
V: Betreft de vrouw die in beeld is
M: Betreft de mannenstem die antwoord geeft.
VID-20220629-WA0003
V: Ik ga toch niet aan [slachtoffer] vragen, die helemaal niks heeft gemerkt, he, of paste zijn vinger er ook in
M: Nee, maar.
V: Daarom vraag ik aan jou. Paste jouw vinger er ook in. Waren het er 1 of 2. Paste er ook nog drie.
V: Nee, even serieus was het 1 of 2.
M: What the fuck.
V: Nee, serieus was het 1 of 2.
M: Nee, één.
VID-20220629-WA0005
V: Lieve schat, of je nou je piemel of je wijsvinger er in drukt. Het is even erg.
M: I know. I know.
V: Maar even, even serieus. Heb je meer geprobeerd of alleen je wijsvinger?
M: Nee, niet meer.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Voor een bewezenverklaring van artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat sprake is van het plegen van handelingen die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van iemand van wie de verdachte weet dat diegene verkeert in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijk onmacht, waardoor hij niet of onvolkomen in staat is zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of verdachte seksueel is binnengedrongen bij aangeefster. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Aangeefster geeft een gedetailleerde omschrijving van hetgeen verdachte haar heeft verteld over wat er de bewuste nacht zou hebben plaatsgevonden. Anders dan de raadsman heeft aangevoerd berust haar verklaring echter niet louter op verdachte als bron, maar ook op eigen waarnemingen die zij de volgende ochtend heeft gedaan. Aangeefster werd wakker, zag dat haar kleding anders zat, had een brandend gevoel in haar vagina en heeft een stukje van een condoomverpakking op de grond gevonden. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster. De verklaringen van aangeefster zijn consistent, gedetailleerd en vinden steun in overige bewijsmiddelen. Uit de Whatsappgesprekken tussen aangeefster en verdachte blijkt dat verdachte zich excuseert nadat aangeefster aan hem vraagt waarom hij aan haar heeft gezeten. Dat verdachte maar met aangeefster is gaan meepraten is de rechtbank niet gebleken, nu verdachte zelf het contact heeft gezocht met aangeefster, hij meermaals spijt heeft betuigd en heeft aangegeven dat hij direct is gestopt omdat het niet goed voelde. Daarbij spreekt verdachte ook over een ander moment, waarop hij hetzelfde zou hebben geprobeerd bij aangeefster. De verklaring van aangeefster dat verdachte met zijn vinger in haar vagina is geweest vindt daarnaast steun in het videogesprek dat verdachte met vriendin [slachtoffer] heeft gevoerd.
Verdachte bekent in dit gesprek dat hij met één vinger in de vagina van aangeefster is geweest. Hij geeft daarbij duidelijk aan dat het niet meer dan één vinger is geweest. Dat het videogesprek humoristisch moet worden opgevat is de rechtbank niet gebleken, nu op geen enkele wijze blijkt dat er een humoristische ondertoon zit in de gesprekken.
De rechtbank merkt ook op dat de verklaringen van verdachte over wat er de bewuste nacht zou hebben plaatsgevonden wisselend zijn. Zo heeft hij bijvoorbeeld bij de politie verklaard dat de condoomverpakking daar lag omdat hij de dag erna zou zijn vreemdgegaan. Ter zitting heeft hij echter verklaard dat hij de condoom in de bewuste nacht heeft willen gebruiken, maar dat hij de condoom niet om kreeg. De rechtbank acht zijn verklaringen omtrent de gebeurtenissen van die avond dan ook niet geloofwaardig. Uiteindelijk heeft verdachte ook een deel van de ten laste gelegde handelingen erkend, hetgeen ook steun biedt voor de verklaringen van aangeefster.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte met zijn vinger bij aangeefster is binnengedrongen.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of aangeefster zich ten tijde van de seksuele handelingen in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijk onmacht bevond, waardoor zij niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen staat vast dat aangeefster sliep tijdens de door verdachte verrichte seksuele handelingen, en dat verdachte dat wist. Doordat aangeefster sliep verkeerde zij in staat van lichamelijke onmacht waardoor in redelijkheid niet kon worden verwacht dat zij weerstand kon bieden aan de seksuele verlangens van verdachte.
Alles overwegend acht de rechtbank bewezen dat verdachte met zijn vinger seksueel is binnengedrongen bij aangeefster terwijl zij in staat van lichamelijke onmacht verkeerde.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij omstreeks 18 maart 2022 te [plaats] in de gemeente Oldambt, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van lichamelijke onmacht verkeerde, dat deze niet in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] lag te slapen, door:
- zijn hand in de legging van die [slachtoffer] te brengen en de string van die [slachtoffer] opzij te schuiven en daarbij zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer] te brengen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op:
met iemand van wie hij weet dat hij in staat van lichamelijke onmacht verkeert, handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het jeugdstrafrecht wordt toegepast en dat verdachte ter zake het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 6 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Aan deze proeftijd dienen de volgende bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld: een meldplicht bij de reclassering en het verplicht opvolgen van aanwijzingen van de reclassering, waaronder ook begrepen het volgen van door de reclassering zinvol geachte trainingen en behandelingen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de zaak aan te houden en de reclassering nader te laten rapporteren over de mogelijkheden met betrekking tot de strafoplegging en het al dan niet toepassen van het jeugdstrafrecht. De reclassering ziet mogelijkheden binnen het jeugdstrafrecht, maar heeft geen advies kunnen geven hierover gelet op de ontkenning door verdachte. Verdachte heeft echter meer openheid van zaken gegeven door te bekennen dat hij aangeefster over haar bil heeft gewreven, waardoor een nadere rapportage aan de orde zou moeten zijn.
De raadsmanheeft subsidiair uitgaande van een veroordeling voor het subsidiair ten laste gelegde en toepassing van het jeugdstrafrecht gepleit voor het opleggen van een taakstraf. Hierbij zijn de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden van belang als ook het feit dat er sprake is van tijdsverloop sinds het plegen van het strafbare feit.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht en wijst het verzoek tot aanhouding van de zaak zodat de reclassering nader kan rapporteren dan ook af.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster, zijn ex-vriendin, door met zijn vinger in haar vagina te bewegen, terwijl hij wist dat zij in staat van lichamelijke onmacht verkeerde. Bovendien heeft verdachte geprobeerd een condoom om te doen, waardoor het niet anders kan zijn dan dat verdachte de intentie heeft gehad om aangeefster ook te penetreren met zijn penis. Aangeefster heeft aan verdachte duidelijk kenbaar gemaakt dat zij geen seksueel contact met hem wilde hebben. Verdachte heeft echter misbruik gemaakt van de omstandigheid dat aangeefster niet bij machte was te protesteren en heeft kennelijk zijn eigen lustgevoelens willen bevredigen. Met zijn handelen heeft hij ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster. Hij heeft daarnaast slechts voor een klein deel verantwoordelijkheid voor zijn handelen willen nemen, niet zijnde het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 12 januari 2024 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsadvies van 20 oktober 2023.
Uit dit advies blijkt dat verdachte enigszins functioneert op een beperkt niveau, dat hij de gevolgen van zijn handelen niet altijd goed inschat en dat hij nog enigszins vatbaar is voor pedagogische beïnvloeding van volwassenen. Tegelijkertijd ziet de reclassering dat verdachte bezig is zijn leven zelfstandig in te richten, ook al woont hij nog bij zijn vader. Verdachte volgt een werk-leeropleiding en genereert daarmee een inkomen. Er is geen groepsgericht klimaat nodig en er is geen specifieke training nodig die enkel vanuit het jeugdstrafrecht mogelijk is. Uit het overleg met de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 13 oktober 2023 komt naar voren dat er voor zowel de toepassing van het jeugdstrafrecht als voor toepassing van het volwassenrecht iets te zeggen is. Door de ontkenning van verdachte kan de reclassering geen doorslaggevend advies hierover geven. De reclassering merkt op dat wanneer er bij een bewezenverklaring een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, verdachte zijn opleiding niet kan voortzetten, wat volgens de reclassering niet wenselijk is.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het bewezenverklaarde 19 jaar oud. Toepassing van het volwassenenstrafrecht is in beginsel dan ook het uitgangspunt. Het Wetboek van Strafrecht geeft de rechter echter de mogelijkheid om rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachten en het jeugdstrafrecht toe te passen (artikel 77c). De rechtbank heeft besloten om in dit geval van deze mogelijkheid gebruik te maken. Concrete aanknopingspunten vindt zij daartoe in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, te weten zijn functioneren op beperkt niveau, het gegeven dat verdachte nog bij zijn vader woont en dat hij enigszins beïnvloedbaar is voor pedagogische beïnvloeding van volwassenen en het gegeven dat verdachte ter zitting heeft aangegeven dat hij open staat voor hulp en denkt dat hij dit ook nodig heeft.
De straf
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank overweegt hierbij dat het taakstrafverbod van toepassing is en dat verdachte slechts voor een klein deel verantwoordelijkheid heeft genomen.
De rechtbank houdt er in strafverminderende zin wel rekening mee dat uit het reclasseringsadvies blijkt dat het leven van verdachte weer de goede kant op gaat. Verdachte volgt een BBL-opleiding en een te lange onvoorwaardelijke jeugddetentie zou er mogelijk voor kunnen zorgen dat hij zijn opleiding niet kan voortzetten. De rechtbank houdt daarnaast rekening met het tijdsverloop van 2 jaar na het plegen van het stafbare feit. Om deze redenen zal de rechtbank het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen jeugddetentie qua duur wel wat beperken.
Alles overwegende acht de rechtbank een jeugddetentie passend en geboden voor de duur van 6 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich meldt op afspraken met de jeugdreclassering, uitgevoerd door Jeugdbescherming Noord, zo vaak en zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt en dat verdachte meewerkt aan diagnostiek en behandeling en/of (een) gedragsinterventie(s) indien dit geïndiceerd is en zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 243 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Bepaalt dat van deze jeugddetentie , niet zal worden ten uitvoer gelegd,
tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd meldt bij Jeugdbescherming Noord op het adresLeonard Springerlaan 13, 9727 KB Groningen en zich zal blijven melden op afspraken met de jeugdreclassering, zo vaak en zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt;
dat de veroordeelde zal meewerken aan diagnostiek en aan behandeling en/of (een) gedragsinterventie(s) indien dat is geïndiceerd en voor zolang de jeugdreclassering dit nodig acht.
Geeft aan Jeugdbescherming Noord, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, de opdracht als bedoeld in artikel 77a, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een ofmeer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in 77aa, eerste tot en met hetvierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. H. Brouwer en mr. R. Tesfai, rechters, bijgestaan door mr. M. Huiskamp, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 februari 2024.