ECLI:NL:RBNNE:2024:5066

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
18-206437-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot moord met mes op minderjarige slachtoffer

Op 24 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot moord op een minderjarige. De verdachte heeft op 20 april 2024, in vermommende kleding en met een mes, het slachtoffer meermalen in het bovenlichaam gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met voorbedachten rade handelde, aangezien zij zich had voorbereid door een mes mee te nemen en zich te vermommen. De rechtbank oordeelde dat de poging tot moord wettig en overtuigend bewezen was, en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van vijf jaren. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de materiële schade en een deel van de immateriële schade vergoedde. De rechtbank hield rekening met de psychische gesteldheid van de verdachte, maar oordeelde dat de ernst van het feit een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigde. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsmisdrijven en de impact daarvan op slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/206437-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 december 2024 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd te [instelling].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 december 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te [plaats]. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. N. Tromp.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 20 april 2024 te [plaats], althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met voormeld oogmerk, na kalm beraad en rustig overleg,
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal, in de borst en/of zij en/of arm en/of buik, althans in het (boven)lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 20 april 2024 te [plaats], althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer], opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met voormeld oogmerk, na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen,
althans eenmaal, in de borst en/of zij en/of arm en/of buik, althans in het (boven)lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de primair ten laste gelegde poging tot moord.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot moord dan wel poging tot doodslag en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachten rade. Verdachte wilde aangever ‘waarschuwen’ vanwege zijn uitspraken over haar. De kans dat aangever zou komen te overlijden is van te voren niet bij verdachte opgekomen. Het was de bedoeling dat hij een lesje moest leren en hij dit moest voelen. Alleen wanneer er helemaal niets bekend is over het opzet van een verdachte kan volledig worden afgegaan op de uiterlijke schijn. Dat verdachte zich van te voren heeft vermomd, zegt niets over met welke intentie zij naar aangever is gegaan.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte de primair ten laste gelegde poging tot moord heeft begaan. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. De door verdachte ter zitting van 10 december 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:

Op 20 april 2024 kregen [plaats] en ik ruzie omdat hij mijn vertrouwen had geschaad. Hierdoor ben ik boos geworden en zijn [naam], [naam], [naam] en ik naar [plaats] toegegaan. Ik heb van te voren bedacht om een steekwapen mee te nemen en andere kleding aan te trekken, namelijk een bivakmuts, een zonnebril, de jas van [naam] en een broek van [naam]. [plaats] en [naam] wisten niet dat ik ook zou komen. Ik rende gelijk naar binnen, zonder enig woord met [plaats] uitgewisseld te hebben. Ik had tijdens het naar binnen rennen het mes al in mijn hand. Het klopt dat ik gelijk bij binnenkomst meerdere keren op [plaats] zijn bovenlichaam heb ingestoken.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 april 2024 (inclusief bijlagen), opgenomen op pagina 411 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland onderzoek Lemsteraak/NN3R024033 d.d. 28 augustus 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer]:

Op 20 april 2024 was ik bij een vriend van mij te [plaats]. Ik was bij [naam] binnen. Bij [naam] zouden meer mensen komen en wij zouden naar buiten gaan. Toen de bel ging deed [naam] de deur open. Ik liep achter [naam] aan naar de deur toe. Toen de bel ging dachten wij dat dit [naam] zou zijn. Het was [naam] ook maar er stonden meer mensen voor de deur. Toen de deur geopend was rende iemand naar binnen toe. Deze persoon had een bivakmuts op en droeg een zonnebril. De persoon die binnen kwam rende meteen op mij af. Toen de persoon bij was begon zij mij te steken met een scherp voorwerp. Ik voelde een soort van druk op mijn lijf. Ik voelde pijn in mijn arm. Ik ben in mijn rechter arm gestoken, onder mijn rechter oksel en in het midden van mijn borst ter hoogte van mijn borstbeen. Ik ben dus in totaal vier keer gestoken. Ik wist eigenlijk gelijk dat de persoon die mij heeft gestoken [verdachte] was.

