ECLI:NL:RBNNE:2024:5072

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
LEE 23/2233
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag op grond van de Subsidieregeling verduurzaming, onderhoud en verbetering aardbevingsgebied Groningen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn subsidieaanvraag op grond van de Subsidieregeling verduurzaming, onderhoud en verbetering aardbevingsgebied Groningen. Eiser heeft op 13 december 2021 een aanvraag ingediend, die door verweerder op 10 februari 2022 is afgewezen. Het bestreden besluit van 4 april 2023, dat voortvloeit uit het bezwaar van eiser, bevestigt deze afwijzing. De rechtbank heeft het beroep op 1 november 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren, maar eiser zelf niet.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/2233

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 december 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: H. Janssen),
en

het Dagelijks Bestuur van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Baarsma).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn subsidieaanvraag op grond van de Subsidieregeling verduurzaming, onderhoud en verbetering aardbevingsgebied Groningen (de regeling).
1.1.
Eiser heeft op 13 december 2021 een aanvraag ingediend. Verweerder heeft de aanvraag op 10 februari 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 4 april 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder, conform het advies van de bezwaarcommissie, bij dat besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 1 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder. Eiser was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de subsidieaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat eisers beroepsgronden niet slagen en verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiser voert aan dat verweerder kritiekloos de erfenis van de NAM met betrekking tot de bevingsgemeenten heeft overgenomen en zich daarmee schuldig maakt aan institutionele discriminatie ten opzichte van andere inwoners van het bevingsgebied. Volgens eiser is om die reden de grondslag van de huidige regeling wankel te noemen en de regeling onrechtmatig, wegens strijd met artikel 1 van de Grondwet. Verder had de regeling volgens eiser met terugwerkende kracht aangepast moeten worden. Ter zitting heeft eiser gevraagd om erkenning van het gedane onrecht en om excuses van verweerder.
4.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij niet bevoegd is om andere (postcode-)gebieden op te nemen dan die in de regeling zijn vastgesteld. Volgens verweerder is de aanvraag overeenkomstig de bestuurlijke afspraken en binnen de wettelijke mogelijkheden behandeld. Eisers aanvraag is op goede gronden afgewezen, omdat eisers woning niet onder het versterkingsprogramma valt en verweerder gehouden is onder die omstandigheden de aanvraag af te wijzen. Verweerder heeft aangegeven geen aanleiding te zien om excuses aan te bieden omdat geen sprake is van onrechtmatigheden en de excuses die eiser wenst, buiten de sfeer van verweerder liggen.
4.2.
Eisers beroepsgronden zijn alleen gericht tegen de regeling als zodanig, die ten grondslag ligt aan het bestreden besluit. De rechtbank overweegt dat eiser zijn stelling dat er sprake is van institutionele discriminatie en de regeling daarom in strijd is met artikel 1 van de Grondwet niet deugdelijk heeft onderbouwd, zodat al daarom deze beroepsgrond niet slaagt. Ook heeft eiser niet deugdelijk onderbouwd dat de regeling buiten toepassing moet worden verklaard of onverbindend zou zijn, omdat daarin niet met terugwerkende kracht de mogelijkheid is opgenomen om schadevergoeding vanwege waardedaling toe te kennen. Verweerder heeft het bestreden besluit dan ook op goede gronden genomen. Het beroep is ongegrond.
4.3.
De rechtbank overweegt ten overvloede de mededeling van verweerder om geen aanleiding te zien voor het geven van excuses, gelet op het voorgaande te begrijpen.
Verder overweegt de rechtbank dat verweerder ter zitting inzichtelijk heeft gemaakt dat andere aanvragen van eiser wel zijn gehonoreerd, waaronder een subsidie aan eiser die verband houdt met de omstandigheid dat eisers woning geen deel uitmaakt van het versterkingsprogramma.
5. Nu geen sprake is van een onrechtmatig bestreden besluit en het beroep ongegrond is, is er geen grond voor het oordeel dat eiser aanspraak zou hebben op vergoeding van de rentekosten, een vergoeding voor de proceskosten en een vergoeding van de gestelde geleden immateriële schade.
5.1.
Verweerder heeft op zitting aangegeven dat hij bij een ongegrond beroep het griffierecht van eiser wil vergoeden. De rechtbank zal dit standpunt in de overwegingen meenemen en oordelen dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoedt.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Verweerder vergoedt het griffierecht aan eiser. Voor vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiser vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. K. Lenting, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.