Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 9 december 2024;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 13 december 2024.
Rechtbank Noord-Nederland
Op 20 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. De verzoeker, die zijn verzoek tot wraking indiende op 9 december 2024, was niet-ontvankelijk verklaard omdat het verzoek te laat was ingediend. De verzoeker had als grond voor zijn wrakingsverzoek aangevoerd dat de rechtbank in een eerdere beschikking van 5 juli 2024 de omgangsregeling verkeerd had opgenomen. Hij vreesde dat deze fout zou leiden tot partijdigheid in de nog te nemen beslissingen door de rechtbank. De rechter, mr. S. Dijkstra, die belast was met de behandeling van de hoofdzaak, heeft in haar schriftelijke reactie van 13 december 2024 aangegeven dat er geen sprake was van partijdigheid en dat de verzoeker zijn stelling onvoldoende had onderbouwd. De rechtbank overwoog dat volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een wrakingsverzoek tijdig moet worden ingediend, zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Aangezien de verzoeker had gewacht tot 9 december 2024 om zijn verzoek in te dienen, terwijl de feiten al op 5 juli 2024 bekend waren, oordeelde de rechtbank dat het verzoek te laat was. De rechtbank verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking en bepaalde dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.