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 mei 2024 (inclusief bijlagen), opgenomen op pagina 504 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisant [naam], zakelijk weergegeven:

Betreffende camerabeelden van 20 april 2024, opgenomen met de camera die aan de buitenkant van het pand [naam] is bevestigd aan de rechterzijde van de toegangsdeur. Er komen twee fatbikes aan bij het pand. De persoon die achterop de tweede fatbike zit heeft volledige gezichtsbedekking. De toegangsdeur van het gebouw is dicht. De persoon achterop de tweede fatbike stapt af en gaat om het hoekje van het gebouw staan. Er is te zien dat deze persoon iets blinkends in de rechterhand heeft. Een van de twee personen die op de eerste fatbike reed, verschijnt voor de toegangsdeur van het pand. De persoon voor de toegangsdeur en de persoon om het hoekje lijken naar elkaar te kijken. De toegangsdeur wordt geopend, [naam] komt naar buiten en de persoon die om het hoekje stond komt aanlopen, met iets in de rechterhand. Deze persoon duwt [naam] achteruit en vangt de deur op zodat deze niet dichtvalt. Deze persoon rent vervolgens naar binnen.

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 mei 2024 (inclusief bijlage), opgenomen op pagina 464 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisant [naam] zakelijk weergegeven:

Betreffende camerabeelden van 20 april 2024, opgenomen met de camera binnen bij het pand [naam]. De aanvaller die binnen komt stormen, zet meteen de aanval in op de op dat moment enige aanwezige persoon, zijnde het latere slachtoffer. Ik zie dat de aanvaller vijf keer een stekende beweging met de rechterhand met daarin een op een mes gelijkend voorwerp naar het lichaam van het slachtoffer heeft gemaakt:
1x naar de rug van het slachtoffer
1x naar rechterzijde van het bovenlichaam van het slachtoffer
2x naar de borst van het slachtoffer
lx naar de rechterarm van het slachtoffer

5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 juli 2024 (inclusief bijlagen), opgenomen op pagina 222 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte :

Uiteindelijk zei ik tegen [naam]: prima ik ga mee maar wees er bewust van dat het drama wordt en geen gezellig afspraakje omdat ik wist dat ik uit me plaat zou gaan. Iets daarvoor heb ik het in me mond gehaald van of er wordt gevochten of gestoken omdat ik gewoon helemaal loco in me kop werd
.[naam] vroeg nog om niet gelijk te gaan steken.

6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 mei 2024 (inclusief bijlage), opgenomen op pagina 499 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisant [naam] zakelijk weergegeven:

Op de camerabeelden van [naam] die binnen zijn gemaakt is de aanvaller te zien met een mes in de rechterhand. Op basis van de foto’s van de beelden is de geschatte totale lengte van het mes, handvat plus lemmet, 30 centimeter.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte is in de avond van 20 april 2024 tezamen met [naam], [naam] en [naam] naar aangever gegaan. Aangever zou roddels over haar verspreiden waardoor zij ruzie met elkaar kregen. Verdachte was op dat moment, volgens haar eigen verklaring, boos en onder invloed. In eerste instantie zou [naam] samen met [naam] naar aangever en zijn vriend gaan. Verdachte wist dit en besloot uiteindelijk om ook mee te gaan naar de locatie waar aangever zich op dat moment bevond. Verdachte heeft tegen [naam] gezegd dat het geen gezellige afspraak zou worden en dat er mogelijk gevochten of gestoken zou worden omdat zij helemaal ‘loco’ in haar hoofd werd. Daarnaast heeft verdachte besloten om een mes, van circa 30 centimeter, mee te nemen en om andere kleding te dragen, namelijk een bivakmuts, een zonnebril, de jas van [naam] en een broek van [naam]. Aangekomen bij het gebouw van [naam] te [plaats] waar aangever op dat moment aanwezig was, stond verdachte om de hoek bij de voordeur. Aangever wist niet dat verdachte ook zou komen. [naam] belde aan en op het moment dat de voordeur werd opengedaan rende verdachte gelijk naar binnen op aangever af, met het mes al in haar handen. Zonder dat er enige interactie tussen hen beiden had plaatsgevonden heeft verdachte in volle vaart en met kracht aangever met het mes aangevallen. Verdachte heeft vijf wilde steekbewegingen naar het bovenlichaam van aangever gemaakt en hem daarbij in zijn borst, oksel en arm geraakt. Vervolgens is verdachte vertrokken en heeft zij zich de volgende dag (met hulp van anderen) van het mes ontdaan. In het ziekenhuis is gebleken dat aangever vier steekverwondingen heeft opgelopen. Een vijfde steekbeweging leidde niet tot letsel, enkel tot schade aan de dikke jas.
Opzet
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte naar uiterlijke verschijningsvorm vol opzet gehad om aangever te doden. Zij is, toen de toegangsdeur open ging, direct en zonder enige aarzeling naar binnen geglipt. Zij heeft zich vervolgens vol op aangever gestort en heeft meermalen en doelbewust op het bovenlichaam van aangever gestoken, een gedeelte van het lichaam waarin iemand met een mes gemakkelijk dodelijk kan worden verwond. Het is een feit van algemene bekendheid, dus ook verdachte heeft dit geweten, dat met het steken in het bovenlichaam, richting de borst en de hals, dodelijk letsel kan worden toegebracht.
Voorbedachten rade
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel "voorbedachten rade" moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat zij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat zij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte het vooropgezette plan heeft gehad om aangever van het leven te beroven.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ruimschoots, zowel voorafgaand als op van het moment van het steken, de mogelijkheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven. Verdachte heeft namelijk, nadat zij had besloten om toch mee te gaan naar aangever en zijn vriend, een mes gepakt en zich omgekleed zodat zij niet herkend zou worden. In die tijd had verdachte de gelegenheid zich te beraden op haar te nemen of reeds genomen besluit. Die tijd en gelegenheid had verdachte ook toen zij onderweg was naar aangever en zijn vriend. Zij is het pand binnengekomen door te wachten totdat de deur geopend werd, vervolgens [naam] weg te duwen en naar binnen te glippen. Daarna is ze overgegaan tot het steken. Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden waaruit kan volgen dat de verdachte niet in overeenstemming met het voorgenomen besluit is blijven handelen of anderszins kenbaar van dat genomen besluit afstand heeft genomen. Het handelen van verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank naar zijn uiterlijke verschijningsvorm dan ook niet anders worden begrepen dan zijnde gericht op het met voorbedachten rade van het leven beroven van aangever.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de ten laste gelegde poging tot moord wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de primair ten laste gelegde poging tot moord wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij op 20 april 2024 te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met voormeld oogmerk, na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, meermalen, in de borst en arm, van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair.poging tot moord.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de primair ten laste gelegde poging tot moord wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een gevangenisstraf die lager is dan vijf jaren waarvan een deel voorwaardelijk zodat de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd opgelegd kunnen worden. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen vanwege haar psychische gesteldheid.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies van 21 november 2024, het Pro Justitia rapport van 27 september 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 november 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot moord. Verdachte is met een mes en in een vermomming, namelijk door het dragen van onder andere een bivakmuts, naar het minderjarige slachtoffer gegaan en heeft hem vanuit het niets meermalen met het mes in zijn bovenlichaam gestoken. Dat het slachtoffer daarbij niet is overleden, is niet aan het handelen van verdachte te danken geweest. Het slachtoffer droeg op dat moment een dikke winterjas, vest en T-shirt, hetgeen schadebeperkend heeft gewerkt. Er mag van geluk gesproken worden dat het steken door verdachte geen fatale afloop heeft gehad. De lichamelijke integriteit van het slachtoffer heeft verdachte op ernstige wijze geschonden. Slachtoffers van dergelijk gewelddadig gedrag kunnen daarvan lange tijd psychische en lichamelijke gevolgen ondervinden. Daarnaast zorgt dit feit voor gevoelens van angst en onveiligheid voor de samenleving.
De persoon van verdachte
In het kader van onderhavige strafzaak heeft er een psychologisch onderzoek plaatsgevonden. In het op 27 september 2024 uitgebrachte Pro Justitia rapport betreffende verdachte, opgemaakt door GZ-psycholoog drs. N.A. Schoenmaker, is vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een ontwikkelingsstoornis in de vorm van een licht verstandelijke beperking en een gebrekkige zelfredzaamheid. Voorts heeft verdachte disfunctionele persoonlijkheidstrekken in de vorm van vermijdende, borderline en antisociale persoonlijkheidstrekken. Daarnaast bestaat er bij veroordeelde een stoornis in alcoholgebruik. Hiervan was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde feit.
De kans op recidive wordt ingeschat als laag tot matig. Door de deskundige wordt geadviseerd een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde ambulante forensische behandeling gericht op mensen met een licht verstandelijke beperking en verslavingsproblematiek. Daarnaast wordt door de deskundige geadviseerd het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank kan zich verenigen met de conclusies van de deskundige en is dan ook van oordeel dat het bewezen verklaarde verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. De rechtbank zal dit gegeven in strafmatigende zin meewegen.
De reclassering heeft in haar rapport van 21 november 2024 - kort samengevat - het volgende vermeld. De reclassering ziet min of meer problemen op alle leefgebieden. Verdachte dronk in de periode voorafgaand aan het feit overmatig alcohol. Verdachte erkent haar problemen op diverse leefgebieden en staat open voor begeleiding en behandeling. De reclassering acht het recidiverisico hoog en het risico op letselschade gemiddeld, omdat verdachte eerder is veroordeeld voor feiten waarbij geweld gebruikt is. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld. Hoewel verdachte haar problemen erkent en gemotiveerd is voor behandeling en begeleiding, zijn eerdere hulpverleningstrajecten niet altijd goed verlopen. De reclassering adviseert om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van het feit en de impact daarvan op het slachtoffer alsmede de omstandigheden waaronder dat feit is begaan, het opleggen van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende sanctie is. Dit laat onverlet dat de rechtbank op de zitting heeft kunnen zien dat verdachte oprecht spijt lijkt te hebben van het gebeuren. Ook is duidelijk dat dit feit de nodige gevolgen zal hebben voor het persoonlijke leven van verdachte en dat van haar kinderen. Tevens ziet de rechtbank dat het verdachte niet meegezeten heeft in het leven. Maar alles overziend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van het voorarrest, conform de eis van de officier van justitie, gelet op de ernst van het feit passend en geboden. Gelet op de hoogte van de straf is een gedeeltelijk voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden niet aan de orde.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 599,14 ter vergoeding van materiële schade en € 5.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade gedeeltelijk kan worden toegewezen, al dan niet met gebruikmaking van de schattingsbevoegdheid van de rechtbank. De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de immateriële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De vordering dient te worden toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële- en immateriële schade gedeeltelijk kan worden toegewezen waarbij de rechtbank gebruik dient te maken van haar schattingsbevoegdheid en het gevorderde bedrag gematigd dient te worden.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade, die ziet op vergoeding van de kosten voor de kleding en de reiskosten, heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Dit deel van de vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 april 2024.
De rechtbank is van oordeel dat uit de onderbouwing van de materiële schade, die ziet op vergoeding van de kosten voor mantelzorg, onvoldoende blijkt dat sprake is van een rechtstreeks gevolg van het strafbare feit. De rechtbank zal daarom de vordering ten aanzien van deze schade niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op € 3.000,00. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 april 2024 en voor het overige deel afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Benadeelde partij

Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer]te betalen:
- het bedrag van € 3.379,14 (zegge: drieduizend driehonderdnegenenzeventig euro en veertien eurocent);
- de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 april 2024 tot de dag van algehele voldoening;
- de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van
[slachtoffer]ten aanzien van de immateriële schade voor het overige af.
Verklaart de vordering van
[slachtoffer]ten aanzien van het materiële deel voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer]aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.379,14 (zegge: drieduizend driehonderdnegenenzeventig euro en veertien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 april 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 379,14 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van
43 dagenkan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen voorzitter, mr. M.C. Fuhler en mr. R.D. van Essen, rechters, bijgestaan door mr. D. Flanderijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 december 2024.
Mr. M.C. Fuhler is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.