ECLI:NL:RBNNE:2024:5090

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
27 december 2024
Zaaknummer
LEE 23-3876
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen omgevingsvergunning voor vervanging kapconstructie niet-ontvankelijk verklaard

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 20 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaren tegen een omgevingsvergunning beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden, dat op 6 juli 2023 een omgevingsvergunning verleende voor het vervangen van de gehele kapconstructie op een perceel in [plaats]. Het college verklaarde de bezwaren van eiser op 24 november 2023 niet-ontvankelijk, omdat er volgens hen geen procesbelang meer was. De rechtbank heeft op 5 december 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser niet aanwezig was, maar de gemachtigden van het college wel. De rechtbank concludeert dat de bezwaren van eiser terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard, omdat de bouwwerkzaamheden al waren uitgevoerd en er geen mogelijkheid meer was om de omgevingsvergunning te herroepen. De rechtbank wijst erop dat eiser geen schade heeft kunnen aantonen die voortvloeit uit de bestuurlijke besluitvorming, en dat zijn verzoeken om aanvullende maatregelen niet tot een ander oordeel leiden. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Bestuursrecht
locatie Groningen
zaaknummer: LEE 23/3876
uitspraak van de enkelvoudige kamer van de rechtbank van 20 december 2024 in de zaak tussen

[eiser], te [plaats], eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden, het college,
(gemachtigden: mr. M. Hofman en S.J. Dijkstra).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het
niet-ontvankelijk verklaren van de bezwaren tegen het besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het vervangen van de gehele kapconstructie op het perceel aan [adres] (hierna: het perceel) te [plaats].
1.1.
Het college heeft bij besluit van 6 juli 2023 een omgevingsvergunning verleend voor het vervangen van de gehele kapconstructie op het perceel te [plaats]. Met het bestreden besluit van 24 november 2023 heeft verweerder de bezwaren van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2024 op een zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van het college. Eiser is met kennisgeving niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaren van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
4. Bij haar oordeelsvorming betreft de rechtbank de navolgende feiten en omstandigheden.
4.1.
Vergunninghouder heeft op 17 mei 2023 een aanvraag om omgevingsvergunning voor het vervangen van de gehele kapconstructie op het perceel te [plaats] bij het college ingediend.
4.2.
Bij besluit van 6 juli 2023 heeft het college aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het vervangen van de gehele kapconstructie op het perceel te [plaats].
4.3.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
4.4.
Bij het besluit op bezwaar van 12 september 2023 heeft het college de bezwaren van eiser ongegrond verklaard en het besluit van 6 juli 2023 gehandhaafd.
4.5.
Bij besluit van 25 september 2023 heeft het college het besluit op bezwaar herroepen.
4.6.
De voorzitter van de Adviescommissie bezwaarschriften van de gemeente Leeuwarden (hierna: de commissie) heeft bij brief van 20 november 2023 aan het college geadviseerd om de bezwaren van eiser niet-ontvankelijk te verklaren wegens het ontbreken van procesbelang.
4.7.
Met het bestreden besluit heeft het college de bezwaren van eiser kennelijk
niet-ontvankelijk verklaard.

Overwegingen

Overgangsrecht Omgevingswet
5. Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet (Ow) in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet, volgt dat in deze procedure nog het oude recht (waaronder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) van toepassing is, omdat de aanvraag is ingediend voor de inwerkingtreding van de Ow.
Het geschil
6. Tussen partijen is in geschil of verweerder de bezwaren van eiser terecht kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1.
Uit het beroepschrift en de aanvullingen van de gronden door eiser blijkt dat er aan zijn zijde een grote mate van onbegrip en frustratie bestaat met betrekking tot het handelen van medewerkers van de gemeente Leeuwarden en de besluitvorming van het college. In de visie van eiser is er in de praktijk (nog) te weinig aandacht voor de gevaren van het werken met dakbranders tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden. Verder begrijpt de rechtbank uit het beroepschrift en de aanvulling van de gronden door eiser dat er sprake is van verschillende besluiten van het college die eiser in een bepaalde samenhang beoordeeld wil zien.
6.2.
In dit verband overweegt de rechtbank dat in deze procedure alleen de beslissing op bezwaar naar aanleiding van de verleende omgevingsvergunning ter beoordeling voorligt. Daarbij moet de rechtbank, zoals hiervoor is overwogen, beoordelen of verweerder het bezwaar terecht kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang.
Procesbelang
7. Eiser betoogt, samengevat, dat het doel van het indienen van bezwaar mede is gelegen in het feit dat verweerder het Bouwbesluit wijzigt, zodat het gebruik van dakbranders tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden kan worden verboden. Indien een wijziging van het Bouwbesluit niet mogelijk is, dan dient het college het gebruik van dakbranders bij de uitvoering van bouwwerkzaamheden in de gemeente Leeuwarden te verbieden om te voorkomen dat er nog meer branderslachtoffers vallen, aldus eiser.
7.1.
Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat uit het
e-mailbericht van 3 oktober 2023 van eiser valt af te leiden dat het enige agendapunt dat voor hem nog overblijft, de vraag is of de gemeente Leeuwarden wel of niet toestaat dat open vuur via een brander wordt toegestaan bij de uitvoering van bouwwerkzaamheden. Verder heeft verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat uit de hoorzitting in de bezwaarfase is gebleken dat de vergunde bouwwerkzaamheden, voor zover die zien op de wijze van het aanbrengen van de dakbedekking, reeds zijn uitgevoerd. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder aangegeven dat uit de bouwtekening die deel uitmaakt van de verleende omgevingsvergunning bovendien blijkt dat er in dit geval sprake is van ‘verlijmen’ bij het plaatsen van de dakopbouw en niet van lassen. Dit betekent in de visie van verweerder dat eiser met de indiening van zijn bezwaar niet meer kan bereiken dat de omgevingsvergunning wordt herroepen of dat de vergunde bouwwerkzaamheden niet meer worden uitgevoerd of dat de situatie in de oorspronkelijke staat wordt hersteld.
7.2.
Procesbelang is het belang dat een belanghebbende heeft bij de uitkomst van een procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat de belanghebbende voor ogen staat, met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor de belanghebbende van feitelijke betekenis is. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) eerder heeft overwogen (in de uitspraken van 19 juli 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1927) en 28 februari 2007 (ECLI:NL:RVS:2007:AZ9541)), kan procesbelang bestaan indien de betrokkene stelt schade te hebben geleden ten gevolge van de bestuurlijke besluitvorming. Daartoe is vereist dat tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt dat de gestelde schade daadwerkelijk als gevolg van deze bestuurlijke besluitvorming is geleden. Uit vaste jurisprudentie van de AbRvS, onder meer kenbaar uit ECLI:NL:RVS:2020:1637, volgt verder dat de vraag of sprake is van procesbelang dient te worden beantwoord naar de stand van zaken op het moment waarop het bezwaar wordt beoordeeld.
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiser geen procesbelang meer heeft.
7.3.1.
De rechtbank overweegt dat het bestreden besluit betrekking heeft op het bezwaar tegen een verleende omgevingsvergunning voor het vervangen van de gehele kapconstructie op het perceel te [plaats]. De rechtbank stelt vast dat de bouwwerkzaamheden voor wat betreft het plaatsen van de kapconstructie zijn afgerond. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat uit de bouwtekening die deel uitmaakt van de verleende omgevingsvergunning, blijkt dat er in dit geval sprake is geweest van ‘verlijmen’ bij het plaatsen van de kapconstructie en dus niet met behulp van een brander. Dat eiser – naar de rechtbank begrijpt – een lokaal dan wel landelijk verbod wenst van het gebruik van branders bij dakdekkerswerkzaamheden, voor zover dat al met deze procedure bereikt zou kunnen worden, is naar het oordeel van de rechtbank een principieel belang. Een principieel belang levert volgens vaste rechtspraak geen procesbelang op.
7.3.2.
Verder is de rechtbank van oordeel dat eiser niet tot op zekere hoogte aannemelijk heeft gemaakt dat hij schade heeft geleden ten gevolge van deze bestuurlijke besluitvorming. De enkele stelling van eiser dat hij immateriële schade zou hebben geleden, is daarvoor onvoldoende. Verweerder heeft ook hierin terecht geen procesbelang aangenomen.
7.3.3.
In de de door eiser gedane verzoeken met betrekking tot het gelasten van het laten opstellen van een psychologisch rapport, tot het opleggen van een dwangsom aan de griffie van de raad van de gemeente Leeuwarden, tot het doen van een tussenuitspraak, een gevoegde behandeling in bezwaar en tot het gelasten van de gemeente Leeuwarden om met terugwerkende kracht alsnog ontvangstbevestigingen te laten verstrekken, ziet de rechtbank evenmin aanknopingspunten voor een ander oordeel.
7.4.
Het vorenstaande betekent dat het college terecht het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep van eiser is ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Beslist wordt als volgt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep van eiser ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.S. van den Berg, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.L.A. van Kats als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2024.
griffier rechter

Rechtsmiddel

Tegen de uitspraak op het beroep kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Afschrift verzonden op: