Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op:
met iemand van wie hij weet dat hij in staat van lichamelijke onmacht verkeert, handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het jeugdstrafrecht wordt toegepast en dat verdachte ter zake het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 6 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Aan deze proeftijd dienen de volgende bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld: een meldplicht bij de reclassering en het verplicht opvolgen van aanwijzingen van de reclassering, waaronder ook begrepen het volgen van door de reclassering zinvol geachte trainingen en behandelingen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de zaak aan te houden en de reclassering nader te laten rapporteren over de mogelijkheden met betrekking tot de strafoplegging en het al dan niet toepassen van het jeugdstrafrecht. De reclassering ziet mogelijkheden binnen het jeugdstrafrecht, maar heeft geen advies kunnen geven hierover gelet op de ontkenning door verdachte. Verdachte heeft echter meer openheid van zaken gegeven door te bekennen dat hij aangeefster over haar bil heeft gewreven, waardoor een nadere rapportage aan de orde zou moeten zijn.
De raadsmanheeft subsidiair uitgaande van een veroordeling voor het subsidiair ten laste gelegde en toepassing van het jeugdstrafrecht gepleit voor het opleggen van een taakstraf. Hierbij zijn de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden van belang als ook het feit dat er sprake is van tijdsverloop sinds het plegen van het strafbare feit.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht en wijst het verzoek tot aanhouding van de zaak zodat de reclassering nader kan rapporteren dan ook af.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster, zijn ex-vriendin, door met zijn vinger in haar vagina te bewegen, terwijl hij wist dat zij in staat van lichamelijke onmacht verkeerde. Bovendien heeft verdachte geprobeerd een condoom om te doen, waardoor het niet anders kan zijn dan dat verdachte de intentie heeft gehad om aangeefster ook te penetreren met zijn penis. Aangeefster heeft aan verdachte duidelijk kenbaar gemaakt dat zij geen seksueel contact met hem wilde hebben. Verdachte heeft echter misbruik gemaakt van de omstandigheid dat aangeefster niet bij machte was te protesteren en heeft kennelijk zijn eigen lustgevoelens willen bevredigen. Met zijn handelen heeft hij ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster. Hij heeft daarnaast slechts voor een klein deel verantwoordelijkheid voor zijn handelen willen nemen, niet zijnde het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 12 januari 2024 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsadvies van 20 oktober 2023.
Uit dit advies blijkt dat verdachte enigszins functioneert op een beperkt niveau, dat hij de gevolgen van zijn handelen niet altijd goed inschat en dat hij nog enigszins vatbaar is voor pedagogische beïnvloeding van volwassenen. Tegelijkertijd ziet de reclassering dat verdachte bezig is zijn leven zelfstandig in te richten, ook al woont hij nog bij zijn vader. Verdachte volgt een werk-leeropleiding en genereert daarmee een inkomen. Er is geen groepsgericht klimaat nodig en er is geen specifieke training nodig die enkel vanuit het jeugdstrafrecht mogelijk is. Uit het overleg met de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 13 oktober 2023 komt naar voren dat er voor zowel de toepassing van het jeugdstrafrecht als voor toepassing van het volwassenrecht iets te zeggen is. Door de ontkenning van verdachte kan de reclassering geen doorslaggevend advies hierover geven. De reclassering merkt op dat wanneer er bij een bewezenverklaring een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, verdachte zijn opleiding niet kan voortzetten, wat volgens de reclassering niet wenselijk is.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het bewezenverklaarde 19 jaar oud. Toepassing van het volwassenenstrafrecht is in beginsel dan ook het uitgangspunt. Het Wetboek van Strafrecht geeft de rechter echter de mogelijkheid om rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachten en het jeugdstrafrecht toe te passen (artikel 77c). De rechtbank heeft besloten om in dit geval van deze mogelijkheid gebruik te maken. Concrete aanknopingspunten vindt zij daartoe in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, te weten zijn functioneren op beperkt niveau, het gegeven dat verdachte nog bij zijn vader woont en dat hij enigszins beïnvloedbaar is voor pedagogische beïnvloeding van volwassenen en het gegeven dat verdachte ter zitting heeft aangegeven dat hij open staat voor hulp en denkt dat hij dit ook nodig heeft.
De straf
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank overweegt hierbij dat het taakstrafverbod van toepassing is en dat verdachte slechts voor een klein deel verantwoordelijkheid heeft genomen.
De rechtbank houdt er in strafverminderende zin wel rekening mee dat uit het reclasseringsadvies blijkt dat het leven van verdachte weer de goede kant op gaat. Verdachte volgt een BBL-opleiding en een te lange onvoorwaardelijke jeugddetentie zou er mogelijk voor kunnen zorgen dat hij zijn opleiding niet kan voortzetten. De rechtbank houdt daarnaast rekening met het tijdsverloop van 2 jaar na het plegen van het stafbare feit. Om deze redenen zal de rechtbank het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen jeugddetentie qua duur wel wat beperken.
Alles overwegende acht de rechtbank een jeugddetentie passend en geboden voor de duur van 6 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich meldt op afspraken met de jeugdreclassering, uitgevoerd door Jeugdbescherming Noord, zo vaak en zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt en dat verdachte meewerkt aan diagnostiek en behandeling en/of (een) gedragsinterventie(s) indien dit geïndiceerd is en zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 243 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Bepaalt dat van deze jeugddetentie , niet zal worden ten uitvoer gelegd,
tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden: