Op 5 december 2024 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene had op 27 april 2023 om 21:46 uur op de N361 bij Ulrum, gemeente Het Hogeland, gehandeld in strijd met een geslotenverklaring, weergegeven door bord C9. De opgelegde sanctie bedroeg € 119,00, inclusief administratiekosten. De betrokkene heeft administratief beroep ingesteld, maar de officier van justitie verklaarde dit beroep ongegrond. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld tegen deze beslissing, waarbij zijn echtgenote als vertegenwoordiger optrad.
Tijdens de openbare zitting op 12 november 2024 heeft de kantonrechter de beroepsgronden van de echtgenote beoordeeld. De kantonrechter concludeerde dat de betrokkene inderdaad in strijd had gehandeld met de geslotenverklaring, aangezien de omschrijving van bord C9 ten tijde van de gedraging geen uitzondering maakte voor landbouwvoertuigen, ongeacht hun constructiesnelheid. De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die konden leiden tot vermindering of het achterwege laten van de sanctie. De kantonrechter erkende de omstandigheden die de echtgenote aanvoerde, maar concludeerde dat er alternatieve routes beschikbaar waren, waardoor de betrokkene niet gedwongen was om de N361 te berijden.
De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en handhaafde de beslissing van de officier van justitie. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden.