Op 5 december 2024 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een opgelegde sanctie op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene had een boete van € 109,00 ontvangen voor het parkeren van een voertuig in een verboden zone, zoals aangegeven door bord E1. De overtreding vond plaats op 9 december 2022 in Groningen. De betrokkene heeft administratief beroep ingesteld, maar de officier van justitie verklaarde dit ongegrond, omdat de betrokkene onvoldoende onderbouwing had geleverd voor zijn verweer.
De gemachtigde van de betrokkene heeft vervolgens beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie. Tijdens de zitting op 12 november 2024 was de betrokkene zelf niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. M. Lagas, was wel aanwezig. De vertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. S. Bayram, was ook aanwezig. De kantonrechter heeft het beroep beoordeeld aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden en het standpunt van de vertegenwoordiger.
De kantonrechter oordeelde dat de informatieplicht niet was geschonden, aangezien de stukken wel degelijk waren ontvangen. De kantonrechter concludeerde dat de verweten gedraging niet betwist werd en dat er onvoldoende bijzondere omstandigheden waren om de sanctie te matigen. De betrokkene had aangevoerd dat hij voor zijn huis parkeerde vanwege medische redenen van zijn vrouw, maar de kantonrechter oordeelde dat er voldoende alternatieve parkeermogelijkheden waren en dat de noodzaak om voor de deur te parkeren niet aannemelijk was gemaakt. De beslissing van de officier van justitie bleef daarom in stand en het beroep werd ongegrond verklaard.