In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 20 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen het kennelijk niet-ontvankelijk verklaren van zijn bezwaren tegen een e-mailbericht van de griffier van de raad van de gemeente Leeuwarden beoordeeld. Het e-mailbericht, verzonden op 18 april 2024, informeerde eiser dat zijn berichten rechtstreeks aan de raadsleden beschikbaar zouden worden gesteld en niet meer op de openbare lijst van ingekomen stukken gepubliceerd zouden worden. Eiser maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar de raad verklaarde zijn bezwaren op 2 juli 2024 kennelijk niet-ontvankelijk.
De rechtbank behandelt het beroep en concludeert dat de raad de bezwaren van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank stelt vast dat het e-mailbericht van 18 april 2024 een mededeling betreft die niet op rechtsgevolg is gericht en dus niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat de beslissing om de berichten van eiser rechtstreeks aan de raadsleden beschikbaar te stellen een beslissing met een zuiver intern karakter is, voortvloeiend uit het Reglement van Orde van de raad.
Echter, de rechtbank komt tot de conclusie dat het onderdeel van het e-mailbericht waarin staat dat de berichten van eiser niet meer op de lijst van ingekomen stukken worden gepubliceerd, niet als een beslissing met een zuiver intern karakter kan worden beschouwd. Dit wordt aangemerkt als feitelijk handelen. De rechtbank past artikel 6:22 van de Awb toe, omdat eiser niet in zijn belangen is geschaad. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, maar bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,- aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen de uitspraak mogelijk binnen zes weken.