ECLI:NL:RBNNE:2024:5070

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
LEE 23/4429
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag toevoeging op grond van de Wet op de rechtsbijstand wegens te hoog vermogen

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 13 december 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om toevoeging op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) beoordeeld. De aanvraag werd afgewezen omdat het vastgestelde vermogen van eiseres op de peildatum (1 januari 2021) hoger was dan de wettelijk vastgestelde norm. Eiseres had op het moment van de aanvraag, in september 2023, een spaarsaldo van € 18.000,-, wat volgens de Raad voor Rechtsbijstand betekende dat zij in staat was om de advocaatkosten zelf te voldoen. Eiseres voerde aan dat zij ten tijde van de aanvraag minder vermogen had dan het drempelbedrag en dat zij in een moeilijke financiële situatie verkeerde, maar de rechtbank oordeelde dat de Raad een goed gemotiveerde belangenafweging had gemaakt. De rechtbank concludeert dat er geen zwaarwegende of bijzondere omstandigheden zijn die zouden rechtvaardigen dat de Raad van de wettelijke bepalingen afwijkt. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/4429

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats], eiseres

en

het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, de raad

(gemachtigde: B. Niemeijer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om toevoeging.
1.1.
De raad heeft deze aanvraag met het besluit van 8 december 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 11 oktober 2023 op het bezwaar van eiseres is de raad bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De raad heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 1 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van de raad.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 5 september 2023 heeft eiseres een toevoeging op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) aangevraagd voor een procedure bij de familierechter over omgang en gezag, waar zij verwerende partij is.
2.1.
De raad heeft de aanvraag bij besluit van 8 september 2023 afgewezen, omdat het vastgestelde vermogen van eiseres op de peildatum (1 januari 2021) hoger is dan de wettelijk vastgestelde norm.
2.2.
De raad heeft het bezwaar daartegen, conform het advies van de commissie voor bezwaar (de commissie), ongegrond verklaard. Ook bij een peildatumverlegging naar
1 januari 2023, is het vermogen van eiseres hoger dan het normbedrag.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van eiseres haar verzoek om toevoeging. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. Op grond van artikel 34, tweede lid, van de Wrb, wordt geen rechtsbijstand verleend, indien de rechtzoekende beschikt over een vermogen dat hoger is dan het heffingsvrij vermogen. Niet in geschil is dat eiseres niet in aanmerking komt voor een toevoeging vanwege een te hoog vermogen op zowel 1 januari 2021 als 1 januari 2023.
6. De rechtbank stelt vast dat de procedure waar eiseres toevoeging voor heeft aangevraagd, in 2023 gevoerd en beëindigd is. Eiseres heeft zich tijdens die procedure laten bijstaan door een advocaat. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat zij die advocaatkosten inmiddels heeft voldaan. In geschil is de vraag of het onredelijk is dat eiseres zelf de advocaatkosten heeft moeten betalen.
6.1.
Eiseres voert aan dat zij ten tijde van de aanvraag – september 2023 – minder vermogen had dan het drempelbedrag. Eiseres geeft aan dat zij al veel advocaatkosten heeft moeten voldoen uit voorgaande procedures. Daarnaast heeft zij weinig financiële middelen meer wegens verschillende betalingsverplichtingen en is zij arbeidsongeschikt. Eiseres verzoekt om toepassing van de menselijke maat.
6.2.
De raad heeft ter zitting toegelicht dat hij heeft onderzocht of hij gelet op alle omstandigheden zou kunnen afwijken van de toepasselijke financiële bepalingen van de Wrb. De raad heeft beslist dat afwijking niet mogelijk is, omdat eiseres op het moment van de aanvraag beschikte over voldoende middelen om de advocaatkosten zelf te voldoen. De raad heeft in dat verband overwogen dat eiseres een toevoegingsaanvraag voor € 4.000,- tot € 8.000,- had ingediend en dat eiseres op dat moment beschikte over een spaarsaldo van
€ 18.000,-. Van eiseres mocht worden verwacht dat ze een deel van dit spaargeld zou kunnen aanwenden voor de advocaatkosten. Daarnaast heeft de raad meegewogen dat aan eiseres in 2024 wel toevoeging verleend zal worden.
6.3.
De rechtbank overweegt dat een bepaling in een wettelijk voorschrift buiten toepassing kan worden gelaten op de grond dat toepassing ervan zozeer in strijd zou zijn met algemene rechtsbeginselen of (ander) ongeschreven recht dat die toepassing achterwege moet blijven. Aangezien het hier gaat om een besluit op grond van een wet in formele zin, geldt daarbij wel de uit het toetsingsverbod uit artikel 120 van de Grondwet afgeleide verdisconteringsbeperking. Dit neemt niet weg dat in de uitvoeringspraktijk knellende situaties kunnen ontstaan.
6.4.
De rechtbank overweegt dat de raad in het geval van eiseres een goed gemotiveerde belangenafweging heeft gemaakt. De raad heeft daarbij kunnen aannemen dat de omstandigheden van eiseres niet leiden tot een zodanig schrijnende situatie dat weigering van de toevoeging onevenredig is. De raad ontkent niet dat eiseres in een moeilijke situatie zit, maar heeft ook gewezen op de aanwezigheid van het spaargeld in combinatie met de hoogte van de toevoegingsaanvraag. Verder overweegt de rechtbank dat eiseres zich in de betreffende procedure heeft laten bijstaan door een advocaat, waardoor zij feitelijk het recht van op toegang tot de familierechter heeft kunnen effectueren en de belangen van de kinderen in acht zijn genomen. De raad is daarom naar het oordeel van de rechtbank op basis van een redelijke belangenafweging tot de conclusie gekomen dat zich geen zwaarwegende of bijzondere omstandigheden voordoen die meebrengen dat moet worden afgeweken van het bepaalde in artikel 34, tweede lid, van de Wrb.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
mr.K. Lenting, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.